30 413
Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij gevraagd (07-SZW-B-048) de Kamer te informeren over de voortgang in het dossier van de Algemene Pensioeninstelling (API). De vaste commissie verzocht mij daarbij met name in te gaan op de vraag hoe aan de API verder wordt richtinggegeven en of er wordt gekozen voor verzekeraars dan wel pensioenfondsen.

In mijn brief van 22 juni jl. (Kamerstukken II 2006/2007, 30 413, nr. 99) heb ik aangegeven dat de introductie van de API tegemoet moet komen aan de beperking dat de Nederlandse wetgeving momenteel (behalve het pensioenfonds) geen pensioeninstelling kent in de zin van de Europese richtlijn voor pensioeninstellingen (richtlijn 2003/41/EG) die een geïntegreerd pensioenproduct – dat wil zeggen het verzekeringstechnische product inclusief het vermogensbeheer en de administratie – op de markt kan zetten.

Met de API wordt beoogd een vehikel te introduceren dat de ruimte die wordt geboden door de Europese richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (richtlijn 2003/41/EG; ook wel aangeduid als IORP-richtlijn) volledig kan benutten. Het is dan ook de bedoeling om de API meer mogelijkheden te bieden dan het pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. In tegenstelling tot het pensioenfonds zal de API bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van de ruimere productafbakening van de richtlijn. Verder zal voor de API niet de eis van één financieel geheel, zoals die voor pensioenfondsen van toepassing is, hoeven te gelden.

Om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die de richtlijn biedt, zal de API onder de reikwijdte van de IORP-richtlijn moeten vallen. Ook het pensioenfonds zoals wij dat in Nederland kennen, valt onder deze richtlijn. Dat geldt evenwel niet voor verzekeraars. Het gaat bij de verdere inrichting van de API met andere woorden niet om de keus tussen een pensioenfonds of een verzekeraar. Beoogd wordt juist om de API als een nieuwe pensioenuitvoerder naast deze reeds bestaande uitvoerders te plaatsen. Dit vereist een goede afbakening tussen deze instituten.

Deze afbakening is uiterst complex, ook in relatie tot de invulling van governance en medezeggenschap. Verder hangt ook de invulling van het toezichtsregime nauw samen met de bedoelde afbakening. Het toezichtsregime kan immers pas vastgesteld worden als duidelijk is welke voorwaarden er wel en niet op de API van toepassing zullen zijn. Zoals ik in mijn eerder genoemde brief aan de Kamer heb aangegeven, zullen in ieder geval de (minimum) bepalingen uit de genoemde richtlijn van toepassing moeten zijn op de API teneinde onder de reikwijdte van de IORP-richtlijn te vallen.

Het is mijn voornemen om nog voor het einde van dit jaar met een voorstel te komen, waarmee ook de consultatie van de spelers in het veld ter hand kan worden genomen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven