30 412
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 21 februari 2006

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel dat strekt tot wijziging van een aantal wetten, teneinde deze wetten in overeenstemming te brengen het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (verder: het Europese Hof) inzake de registratie van zeeschepen en de voorwaarden voor inschrijving in de Nederlandse registers (Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk der Nederlanden, zaak C-299/02).

In het voorgestelde nieuwe artikel 311 van het Wetboek van Koophandel en artikel 3 van de Wet nationaliteit Zeeschepen blijft het nationaliteitscriterium een rol spelen, zij het buiten het gebied dat door het gemeenschapsrecht wordt bestreken. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om nader toe te lichten waarom wordt vastgehouden aan een verruimd nationaliteitscriterium. Het arrest van het Europese Hof geeft, zo menen deze leden, toch duidelijk aan dat primair gekeken moet worden naar de mogelijkheden tot een doeltreffend toezicht en een effectieve rechtsmacht over schepen die de Nederlandse vlag voeren. Ook de Raad van State heeft gewezen op het risico dat deze bepalingen nog steeds op gespannen voet staan met de regels inzake het vrije verkeer van vestiging. Dat het toelaten van rechtsvormen uit alle delen van de wereld uitvoeringsproblemen veroorzaakt bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, zoals de regering betoogt, doet volgens deze leden, aan dit risico niets af. Dat geldt eveneens voor het door de regering aangevoerde argument dat de rechtszekerheid van zeevarenden gewaarborgd dient te worden door de eis te stellen dat sprake moet zijn van een vennootschap in de zin van artikel 48 van het EG-verdrag. Kan de regering aangeven welke gevolgen het geheel schrappen van het nationaliteitscriterium uit de wet zou hebben, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie zijn verontrust over het feit dat de Rijkskaderwet zeeschepen nog steeds niet bij de Tweede Kamer is ingediend.

Volgens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is de regeling van de nationaliteit van zeeschepen een aangelegenheid van het Koninkrijk. De voorliggende kwestie dient daarom bij Rijkswet te worden geregeld. Deze leden kunnen begrip opbrengen voor het spoedeisende karakter van onderhavige wetswijziging, maar wensen meer inzicht te krijgen in de termijn waarop zij Rijkskaderwet zeeschepen kunnen ontvangen.

Deze leden vragen ten slotte of de regering hen in kennis kan stellen van de reacties en opvattingen van de diverse belanghebbenden, zoals de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij (NVKK) en organisaties voor zeevarend personeel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging. Deze leden waarderen de inspanningen van de regering om de uitspraken van het Europese Hof in de Nederlandse wetgeving op te nemen.

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen. Zo willen deze leden allereerst weten op welke manier de Inspectie Verkeer en Waterstaat het toezicht op de Zeebrievenwet zal regelen.

Daarnaast willen deze leden weten of de overige EU-lidstaten stuiten op problemen in de praktijk op het gebied van de handhaving en rechtsmacht. Welke problemen spelen er en op welke manier worden deze problemen opgelost? Anticipeert de regering op mogelijke problemen in de handhaving? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

De voorzitter van de commissie

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie

Beuker


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) en Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven