Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 30388 nr. 35 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 30388 nr. 35 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2009
Tijdens het vragenuurtje van 27 oktober jl. heb ik toegezegd dat ik de Kamer vóór het algemeen overleg over eergerelateerd geweld op 19 november as. nadere gegevens zal sturen over het bericht dat meisjes die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld, niet geplaatst kunnen worden bij de daarvoor bestemde pilots, omdat deze pilots vol zijn.
Met deze brief, mede namens de ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin, voldoe ik aan deze toezegging1. Daarin schets ik eerst kort de twee pilots, daarna ga ik specifiek in op de gegevens over meisjes die niet worden geplaatst. Ten slotte geef ik aan welke acties ik op basis daarvan ga ondernemen.
Mijn inzet, zoals uiteengezet in «Beschermd en Weerbaar»2 is gericht op een duurzame en krachtige aanpak van eergerelateerd geweld. Eergerelateerd geweld is een steeds zichtbaarder wordend maatschappelijk probleem, waarbij veilige opvang, hulpverlening en nazorg van groot belang zijn. Ik ben verantwoordelijk voor het project «Opvang en Bescherming» als onderdeel van het interdepartementale programma eergerelateerd geweld. Geconstateerd werd dat de hulp aan vooral meisjes en jonge vrouwen, die in de reguliere opvang en jeugdzorg terechtkwamen, nog niet goed aansloot bij de problematiek. Ook was er nog weinig bekend over aard en omvang van de problematiek én de behoeften van deze groep. Daarom worden vanaf 1 juli 2007 twee pilots gefinancierd (in totaal voor € 3.5 miljoen), met elk acht plekken, voor de opvang van meisjes en jonge vrouwen (14 tot 23 jaar) die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld. Doel van deze pilots is om, naast het bieden van opvang, na te gaan welke hulp en opvang deze groep precies nodig heeft en hoe dit structureel kan worden geregeld binnen de bestaande kaders. De pilots lopen tot eind 2010.
De pilots worden uitgevoerd door Kompaan/De Bocht (EVA, Extra Veilige Afdeling) en Fier Fryslân (Zahir). Zij hebben sinds de start van de pilot in totaal 172 meisjes en jonge vrouwen opgevangen, van wie 79 minderjarig (tot 18 jaar) en 93 meerderjarig (Zahir 110 sinds 1 januari 2007 en EVA 62 sinds 1 juli 2007). Ongeveer driekwart van de meisjes heeft een dubbele of alleen een buitenlandse nationaliteit. Zij zijn voornamelijk afkomstig uit Turkije, Marokko en Irak.
De aanmeldingen komen uit het hele land en via verschillende organisaties: het landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld, de steunpunten huiselijk geweld, bureaus jeugdzorg et cetera.
Reden voor aanmelding zijn onder andere het zich verzetten tegen de regels van het ouderlijk huis (waarbij de eer van de familie geschonden dreigt te worden of wordt bedreigd), conflicten over partnerkeuze, zwangerschap of (vermeende) voorhuwelijkse relatie en dreiging van uithuwelijking. De gevolgen voor de slachtoffers zijn groot: in veel gevallen is er sprake van mishandeling, soms zelfs dreiging met moord.
Worden zij bij de pilots geplaatst, dan volgt een intake en een risicoscreening.
De zorg die in de pilots wordt geboden, bestaat uit een veilige omgeving, aangevuld met, waar nodig, onderwijs, therapie en individuele begeleiding.
De verblijfsduur varieert bij de pilots. In het afgelopen half jaar neemt het aantal meisjes en jonge vrouwen dat langer dan drie tot vier maanden in de opvang verblijft, toe. In onderstaand kader worden de gegevens van de uitstroom/doorstroom vermeld.
Bijna een derde van de meisjes (30%) gaat na de opvang terug naar hun ouders. 31% gaat bij familie, vriend of bijvoorbeeld een pleeggezin wonen. 21% maakt gebruik van andere zorgvoorzieningen, zoals begeleid wonen of zelfstandig wonen met nazorg. 18% wordt doorgeplaatst naar andere, bijvoorbeeld gesloten, opvang.
Van de opgevangen meisjes gaat 39% verder: 14% gaat zelfstandig wonen, 14% stroomt door naar begeleid wonen en 12% gaat bij hun vriend of familie van de vriend wonen. 25% stroomt door naar andere (al dan niet gesloten) opvang. 30% gaat weer terug naar de eigen familie of echtgenoot. 6% vertrekt voortijdig.
Bij meerderjarige meisjes houden zowel Zahir als EVA ná de opvang contact met de cliënten. Bij minderjarige meisjes heeft het Bureau Jeugdzorg (BJZ) de regie.
2. Meisjes en jonge vrouwen die niet worden geplaatst
Tot een half jaar geleden konden op zeven na álle meisjes en jonge vrouwen die zich aanmeldden, direct worden geplaatst.
In het afgelopen half jaar is er sprake van een groeiend aantal aanmeldingen bij de pilots. In totaal konden er in dit half jaar 46 meisjes niet worden geplaatst (34 in EVA en 12 in Zahir).
Kijken we naar de pilots afzonderlijk dan zien we het volgende.
Bij Zahir zijn in de periode 1 januari 2007 t/m 31 augustus 2009 146 aanmeldingen geweest. Daarvan konden 110 meisjes en jonge vrouwen worden geplaatst en 36 niet. Van deze 36 vonden 17 meisjes de regels van Zahir te streng. Ze besloten daarom terug naar huis te gaan of zelf voor andere opvang te zorgen.
Voor 19 meisjes was ten tijde van de melding geen plaats:
– in de eerste twee jaar konden zeven meisjes niet worden opgevangen;
– in het laatste half jaar gold dat voor 12 meisjes.
Dit houdt gelijke tred met de stijgende bezetting: in 2007 73%, in 2008 82% en in 2009 (t/m 31 augustus) 96%.
Voor deze 19 meisjes is naar een oplossing gezocht. Wanneer de meisjes minderjarig zijn – het gaat hier om zeven meisjes – vallen zij daarvoor onder de verantwoordelijkheid van BJZ. BJZ en Zahir houden dan contact.
Voor 11 meisjes is eerst crisisopvang geregeld. Zeven van hen zijn daarna weer geplaatst bij Zahir, drie zijn om onbekende reden uit de crisisopvang vertrokken, één meisje is daaruit vertrokken omdat zij onderdak heeft gevonden bij een vriendin. Voor zeven meisjes is voor langere tijd opvang elders geregeld, bijvoorbeeld bij een vrouwenopvangvoorziening. Zij hoeven dan niet meer te worden geplaatst bij Zahir. Ten slotte hebben twee meisjes zelf opvang geregeld bij vrienden of familie.
Tot 1 maart 2009 was er altijd plaats voor meisjes die zich aanmeldden (in deze periode zijn in totaal 49 meisjes en jonge vrouwen geplaatst). Tussen maart en 31 augustus 2009 konden er 34 meisjes niet worden geplaatst. Van hen waren er 15 minderjarig.
Voor deze 34 meisjes worden de volgende oplossingen gezocht:
– Ze worden doorverwezen naar Zahir.
– Indien ook op Zahir geen plaats is, wordt gekeken of het mogelijk is om de afdeling tijdelijk over te bezetten. De cliënt wordt dan alsnog opgenomen op EVA. EVA is in het afgelopen half jaar 10 weken overbezet geweest.
– Wanneer er niet (verder) overbezet kan worden, wordt gekeken of er plaats is in de crisisopvang van De Bocht. Zodra er weer plaats is bij EVA, gaan de meisjes daarnaar toe.
– Als er geen plaats is op de crisisopvang van De Bocht worden de meisjes doorverwezen naar een andere opvang binnen de jeugdzorg of de vrouwenopvang. Dit gebeurt door de organisatie, die het meisje of de vrouw heeft aangemeld bij EVA.
Sinds een half jaar is er zowel bij Zahir als bij EVA sprake van een groeiend aantal meldingen waardoor er een aantal meisjes en jonge vrouwen niet kon worden geplaatst. Het probleem is het grootst bij EVA. Bij niet-plaatsing bij Zahir of EVA zorgen de Bureaus Jeugdzorg voor de minderjarige meisjes voor de benodigde opvang en hulp. In een aantal gevallen wordt het meisje dan later alsnog bij Zahir of EVA geplaatst, soms is dat niet meer nodig.
Bij meerderjarige meisjes proberen de pilots samen met de organisatie die de cliënt heeft aangemeld naar een (tijdelijke) oplossing te zoeken.
Deze situatie – meer aanmeldingen dan geplaatst kunnen worden – is nog betrekkelijk nieuw voor de pilots.
Belangrijke vraag is waardoor de toename in het aantal meldingen van het afgelopen half jaar wordt veroorzaakt. De pilots zelf verklaren de toename door de grotere bekendheid van hun werk. Mogelijke slachtoffers komen sneller en vaker in het vizier bij hulpverleners en instellingen. Daarnaast kan ook de toegenomen verblijfsduur bij beide pilots – de lengte daarvan is de afgelopen periode toegenomen ten opzichte van de jaren daarvoor – een deel van de verklaring vormen, waarom er het afgelopen jaar minder meisjes en jonge vrouwen kunnen worden geplaatst. Er is nog onvoldoende zicht op de oorzaken van deze toename, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit van de problematiek of het gebrek aan doorstroommogelijkheden.
Mijn uitgangspunt is dat álle slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties – dus ook de slachtoffers van eergerelateerd geweld – snel, goed en veilig moeten worden opgevangen. Daarom investeer ik flink wat extra geld in het kader van Beschermd en Weerbaar, onder andere voor extra capaciteit van de vrouwenopvang (in totaal 500 extra plekken er bij in 2012). De pilots EVA en Zahir zijn bedoeld om vraag en aanbod voor de groep meisjes en jonge vrouwen beter op elkaar te laten aansluiten. Net als voor de start van deze pilots kan deze groep óók op andere plekken terecht, zoals in de vrouwenopvang of bij de jeugdzorg.
Belangrijkste vraag is in hoeverre de trend van de toename van het aantal meldingen bij de pilots in het afgelopen half jaar zich doorzet. De pilots kunnen dit op dit moment niet inschatten.
Geruststellend is dat voor alle niet-geplaatste meisjes een alternatief is gevonden, zo stellen de instellingen. Ik besef echter terdege dat dit een grote inspanning heeft gevraagd van de betrokken instanties en dat de situatie nog niet optimaal is.
Daarom onderneem ik voor de korte termijn op basis van bovenstaande conclusies de volgende acties:
– Het aantal aanmeldingen bij de pilots blijf ik nauwlettend volgen. Daarvoor laat ik mij de komende tijd met enige regelmaat informeren over de ontwikkelingen. Medio december heb ik met Zahir en EVA een eerstvolgend overleg gepland om de stand van zaken door te nemen.
– Ik zal ook nog dit jaar samen met de Minister voor Jeugd en Gezin overleggen met de pilots, de Federatie Opvang, de MOGroep Jeugdzorg, de VNG, het IPO en het landelijk expertise centrum eergerelateerd geweld om afspraken te maken hoe het groeiend aantal meldingen verder op te vangen (bijvoorbeeld door middel van een goede overdracht) ook in relatie tot de extra middelen van Beschermd en Weerbaar.
Op basis daarvan zal ik begin volgend jaar bezien of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn.
Daarnaast zal ik versneld starten met de evaluatie van de pilots. Het gaat daarbij om een inhoudelijke evaluatie. Een aantal effecten van de pilots is nu al duidelijk zichtbaar. Voor een groot aantal meisjes wordt de juiste hulp en een veilige opvang geboden. De samenwerking met jeugdzorg en politie is verbeterd. We zien ook dat Zahir en EVA verschillende groepen opvangen. EVA vangt bijvoorbeeld ook jonge vrouwen met hun kinderen op. Het doel van de evaluatie is tweeledig. Ten eerste om inhoudelijk lessen uit de pilots te trekken:
– welke hulpvragen hebben meisjes en jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld?
– Door wie kunnen zij het beste worden geholpen?
– Welke deskundigheidsbevordering is bij welke instelling nodig?
– Welke methodieken en instrumenten zijn nodig?
Ten tweede om de beschikbare gegevens en casuïstiek nader te analyseren, zoals de gegevens over doorstroom en overdracht. Deze analyse moet inzicht geven hoe de bovengenoemde afspraken met partijen zo goed mogelijk uit te voeren.
Voor de langere termijn wil ik dat de opvang van specifieke groepen slachtoffers, zoals van eergerelateerd geweld, structureel goed wordt geregeld.
Daarvoor loopt op dit moment het onderzoek naar het stelsel vrouwenopvang. Zoals in de voortgangsrapportage Beschermd en Weerbaar aangekondigd, ben ik naar aanleiding van het amendement Wiegman-Van Meppelen Scheppink1 met dit onderzoek gestart om na te gaan of en hoe (de financiering van) het huidige opvangstelsel structureel moet worden aangepast aan de vraag van specifieke groepen, zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld. Uiteraard worden de pilots daarbij betrokken.
In maart 2010 verwacht ik de uitkomsten van dit onderzoek. Op basis daarvan besluit ik welke extra maatregelen er nog nodig zijn om een toekomstbestendig stelsel van opvang en hulp voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties tot stand te brengen, óók voor slachtoffers van eergerelateerd geweld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30388-35.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.