Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30388 nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30388 nr. 15 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2007
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de tweede voortgangsrapportage van het Programma Eergerelateerd Geweld aan.
Het Programma Eergerelateerd Geweld is de kinderschoenen ontgroeid. De programmatische aanpak staat stevig. De samenwerking tussen de verschillende departementen door middel van een programmatische aanpak onder leiding van de Minister van Justitie in nauwe samenwerking met o.a. de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie begint zijn vruchten af te werpen. Ik ben – zoals Uw Kamer in het coalitieakkoord heeft kunnen lezen – met het nieuwe kabinet voornemens de aanpak van eergerelateerd geweld krachtig voort te zetten. Daarbij zal het kabinet verder gaan op de reeds ingeslagen weg.
In het algemeen overleg met Uw Kamer dat op 8 februari jl. (kamerstuk 30 388, nr. 9) plaatshad, heeft de commissie voor integratie aangegeven tevreden te zijn met de manier waarop het programma en de aanpak van eergerelateerd geweld vorm krijgt.
In het programma combineer ik een aanpak waarbij veelbelovende initiatieven worden verbreed («uitgerold») en het doen van onderzoek en het verzamelen van informatie aan de hand van de ervaringen met deze initiatieven. Op deze wijze kan ik aan het eind van het programma een aanpak presenteren die in de praktijk is bewezen én op goed onderzoek is gebaseerd. De komende periode zal vooral de verbreding van initiatieven en of: het leggen van een basis voor het onderzoek centraal staan. Middelen die hiertoe ingezet worden zijn lokale (bestuurlijke) pilots en het verder vormgeven van samenwerking van betrokken partijen – zoals politie, opvang en jeugdzorg – door bijvoorbeeld het ontwikkelen van (model)protocollen. Maar ook de maatschappelijke inzet van minderhedenkoepels binnen een kaderprogramma maatschappelijke preventie speelt hierbij een belangrijke rol. In deze brief wil ik u in hoofdstuk 2 per thema schetsen wat de belangrijkste resultaten en ontwikkelingen zijn. Daarna zal in hoofdstuk 3 over de in de afgelopen periode voldane toezeggingen en moties worden gerapporteerd.
2. Voortgang Programma Eergerelateerd Geweld
In de afgelopen maanden zijn binnen het Programma Eergerelateerd Geweld de nodige resultaten totstandgebracht. Basis voor weergave van de ontplooide activiteiten en voortgang blijft het bijgevoegde planningsdocument. In dit hoofdstuk licht ik er voor u de belangrijkste en interessantste resultaten en (onderzoeks)bevindingen uit. Het betreft vooral nieuwe ontwikkelingen. Het totale overzicht inclusief een aanduiding van het verloop van activiteiten, die in de eerste voortgangsrapportage onder Uw aandacht zijn gebracht, is in het bijgevoegde planningsdocument weergegeven. In het bijzonder wil ik op de volgende drie resultaten wijzen:
– in 19 politieregio’s zijn contactpersonen aangewezen ten behoeve van de aanpak;
– het scholenproject ROC’s (Regionale Opleidingen Centra) is van start;
– twee pilots voor de opvang en begeleiding van minderjarigen.
2.2 Maatschappelijke preventie
Initiatieven minderhedenorganisaties en meerjaren kaderprogramma
Vier minderhedenkoepels – het Inspraak Orgaan Turken (IOT), Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON), de Samenwerkende Turkse Organisaties (STO) in Overijssel en de Overkoepelende Shiitische Vereniging (OSV) – voeren mede ter voorbereiding van het meerjaren kaderprogramma minderheden, dat in september 2007 van start gaat, activiteiten uit. Het is goed deze hier kort aan te duiden. In Arnhem en Almelo heeft de STO twee lokale vrouwennetwerken gerealiseerd met basisgroepen van in totaal 90 vrouwen en twee kerngroepen van gezamenlijk 22 vrouwen die via activiteiten en overleg een brug kunnen slaan tussen gemeenschappen en lokale instanties. Hierover zijn ook gesprekken gaande met lokale instanties over samenwerking. Met vijf discussiebijeenkomsten zijn ruim 450 vrouwen bereikt. VON heeft o.a. met de Koerdische jongerenvereniging Midia een korte docufilm gemaakt. Aan de realisatie hiervan hebben 15 jongeren actief meegewerkt. De docufilm is in april 2007 gepresenteerd op een discussieavond aan de Iraaks-Koerdische achterban. Op grond van eerdere projectervaringen heeft VON daarnaast «In het oog, in het hart» gepubliceerd, een verkenning naar attitudeverandering. De OSV laat een analyse uitvoeren naar eerbeleving onder Iraakse mannen, vrouwen en jongeren. De inzet van de bijeenkomsten (bereik: 620 personen) is mede gericht geweest op het vergroten van de kennis over de politieaanpak binnen de gemeenschap. Het IOT heeft samen met vijf in Nederlands verschijnende Turkstalige bladen een essaywedstrijd uitgeschreven om discussie over de problematiek te genereren. Elk van de deelnemende bladen zal één of meer essays plaatsen. Ruim 100 personen, waaronder 75 jongeren, hebben training gehad om discussies over eergerelateerd geweld te kunnen leiden en contact te kunnen aangaan met algemene instellingen. Meerdere bij het IOT aangesloten federaties hebben lokale bijeenkomsten georganiseerd, waaraan ruim 900 personen hebben deelgenomen. Daarnaast hebben imams van moskeeën in Deventer en Rotterdam 11 mei jl. zich via «hutbe’s» (preken) tegen eergerelateerd geweld uitgesproken. In de komende periode zullen in ruim 145 moskeeën vergelijkbare «hutbe’s» worden gehouden.
Preventie als onderdeel integrale lokale aanpak
Maatschappelijke preventie komt ook aan bod in de bestuurlijke pilotprojecten. Zo verkent Rotterdam via een pilot «bestuurlijke preventie» mogelijkheden om gemeentelijke taken (leerplichtwet, inschrijving huwelijken en dergelijke) in te zetten voor een beter bereik van geïsoleerde vrouwen en meisjes en vroegtijdige interventie. Ook ontwikkelt de gemeente een participatiemodel ten behoeve van samenwerking tussen gemeenschappen, bestuur en instanties in de aanpak. Ten slotte initieert de gemeente Rotterdam voor eind juni dit jaar een werkconferentie met koepels en lokale organisaties om aan de onderlinge samenwerking concreet gestalte te geven.
Het Albeda college in Rotterdam heeft begin mei 2007 subsidie voor dit jaar ontvangen voor een samen met het ROC van Twente uit te voeren project «eergerelateerd geweld in en rond de school». Het project heeft een totale looptijd van 15 maanden. In de eerste fase richten de ROC’s zich op de training van schoolmaatschappelijk werkers en op eerste- en tweedelijnszorg op het gebied van vroegsignalering, dossieropbouw en systeembevraging. Ook worden themabijeenkomsten georganiseerd voor leerlingen en onderwijzend personeel, en wordt ingezet op een grotere weerbaarheid van leerlingen en ouders. Ten behoeve van de overdraagbaarheid van de aanpak zal het project vooral in 2008 concrete instrumenten opleveren, zoals een handleiding «omgaan met eergerelateerde kwesties», een module weerbaarheidstrainingen, een nota voor veiligheidsbeleid op scholen en een model-plan van aanpak.
In maart 2007 zijn twee onderzoeksrapporten opgeleverd vanuit het oogpunt van bescherming: een onderzoek over het natraject van slachtoffers die niet langer in de eerste opvang verblijven en een casestudy naar mannelijke slachtoffers. Belangrijkste bevinding uit het eerste onderzoek is dat er een betere regie gevoerd moet worden in de nazorg. Uit het onderzoek naar mannelijke slachtoffers blijkt dat de aard van de problematiek, de onduidelijkheid over de omvang van de doelgroep, het gemis van adequaat opvangaanbod en hulparrangementen maken dat minimaal zicht is op de omvang van de vraag en problemen. Inmiddels wordt gewerkt aan een beleidsreactie die zal worden afgestemd met relevante veldpartijen zoals opvanginstellingen. Deze reactie mondt naar verwachting uit in een aantal vanuit het programma geïnitieerde vervolgacties.
Registratie eergerelateerd geweld in de vrouwenopvang
Met de Federatie Opvang is samengewerkt aan een projectplan voor een verbeterde registratie van eergerelateerd geweld. Daarbij wordt aangehaakt bij de landelijke registratie die de opvanginstellingen zullen aanpassen. De Federatie Opvang zal daarvoor subsidie van het Programma Eergerelateerd Geweld ontvangen. De Federatie Opvang verwacht begin 2008 gegevens op te kunnen leveren.
Pilots opvang en hulpverlening minderjarige meisjes
Op 1 juli 2007 zullen twee pilots van start gaan om door eergerelateerd geweld bedreigde minderjarige meisjes opvang en hulpverlening te bieden. Deze pilots worden ingericht voor een periode van twee jaar, op voorwaarde dat blijkt dat er voorzien wordt in een behoefte en er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.
De doelstelling van de pilots is om passende opvang en hulpverlening te bieden en om uit te wijzen welke bestuurlijke en financiële problemen ten grondslag liggen aan de tot nu gevoelde problemen om passende opvang en hulpverlening te bieden zodat een structurele oplossing na de pilots kan worden uitgewerkt.
Minderjarige meisjes die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld, komen soms in de jeugdzorg en soms in vrouweninstellingen terecht. Adequaat reageren kan van levensbelang zijn en niet altijd is direct duidelijk of sprake is van eergerelateerd geweld. Daarom zal het programma in gesprek gaan met de koepel van Bureau’s Jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders om te kijken op welke wijze kan worden bijgedragen aan het bevorderen van deskundigheid op dit onderwerp.
Deskundigheidsbevordering is een belangrijk onderdeel van de strafrechtelijke aanpak. Het accent ligt hierbij op het terrein van het onderwijs. Om te voorzien in passend onderwijs in de volle breedte van de politie is in samenspraak met de politieacademie en de Unit Multi-Etnisch Politiewerk (MEP) van de politie Haaglanden een werkgroep geformeerd, die in januari van dit jaar van start is gegaan. Deze werkgroep richt zich op de ontwikkeling van een totaal dekkend onderwijsprogramma, die een jaar gaat vergen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen initieel en postinitieel onderwijs. Initieel onderwijs betreft het reguliere onderwijs, zoals dat op verschillende niveaus op de politieacademie aan nieuwe studenten wordt gegeven. Het postinitieel onderwijs betreft een inhaalslag voor de huidige praktijkmensen. Met deze laatste vorm van onderwijs worden in regio’s aangewezen contactpersonen en/of taakaccenthouders opgeleid, die vervolgens hun opgedane kennis zullen overdragen binnen hun korps. Voor docenten van beide onderwijsvormen zal een speciaal opleidingstraject worden ontwikkeld.
In navolging op de u eerder gemelde ondertekening van het samenwerkingsconvenant tussen vrouwenopvang, politie en Openbaar Ministerie is in regio Haaglanden een werkgroep gestart met het ontwikkelen van een samenwerkingsprotocol. Daartoe is een vergelijkende studie naar de verschillende bij de vrouwenopvang in gebruik zijnde protocollen afgerond. Verder is er vanuit de interdisciplinaire werkgroep (OM, politie, vrouwenopvang en jeugdzorg) afstemming gezocht met andere initiatieven zoals het bestuurlijke project in Rotterdam en de vrouwenopvang in respectievelijk Tilburg en Friesland in verband met de binnenkort te starten pilots opvang minderjarigen. De werkgroep zal het inmiddels voorliggende concept begin juni afronden. Dan zal het protocol voor de regio Haaglanden ook betrekking hebben op de samenwerking met de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Met de «landelijke uitrol» wordt de introductie van het door de Unit MEP ontwikkelde model voor signalering, registratie en aanpak van eergerelateerd geweld bij alle politieregio’s bedoeld. Begin april 2007 heb ik in een uitgebreide informatieve brief de korpsbeheerders, korpschefs, het college van Procureurs-generaal en de Raad voor de Rechtspraak benaderd. Inmiddels is in 19 politieregio’s een contactpersoon voor eergerelateerd geweld aangewezen. Voor hen is op 16 april jl. een introductiedag georganiseerd. Met de contactpersonen zal in elke regio of samenwerkingsverband van enkele regio’s een structuur worden opgezet om van start te gaan met het gebruik van de hiervoorgenoemde methode van herkenning en analyse op basis van een query in de rapportagesystemen. Verder werkt de korpsleiding van de politieregio Haaglanden op mijn verzoek een voorstel uit voor de inrichting van een landelijk expertisecentrum om de politieregio’s in de landelijke uitrol te ondersteunen. Tot slot is een landelijke eenduidige registratie essentieel om goed inzicht te krijgen in aard en omvang van eergerelateerd geweld. Met de voorbereiding van het opzetten van een eenduidige registratie binnen de politiekorpsen is onlangs gestart. Daarbij worden nu ook de ontwikkelingen naar een nieuw systeem voor de politie betrokken.
