nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2007
Dinsdag 6 oktober jl. vond in de Tweede Kamer de plenaire behandeling
plaats van het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Snijder-Hazelhoff
(VVD) en Waalkens (PvdA) tot wijzing van de Flora- en faunawet in verband
met het verbod op de handel in producten van zadelrobben en klapmutsen.
Gelet op de brede steun voor het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik
toegezegd dat de regering zelf met een algemene maatregel van bestuur zal
komen om het verbod op de handel in producten van zadelrobben en klapmutsen
te regelen. Verscheidene fracties hebben mij deze vraag gesteld, waarbij werd
aangegeven dat dit beter past in de wetsystematiek van de Flora- en faunawet,
waarbij soorten niet in de wet zelf, maar in lagere regelgeving worden aangewezen.
De vaste commissie voor LNV heeft mij gevraagd hoe het tijdpad voor deze
algemene maatregel van bestuur eruit zal zien. Zoals toegezegd zijn de voorbereidingen
daartoe begonnen. Zoals aangegeven zal voor de invulling van de algemene maatregel
van bestuur direct worden aangesloten bij de inhoud en reikwijdte van het
initiatiefwetsvoorstel. Dit mede omwille van de snelheid. Immers de huidige
maatregelen, zoals vervat in het initiatiefwetsvoorstel, zijn reeds genotificeerd
aan de Europese Commissie en de Wereld Handelsorganisatie. Indien het voorstel
wordt gewijzigd, dient een nieuwe notificatieprocedure te worden gestart,
waarbij een termijn van enkele maanden in acht genomen moet worden waarin
de algemene maatregel van bestuur niet in werking kan treden (standstill termijn).
Dit zal het wetgevingsproces vertragen.
Na het opstellen van de ontwerp algemene maatregel van bestuur moeten
de volgende procedurele stappen worden doorlopen: behandeling in de ministerraad,
advisering door de Raad van State, vaststelling en publicatie in het Staatsblad.
Bij de spoedprocedure die ik voorsta, verwacht ik dat de algemene maatregel
van bestuur in de maand mei in het Staatsblad kan worden gepubliceerd
en in het kader van de in artikel 103 van de Flora- en faunawet voorziene
nahangprocedure aan de Eerste en Tweede Kamer kan worden gezonden.
Inwerkingtreding kan ingevolge artikel 103 eerst plaatsvinden twee maanden
na publicatie in het Staatsblad.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman