30 411
Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming)

nr. 18
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 juni 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.2b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel c, sub c.1,.

2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid en het vierde tot het vijfde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan, indien zij van oordeel is dat een intracommunautaire inbreuk op een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel c, sub c.2, van de bijlage bij deze wet, heeft plaatsgevonden:

a. een bestuurlijke boete opleggen;

b. een last onder dwangsom opleggen.

3. In het vijfde lid wordt «derde lid» vervangen door: derde en vierde lid.

B

Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 7A CONSUMENTENBESCHERMING

Artikel 7a.1

1. De in dit hoofdstuk neergelegde bepalingen gelden uitsluitend indien de wederpartij een consument is.

2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. consument: een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;

b. algemene voorwaarden: een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.

Artikel 7a.2

1. Degene die een dienst van de informatiemaatschappij verleent als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, neemt artikel 15d, eerste en tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

2. Indien commerciële communicatie als bedoeld in artikel 15e, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, deel uitmaakt van een dienst van de informatiemaatschappij of een dergelijke dienst vormt, zorgt degene in wiens opdracht de commerciële communicatie geschiedt, dat artikel 15e, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in acht wordt genomen.

3. De dienstverlener, bedoeld in het eerste lid, neemt de artikelen 227b, eerste en tweede lid, en 227c, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

4. Indien een wederpartij langs de elektronische weg een verklaring als bedoeld in artikel 227c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek uitbrengt die door de in het eerste lid bedoelde dienstverlener mag worden opgevat hetzij als een aanvaarding van een door hem langs de elektronische weg gedaan aanbod, hetzij als een aanbod naar aanleiding van een door hem langs de elektronische weg gedane uitnodiging om in onderhandeling te treden, bevestigt de dienstverlener de ontvangst van deze verklaring zo spoedig mogelijk langs elektronische weg aan de wederpartij.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing, indien een overeenkomst uitsluitend door middel van de uitwisseling van elektronische post of een soortgelijke vorm van individuele communicatie tot stand komt.

Artikel 7a.3

Degene die algemene voorwaarden gebruikt in een overeenkomst met een consument, bindt die consument niet aan een beding als bedoeld in artikel 236 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7a.4

Bij een consumentenkoop als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, neemt de verkoper artikel 6a, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

Artikel 7a.5

1. De toezending van een niet bestelde zaak of het verrichten van een niet opgedragen dienst met het verzoek tot betaling van een prijs, bedoeld in artikel 7, tweede en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is niet toegestaan.

2. De verkoper of dienstverlener neemt bij een koop op afstand als bedoeld in artikel 46a, onder b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 46c en 46h, eerste, tweede, vierde, vijfde en zevende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

3. Een ieder die elektronische contactgegevens voor elektronische berichten heeft verkregen in het kader van de verkoop van een zaak mag deze gegevens slechts gebruiken voor het overbrengen van communicatie ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand met betrekking tot eigen gelijksoortige zaken, indien daarbij artikel 46h, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht wordt genomen.

4. Degene die ongevraagd communicatie overbrengt of mededelingen doet ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand, neemt artikel 46h, zesde en zevende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

5. Op het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid, is artikel 46i van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7a.6

1. Een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en die een koop aangaat als bedoeld in artikel 48a, onder a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek:

a. draagt er zorg voor dat de koop schriftelijk wordt aangegaan;

b. draagt er zorg voor dat de koopakte voldoet aan de bij of krachtens 48b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gestelde eisen, en

c. neemt artikel 48b, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

2. Een verkoper als bedoeld in het eerste lid, neemt artikel 48f van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

Artikel 7a.7

Een reisorganisator als bedoeld in artikel 500 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek neemt de bij of krachtens de artikelen 501 en 502 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gestelde eisen in acht.

C

Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

e. artikel 3.2b, tweede lid, komt te luiden:

2. Met betrekking tot de toepassing van het eerste lid:

a. zijn de artikelen 2.10, 2.16 en 2.17 van overeenkomstige toepassing;

b. is artikel 74 van de Wet financiële dienstverlening alsmede de bij die wet behorende bijlage van overeenkomstige toepassing.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. artikel 3.2b, vijfde lid, komt te luiden:

5. De artikelen 2.10, 2.15, 2.16, 2.17 en 4.3, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

D

Onderdeel a van de bijlage komt te luiden:

Onderdeel a 
  
Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (PbEG L 250); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 290)artikelen 194 tot en met artikel 196 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
  
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)het bepaalde bij of krachtens de artikelen 500 en 503 tot en met 513 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)artikelen 231 tot en met 235 en 237 tot en met 247 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de overtreder een beding als bedoeld in artikel 236 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gebruikt
  
Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)het bepaalde bij of krachtens de artikelen 48a, 48c, 48d, 48e en 48g van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  
Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271). artikelen 46a, 46b, 46d tot en met 46g, 46i, uitgezonderd de tweede volzin van het eerste lid, en 46j van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)artikelen 5, 6 en 6a, eerste, vierde en vijfde lid, artikelen 17 tot en met 19, artikelen 21 tot en met 23 en artikel 25 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)artikelen 15a tot en met 15c en 15f van boek 3, artikel 196c en artikelen 227a, 227b, vierde, vijfde en zesde lid, en 227c, derde, vijfde en zesde lid, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek

E

Aan onderdeel b wordt het volgende toegevoegd:

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)Artikel 7a.2 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)Artikel 7a.3 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)Artikel 7a.4 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271). Artikel 7a.5 van deze wet en artikelen 11.7 en 11.8 van de Telecommunicatiewet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)Artikel 7a.6 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)Artikel 7a.7 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

F

Onderdeel c van de bijlage komt te luiden:

Onderdeel c 
  
Sub c.1 
  
Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PbEG L 42); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1998, L 101). het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, 31, 35 en 100 van de Wet financiële dienstverlening
  
Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (PbEU L 271)het bepaalde bij of krachtens de artikelen 31, 35, 40, 41 en 100 van de Wet financiële dienstverlening
  
Sub c.2  
  
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)Artikel 7a.2 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)Artikel 7a.3 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)Artikel 7a.4 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271). Artikel 7a.5 van deze wet en artikelen 11.7 en 11.8 van de Telecommunicatiewet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)Artikel 7a.6 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit
  
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)Artikel 7a.7 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Toelichting

Met deze Nota van Wijziging wordt een aantal materiële consumentenbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek in het wetsvoorstel overgenomen. Hierdoor wordt het mogelijk om de desbetreffende normen bestuursrechtelijk te handhaven. Dit betekent dat de Consumentenautoriteit en de Stichting Autoriteit Financiële Markten bij overtreding van deze bepalingen in het wetsvoorstel een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete kunnen opleggen.

Bij de overname van de bepalingen in het wetsvoorstel is qua formulering zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de overeenkomstige bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Voorts wordt artikel 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht genomen. Op basis van dit artikel kan alleen een bestuurlijke boete worden opgelegd wanneer er in de wetge- ving een gebods- of verbodsbepaling is opgenomen die nauwkeurig, duidelijk en ondubbelzinnig is geformuleerd.

Niet alle consumentenbepalingen in het Burgerlijk Wetboek lenen zich voor overname in het wetsvoorstel en dus voor bestuursrechtelijke handhaving. Zo bevat het Burgerlijk Wetboek een aantal consumentenbepalingen die zich gezien hun meer open aard niet leent voor overname in het wetsvoorstel. Alleen voor bestuursrechtelijke handhaving komen in aanmerking de normen waarvan de overtreding eenvoudig is vast te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de informatieverplichtingen van de handelaar jegens de consument op het gebied van consumentenkoop, koop op afstand, e-commerce, pakketreizen en time-share. De beoordeling en vaststelling van meer open normen dienen te worden overgelaten aan de civiele rechter, en deze zullen derhalve niet als materiële norm worden opgenomen in het wetsvoorstel. Daarnaast houden enkele consumentenbepalingen geen rechten voor consumenten in, deze zijn om die reden niet als materiële norm overgenomen in het wetsvoorstel.

De consumentenbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek die niet zijn overgenomen in het wetsvoorstel kan de Consumentenautoriteit en de Stichting Autoriteit Financiële Markten – op grond van het wetsvoorstel – privaatrechtelijk handhaven via de bijzondere verzoekschriftprocedure bij het Hof Den Haag. Bepalingen die wél zijn overgenomen uit het Burgerlijk wetboek kunnen niet (meer) privaatrechtelijk worden gehandhaafd door de Consumentenautoriteit en de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Naar boven