Binnen het programma wordt gewerkt met een aanpak van deskundigheidsbevordering langs drie lijnen. In de eerste plaats wordt een algemene introductiecursus ontwikkeld die voor verschillende beroepsgroepen te gebruiken is als eerste stap voor het herkennen van eergerelateerd geweld in de eigen praktijk. Tevens geeft deze cursus aandacht aan de mogelijkheden om met andere beroepsgroepen samenwerking te zoeken, zoals met het samenwerkingsprotocol waarover in paragraaf 2.4 is bericht. De opdracht voor de ontwikkeling van deze cursus wordt thans in samenwerking met het project eergerelateerd geweld van Rotterdam afgerond. In de tweede plaats worden afspraken gemaakt over de inrichting en uitrol van cursussen om binnen de beroepsgroep de deskundigheid van de beroepsbeoefenaren op peil te brengen. Ook in deze cursussen wordt aandacht gegeven aan de integrale benadering van de aanpak van eergerelateerd geweld en de daarvoor noodzakelijke samenwerking tussen beroepsgroepen onderling en met relevante maatschappelijke partijen. In de paragrafen 2.3 en 2.4 is het project bij de vrouwenopvang, respectievelijk het postinitieel onderwijs bij de politie benoemd. In de derde plaats wordt bezien hoe optimaal in de beroepsopleidingen aandacht voor de herkenning van en het interveniëren bij eergerelateerd geweld kan worden gegeven. De ontwikkeling van onderwijsmethodes binnen de politieacademie (zie paragraaf 2.4) is hiervan een goed voorbeeld.
Om tot een effectieve lokale borging van de aanpak van eergerelateerd geweld te komen, worden in eerste instantie lokale pilotprojecten vanuit het programma ondersteund. Sinds het najaar van 2006 is het pilotproject in Rotterdam al aan de slag.
Op dit moment legt Amsterdam de laatste hand aan het eigen plan van aanpak. Naar verwachting zal dit in mei 2007 binnen College van Burgemeester & Wethouders en de Gemeenteraad tot besluitvorming leiden. Ook in Almelo wordt in deze periode besluitvorming verwacht voor een eigen plan van aanpak eergerelateerd geweld.
Belangrijk doel van het programma is het verkrijgen van inzicht in aard en omvang van de problematiek eergerelateerd geweld. Een Nederlandse groep inhoudelijke experts heeft inmiddels de bestaande, recente kennisbronnen op het gebied van eergerelateerd geweld gewaardeerd en beoordeeld om mogelijke hiaten aan te tonen en verder onderzoek richting te geven. Eind mei komt voorts een onderzoek over partnerdoding beschikbaar, waarin de psychologische kenmerken van de dader centraal staan.
Reactie op literatuurinventarisatie WODC
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) heeft een literatuurinventarisatie uitgevoerd naar inzichten over de aard en omvang, maatregelen ter preventie en bestrijding van eergerelateerd geweld en het bestaan van mogelijke best practices in Groot-Brittannië, Duitsland en Turkije.1 Bij de literatuurstudie zijn de volgende hoofdvragen gesteld:
– Vanuit welke benadering wordt aandacht besteed aan eergerelateerd geweld?
– Welke kennis bestaat er in andere landen over aard en omvang?
– In hoeverre hebben overheden in de onderzochte landen maatregelen genomen m.b.t. eergerelateerd geweld, en waaruit bestaan deze?
– Zijn maatregelen en activiteiten geëvalueerd?
Daarnaast is gekeken naar mogelijke beschikbare informatie over een mogelijke relatie tussen het voorkomen van eergerelateerd geweld in verschillende landen en de migratiecontext, en is nagegaan wat bekend is over de inzet van particuliere organisaties. De inventarisatie voeg ik als bijlage bij deze tweede voortgangsrapportage.2
De belangrijkste bevindingen uit deze WODC-inventarisatie zijn de volgende:
– In alledrie de landen is of wordt op grond van politiegegevens onderzoek gedaan naar eergerelateerd geweld. Onderzoek beperkt zich hierbij veelal tot (poging tot) eermoord of doodslag.
– Mede vanwege verschillen in definiëring van eergerelateerd geweld is echter moeilijk een interpretatie te geven van de inzichten. Op grond van de onderzoeken kunnen geen generaliserende kwantitatieve uitspraken worden gedaan over de aard en omvang.
– In de betreffende landen wordt de eerproblematiek vanuit verschillende beleidskaders bekeken, waaronder huiselijk geweld en huwelijksdwang.
– Maatregelen die overheden hebben genomen in de onderzochte landen variëren van het instellen van onderzoekscommissies en instanties voor een deel van de problematiek tot het doorvoeren van wetswijzigingen en het ondersteunen van particuliere organisaties. Initiatieven zijn van betrekkelijk recente datum.
– Particuliere instanties – bestaande uit non-gouvernementele organisaties (NGOs), opvangorganisaties en (allochtone) vrouwenorganisaties zijn vaak initiërend en agenderend, en vervullen een belangrijke rol in de informatievoorziening.
– Het WODC heeft geen wetenschappelijke evaluaties aangetroffen van overheidsmaatregelen of onafhankelijke evaluaties van activiteiten van particuliere organisaties.
Vanwege verschillen in definiëring en gebrek aan inzicht in validiteit van bevindingen is een vergelijkende vervolgstudie naar aard en omvang niet zinvol. Dat wil niet zeggen dat de kennis waarnaar in de inventarisatie wordt verwezen, geen meerwaarde kan hebben voor de Nederlandse aanpak. Met betrekking tot inzicht in de aard en omvang lijken politieonderzoeken die in de verschillende landen zijn uitgevoerd, het meeste houvast te bieden voor internationale kennisuitwisseling en inzichtvergroting. Met dit inzicht zal bij het in oprichting zijnde landelijk expertisecentrum bij de politie voor de aanpak van eergerelateerd geweld (genoemd in paragraaf 2.4) ook de taak worden belegd om gegevens van zusterorganisaties te verzamelen en te analyseren.
Middels een wijziging in de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) wordt het mogelijk gemaakt slachtoffers van eergerelateerd geweld die niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning en die worden opgevangen in een instelling voor vrouwenopvang van middelen te voorzien. Hiermee wordt invulling gegeven aan een in het algemeen overleg met de commissie voor integratie van Uw Kamer op 23 mei 2006 gedane toezegging door de toenmalige Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Naar verwachting kan deze wijziging in de zomer van 2007 geïmplementeerd zijn.
Voor de ontwikkeling van een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld in Nederland is het interessant om over de landsgrenzen heen een kijkje in de ons omringende landen te nemen. Hiertoe wordt in november as. een internationaal congres georganiseerd. Het doel van het congres is om meer te weten te komen van wat in andere Europese landen bekend is over aard en omvang van eergerelateerd geweld en welk beleid in deze landen wordt gevoerd. Daarmee biedt de conferentie ook de mogelijkheid van inspanningen en ervaringen te leren.
3. Afgehandelde moties & toezeggingen
Uitlekken van adresgegevens van bedreigde vrouwen
In antwoord op vragen van de leden De Pater-Van der Meer en Sterk heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mede namens de Minister van Justitie en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties toegezegd een expertmeeting gericht op deze problematiek te organiseren met de belangrijkste partijen op het terrein van bescherming en uitwisseling van persoons- en adresgegevens. Op 3 april jl. heeft deze meeting voor een brede doelgroep van betrokkenen (zowel veldpartijen als overheden) plaatsgevonden. Momenteel worden er op basis van de resultaten passende vervolgacties voorbereid waarover in het kader van het Programma Eergerelateerd Geweld aan Uw Kamer zal worden gerapporteerd.
Onlangs zijn nieuwsberichten in de media verschenen over het bekend worden van geheime adressen in de vrouwenopvang op internet. Het blijkt dat berichten van alarmdiensten die via het P2000-netwerk worden verstuurd door derden kunnen worden opgevangen aangezien de berichten ongecodeerd over openbare frequenties worden verstuurd. Het ministerie van BZK onderzoekt op dit moment wat de mogelijkheden zijn om deze situatie te veranderen. BZK stuurt in ieder geval op korte termijn een brief naar de alarmdiensten waarin gewezen wordt op het het gevaar van het bekend worden van de geheime adressen en geeft in die brief een instructie mee op welke wijze de alarmdiensten prudenter met dergelijke gegevens om kunnen gaan.
