30 373
Vervoer gevaarlijke stoffen

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2007

Op 28 december 2006 heeft de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) het advies «veiligheid vereist kennis» uitgebracht. Mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Verkeer en Waterstaat bericht ik u over het kabinetsstandpunt inzake genoemd advies.

Het advies

De AGS komt tot de conclusie dat voor een symbiose tussen wonen en werken in een dichtbevolkt gebied als Nederland, het nodig is dat de regering in haar beleid meer aandacht geeft aan het verbeteren van de kennisinfrastructuur op het gebied van gevaarlijke stoffen. Dit zou moeten leiden tot een versterking van de kennisinfrastructuur op het gebied van veilig omgaan met gevaarlijke stoffen. De AGS maakt hierbij onderscheid tussen twee kennisvelden, drie kennisniveau’s en de verschillende spelers met elk een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de kennisvelden en verbetering van de kennisinfrastructuur.

Het eerste kennisveld omvat de veiligheid van industriële installaties en transport, waarvoor de AGS het bedrijfsleven als eerst verantwoordelijke speler ziet. Het tweede kennisveld omvat de risicoafweging in relatie tot de ruimtelijke ordening, waarvoor de AGS de overheid als eerst verantwoordelijke speler ziet. De andere spelers die door de AGS worden onderscheiden binnen de kennisinfrastructuur zijn onderwijs- en onderzoeksinstellingen (scholen en universiteiten). Daarnaast moet er volgens de AGS voor worden gezorgd dat de onderlinge verbanden tussen beide kennisvelden worden versterkt.

De AGS onderscheidt drie kennisniveau’s binnen de kennisinfrastructuur: een strategisch niveau dat visie ontwikkelt en ver reikende doelen kan stellen, een tactisch niveau dat de wetenschappelijke inzichten vertaalt in werkbare methoden en modellen en een operationeel niveau in de toepassing en uitvoering. De AGS stelt dat horizontale maar vooral verticale uitwisseling tussen de kennisniveau’s een belangrijke voorwaarde is voor het slagen van verbetering van de kennisinfrastructuur.

De AGS doet in dit verband de volgende aanbevelingen:

1) Er is een inventarisatie noodzakelijk van bestaande kennis en kennisconcentraties in Nederland en elders, die relevant zijn voor een veilig omgaan met gevaarlijke stoffen.

2) Nederland heeft een kritische massa aan eigen kennis nodig. Deze is alleen te bereiken wanneer in de huidige versnipperde kennis over veiligheid en gevaarlijke stoffen meer samenhang wordt aangebracht. De genoemde inventarisatie kan dienen om belangrijke leemten te signaleren en kennisvragen te articuleren. Een onderzoeksprogrammering op strategisch, tactisch en operationeel niveau kan vervolgens worden opgezet om deze te adresseren. De organisatievorm en financiering zijn daarbij van belang.

3) Horizontale samenwerking op elk niveau en met name ook verticale samenwerking tussen verschillende kennisniveau’s zijn onontbeerlijk voor het tot stand komen van de gewenste adequate kennisinfrastructuur en voor het overdragen van inzichten. De multidisciplinaire uitwisseling tussen de bètaen gammawetenschappen verdient daarbij speciale aandacht.

In het advies wordt aangekondigd dat de AGS zich nog zal buigen over de vraag welke kennisvelden versterking behoeven op strategisch niveau. Hiermee geeft de AGS deels al invulling aan zijn 1ste aanbeveling.

Het kabinetsstandpunt

Het Kabinet onderschrijft de door de AGS verwoordde conclusie dat het nodig is dat de regering in haar beleid meer aandacht geeft aan het verder verbeteren van de kennisinfrastructuur op het gebied van gevaarlijke stoffen. Dit neemt niet weg dat het kabinet van mening is dat de in Nederland aanwezige kennis en ervaring weldegelijk op een hoog niveau is en in vergelijking met omringende landen goed scoort. Er wordt veelvuldig dankbaar gebruik gemaakt van Nederlandse expertise in internationaal verband en er vindt constante bilaterale uitwisseling plaats als het gaat om risico’s rond gevaarlijke stoffen. Er zijn reeds meerdere aanzetten voor een strategische kennisagenda beschikbaar en bij gemeenten en provincies wordt fors geïnvesteerd in het versterken van het deskundigheidsniveau bij handhaving en vergunningverlening. Er kan en moet echter weldegelijk nog verbetering worden aangebracht in de bredere ontsluiting en uitwisseling van de aanwezige kennis en het verder ontwikkelen van kennis over (nieuwe) risico’s – de kennisinfrastructuur.

