30 404
Wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 juli 2005 en het nader rapport d.d. 5 december 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2005, no. 05.001791, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs, met memorie van toelichting.

Het voorstel bevat een aantal aanpassingen van de voorschriften omtrent het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het onderwijs, die in de praktijk noodzakelijk zijn gebleken.

De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het voorstel, maar maakt kanttekeningen over de relatie met de invoering van het burgerservicenummer en over het gegevensverkeer tussen de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA’s). In verband hiermee acht hij enige aanvulling van de toelichting wenselijk.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 mei 2005, nr. 05.001791, machtigde Uw Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 juli 2005, nr. W05.0175/III, bied ik U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan.

1. Samenhang met het burgerservicenummer

Het voorstel heeft onder andere betrekking op de mogelijkheid voor scholen om rechtstreeks persoonsgegevens met betrekking tot leerlingen of deelnemers, waaronder het sofi-nummer, op te vragen uit de GBA. Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn wetsvoorstellen in voorbereiding die het sofi-nummer zullen vervangen door het burgerservicenummer. De beoogde datum van invoering is 1 januari 2006. Volgens paragraaf 1.27 van de toelichting zal de technische afstemming tussen het onderhavige voorstel en de voorstellen over het burgerservicenummer plaatsvinden in het wetsvoorstel dat het laatst bij de Eerste Kamer wordt ingediend.

Dit roept de vraag op of de thans voorgestelde wijzigingen zodanig urgent zijn dat de invoering van het burgerservicenummer niet kan worden afgewacht. Daarbij is van belang dat volgens de eerste alinea van de toelichting de wijzigingen in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarschijnlijk pas in de tweede helft van 2006 in werking zullen treden, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de wet op het persoonsgebonden nummer in het onderwijs. De toelichting vermeldt niet waarom deze wijzigingen niet kunnen wachten tot de invoering van het burgerservicenummer.

Voorts is het de bedoeling dat gebruikers van een burgerservicenummer bij de onderlinge uitwisseling van gegevens uitsluitend gebruikmaken van dat nummer, en dat geregistreerden uitsluitend dit persoonsnummer hoeven te verstrekken. Dit roept de vraag op welke gevolgen de invoering van het burgerservicenummer zal hebben voor het persoonsgebonden nummer in het onderwijs. De toelichting laat zich daar niet over uit.

De Raad adviseert in de toelichting op deze vragen in te gaan.

1. Overeenkomstig het advies van de Raad is in de toelichting ingegaan op de vraag waarom de wijzigingen niet kunnen wachten tot de invoering van het burgerservicenummer en op de vraag, welke gevolgen het burgerservicenummer in het onderwijs zal hebben voor het persoonsgebonden nummer in het onderwijs (zie paragraaf 1.25).

2. Gevolgen voor de IB-Groep en de GBA’s

Volgens paragraaf 1.1. van de toelichting zal de verstrekking van het sofi-nummer door de IB-Groep leiden tot een grote vermindering van de administratieve lasten voor scholen en instellingen, omdat zij niet langer de persoonsgebonden nummers aan de leerlingen of deelnemers hoeven te vragen en deze gegevens handmatig moeten invoeren in hun administratie. Deze taak wordt neergelegd bij de IB-Groep, die voortaan alle persoonsgebonden nummers zal aanvragen bij de GBA. Dit roept de vraag op of de IB-Groep en de gemeenten hiervoor voldoende capaciteit en financiële middelen ter beschikking hebben.

De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te besteden.

2. Op de opmerking van de Raad over de verstrekking van het sofinummer door de IB-Groep behoeft niet meer te worden ingegaan, omdat het desbetreffende onderdeel van het wetsvoorstel is geschrapt (zie punt 3).

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enige wijzigingen aan te brengen.

3. De regeling voor verstrekking van het sofinummer door de IB-Groep aan scholen en instellingen is geschrapt, omdat het agentschap Centrale financiën instellingen de regeling niet uitvoerbaar achtte en de scholen en instellingen er bij nader inzien weinig behoefte aan bleken te hebben.

4. Er zijn kleine wijzigingen aangebracht in de gegevensset (schrappen van het gegeven gebruik subsidieregeling ESF en het gegeven einddatum indicatiestelling).

5. De regeling voor levering van leerlinggegevens door de IB-Groep aan gemeenten is aangepast, omdat het leerplichtverzuim en het voortijdig schoolverlaten naar het oordeel van de gemeenten beter kunnen worden bestreden als de gegevens worden verstrekt van 4- tot 23-jarigen zonder startkwalificatie die worden in- of uitgeschreven bij een school of instelling.

6. Artikel XII van de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681; WON) is gehandhaafd in verband met het schrappen van de regeling voor verstrekking van het sofinummer door de IB-Groep aan scholen en instellingen (zie punt 3).

7. Enige andere technische en redactionele wijzigingen van ondergeschikte aard.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verzoeken het hierbij gevoegde, gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven