nr. 20
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2006
Hierbij bied ik u ter informatie en conform mijn toezegging aan de Tweede
Kamer bij de behandeling van de Wet handhaving consumentenbescherming (Eerste
Kamer 2005–2006, 30 411, nr. A) het eerste consultatiedocument
van de Consumentenautoriteit aan1.
Het wetsvoorstel voor de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc),
waarmee aan de Consumentenautoriteit formeel bevoegdheden worden toegekend,
ligt momenteel voor in de Eerste Kamer en zal naar verwachting dit najaar
worden behandeld. Daarna kan de Consumentenautoriteit met haar toezichts-
en handhavingsactiviteiten starten. Vooruitlopend hierop consulteert de Consumentenautoriteit
onder mijn verantwoordelijkheid betrokken partijen over de prioriteringscriteria
en voorgenomen aandachtsgebieden voor het komende jaar. Daarvoor is dit consultatiedocument
bedoeld.
Collectieve consumentenbelangen
Met de Tweede Kamer is bij de behandeling van het bovengenoemde wetsvoorstel
ook gesproken over het begrip collectieve consumentenbelangen. Het lid Örgü
(VVD) heeft hierover een motie ingediend (Tweede Kamer 2005–2006, 30 411,
nr. 15). Daarover wil ik het volgende opmerken. De Consumentenautoriteit
is bevoegd op te treden tegen overtredingen van consumentenregels uit het
Burgerlijk Wetboek en uit de Prijzenwet en de Colportagewet. Het wetsvoorstel
Whc spreekt van collectieve belangen als de belangen van een aantal consumenten
door een inbreuk zijn of kunnen worden geschaad. Dat is een vrij ruime definitie.
Mij zijn tot op heden in andere OESO landen of in andere lidstaten van de
EU geen nadere definities van dit begrip bekend. Duidelijk is in ieder geval,
dat de definitie uitsluit dat de Consumentenautoriteit optreedt in geschillen
tussen een individuele consument en een aanbieder.
Maar daarnaast zijn veel situaties mogelijk: immers, een «aantal
consumenten» zal worden geraakt indien een landelijke elektronicaketen
onredelijke algemene voorwaarden hanteert, maar evenzo kan «een aantalconsumenten» worden geraakt indien een lokale supermarkt misleidende
reclame-uitingen hanteert. In beide voorbeelden zou gesproken kunnen worden
van «collectieve consumentenbelangen». Niettemin is duidelijk,
dat er een groot verschil zit tussen de «aantallen consumenten»
die kunnen worden geschaad in de twee genoemde voorbeelden.
Het aantal klachten dat de Consumentenautoriteit ontvangt over een bepaalde
gedraging van een aanbieder, is niet bepalend voor de vraag of sprake is van
een «collectief consumentenbelang». Het kan immers zo zijn, dat
al deze klachten andersoortige en «op zichzelf staande gevallen zijn»
die niet wijzen op een structurele overtreding door de desbetreffende aanbieder.
Evengoed kan een enkele klacht, een signaal uit de media of van een andere
toezichthouder voldoende zijn voor de Consumentenautoriteit een onderzoek
te starten, indien het vermoeden bestaat dat sprake is van een gedraging van
een aanbieder die het kenmerk in zich heeft dat meerdere consumenten op eenzelfde
manier zijn of kunnen worden geraakt.
Het is aan de Consumentenautoriteit aan te tonen dat consumenten zijn
of worden geraakt door een bepaalde gedraging van een aanbieder. Daarvoor
is niet noodzakelijk dat een groot aantal consumenten al is geschaad door
een bepaalde gedraging. Het is voldoende dat aannemelijk wordt gemaakt dat
consumenten in de toekomst kunnen worden geraakt door zo’n gedraging
van een aanbieder als deze zijn praktijk niet aanpast. Bewijs van individuele
consumenten die al schade hebben ondervonden, kan daarbij uiteraard wel ondersteunend
zijn.
De Consumentenautoriteit zal niet in alle gevallen waarin mogelijk sprake
is van een inbreuk op de collectieve consumentenbelangen kunnen optreden.
De beperkte omvang van de organisatie noodzaakt tot het maken van keuzes.
Op basis van selectiecriteria die in het consultatiedocument staan genoemd
en die nu aan marktpartijen worden voorgelegd, zal tot een nadere afweging
van werkzaamheden worden gekomen. Daarbij zal de impact van de inbreuk leidend
zijn. Het kan daarbij zowel om de omvang van de schade voor consumenten, de
aantasting van het consumentenvertrouwen als de gevolgen voor de eerlijke
handel tussen ondernemingen gaan.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
C. E. G. van Gennip