Afspraken met betrekking tot onderwijs en emancipatie
Naar aanleiding van de toezegging gedaan bij het algemeen overleg met de commissie voor integratie van 8 februari jl. over betrokkenheid van andere ROC’s en het platform leerlingbegeleiders bij het scholenproject (zie paragraaf 2.2.), is gesproken met de initiërende ROC’s. Zij hebben met de uitwerking van het project nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van uitrolbaarheid van werkwijzen en instrumenten. Ten behoeve hiervan is in het project de benodigde betrokkenheid van andere ROC’s en organisaties, zoals FORUM, in een klankbordgroep en een expertgroep geborgd. Wegens het belang van overdracht heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toegezegd zich actief te zullen inzetten bij de mogelijke uitrol van de pilots naar andere ROC’s en het voortgezet onderwijs. Overige instrumenten worden benoemd in het planningsdocument.
De Ministers voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) hebben afspraken gemaakt over afstemming en informatie-uitwisseling met betrekking tot projectensubsidies. In de afspraken is bevestigd dat de Minister voor WWI door middel van het meerjaren kaderprogramma minderheden de maatschappelijke inzet van landelijke en bovenregionale koepels van zelforganisaties bevordert. De OCW-subsidieregeling emancipatieprojecten met het thema «Rechten en Veiligheid» laat ruimte voor lokale en regionale projecten van maatschappelijke organisaties of zelforganisaties. In de periode 2004–2007 zijn aan 24 projecten gericht op de aanpak van eergerelateerd geweld subsidies toegewezen.
Bij het algemeen overleg met de commissie voor integratie van 8 februari jl. is toegezegd dat in de meirapportage naar aanleiding van de internationale verkenning eergerelateerd geweld zal worden ingegaan op elders opgedane ervaringen ten aanzien van huwelijksdwang. Een reactie op de literatuurinventarisatie is opgenomen onder paragraaf 2.5 in deze rapportage.
Beleid in andere landen met betrekking tot huwelijksdwang
Bij het algemeen overleg met Uw commissie voor integratie van 8 februari jl. en het verslag algemeen overleg van 8 maart jl. heeft Uw Kamer vragen gesteld over inzichten met betrekking tot in andere landen opgedane ervaringen met beleid rond huwelijksdwang in andere landen en juridische mogelijkheden hiertegen op te treden. Toegezegd is dat hierop – mede naar aanleiding van de WODC-inventarisatie – zal worden teruggekomen. Uit de inventarisatie blijkt dat in Duitsland en Groot-Brittannië juridische mogelijkheden worden verkend om huwelijksdwang te kunnen tegengaan of bestraffen. In Groot-Brittannië bestaat hiervoor geen specifieke strafbaarstelling, maar worden bestaande mogelijkheden benut. In Duitsland is in 2005 een wetswijziging doorgevoerd, waarbij dwang om een huwelijk aan te gaan wordt beschouwd als een bijzonder zware vorm van mishandeling. Daarnaast hebben deelstaten voorstellen ingediend ten behoeve van specifieke strafbaarstelling van huwelijksdwang en het wijzigen van bepalingen in het burgerlijk recht. Aangezien dit traject nog niet is afgerond, is het niet mogelijk al lering te trekken uit deze ervaringen. Daarnaast bereidt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken een conferentie over dit onderwerp voor, waarbij ervaringen in ander landen zullen worden uitgewisseld. Ook deze ervaringen zullen nadrukkelijk worden bestudeerd.
Het bijgevoegde planningsdocument is wederom de basis van de voortgangrapportage.1 Deze geeft door toevoeging van een kolom met de oorspronkelijke stand van zaken in september 2006 naast de huidige stand van zaken ook goed de voortgang in het programma weer. Ten opzichte van de eerste voortgangsrapportage zijn enkele formuleringen van resultaten gewijzigd en zijn geplande activiteiten aangepast. Dit is het gevolg van voortschrijdend inzicht sinds de eerste voortgangsrapportage die op 25 september 2006 in plaats van in november 2006 aan Uw Kamer is gestuurd.
Kromhout, M.C.H., Van Rijn, A.S. e.a. «Eergerelateerd geweld in Groot-Brittannië, Duitsland en Turkije. Een overzicht van informatie inzake aard, omvang en aanpak» (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum, 2006).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30388-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.