Het onderscheid dat de AGS binnen de kennisinfrastructuur heeft gemaakt in kennisniveau’s, kennisvelden en spelers biedt houvast om deze infrastructuur effectief verder te verbeteren. Door het organiseren van drie kennisplatforms op strategisch, tactisch en operationeel niveau wil het Kabinet zorgdragen dat de benodigde kennis gestructureerd in kaart wordt gebracht (aanbeveling 1) en dat deze waar nodig verder wordt ontwikkeld en ontsloten en tegelijkertijd structuur en samenhang wordt aangebracht in de diverse bestaande initiatieven en specialistische voorzieningen (aanbeveling 2). Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan de borging van verticale en horizontale uitwisseling tussen de kennisniveau’s en de kennisvelden (aanbeveling 3).

Later dit jaar vindt een drietal kennisplatform bijeenkomsten plaats. Dit heeft mijn departement ook toegezegd tijdens de door de AGS op 31 oktober 2006 georganiseerde beraadslaging. Naar aanleiding van deze toezegging heeft mijn departement overleg gevoerd met diverse partijen over de invulling van een strategisch, een tactisch en een operationeel kennisplatform.

De raad voor ruimtelijk, milieu en natuuronderzoek (RMNO) zal gestalte geven aan het strategisch kennisplatform. Ten behoeve van dit platform zal de kennisagenda «Governance van risico’s rond ruimte, natuur en milieu» van de RMNO samen met initiatieven van andere partijen verder worden uitgewerkt om tot een concreet vervolgprogramma te komen. De AGS buigt zich op dit moment tevens over de vraag welke kennisgebieden versterking behoeven op strategisch niveau. Met de AGS is afgesproken om de uitkomst van deze inventarisatie in te brengen in de strategische bijeenkomst later dit jaar zodat deze kan worden meegenomen in het vervolgprogramma van het strategisch kennisplatform.

Als onderdeel van het programma Beter Geregeld heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat het domein Vervoer Gevaarlijke Stoffen doorgelicht en de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten en de vervolgstappen (TK, vergaderjaar 2006–2007, 30 800 XII, nr. 81). Uit deze doorlichting is naar voren gekomen dat door diverse oorzaken (o.a. vergrijzing) een gebrek aan kennis en expertise rond gevaarlijke stoffen dreigt te ontstaan. Dit probleem beperkt zich niet tot het domein vervoer en wordt zelfs mondiaal gevoeld en het treft zowel overheidsorganisaties als ook het bedrijfsleven. Het zal daarom samen met de hiervoor genoemde inventarisaties worden meegenomen in het vervolgprogramma van het strategisch kennisplatform. Daarnaast is het aan te bevelen dat organisaties systematisch gaan kijken naar het voor hun werkterrein noodzakelijke kennisniveau en beleid voeren om kritische lacunes te voorkomen.

Op het tactische niveau bestaat reeds een platform voor modelbouw en risico analyse voorgezeten door het RIVM. Dit platform bestaat verder uit AVV en bouwdienst, adviesbureaus, industrie, IPO en VNG, vervoersorgansiaties zoals Prorail en Railion alsmede de VROM-Inspectie. Dit platform zal mede naar aanleiding van het AGS advies worden uitgebreid met vertegenwoordigers vanuit onderwijs en onderzoeksinstellingen en vertegenwoordigers vanuit de hulpverlening en rampenbestrijding. Het RIVM is in overleg met de andere partijen bezig om tot een tactisch kennisplatform te komen zoals door de AGS is bedoeld. Later dit jaar wordt een bijeenkomst georganiseerd waarbij het tactische kennisplatform wordt gepresenteerd en waarbij de activiteiten worden toegelicht en aandacht wordt besteed aan uitwisseling van de nieuwste wetenschappelijke inzichten rond modellen en risico analyse.

Met inzet van middelen uit de programmafinanciering Externe Veiligheid wordt al enige jaren gewerkt aan versterking van de kennis en expertise op operationeel niveau. Dit gebeurt onder andere door:

– Opleiding en bijscholing van ambtenaren die werkzaam zijn op de gebieden milieu, ruimtelijke ordening, hulpverlening en rampenbestrijding en arbeidsomstandigheden;

– De vorming van landelijke (kennis)steunpunten voor de uitvoering van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen bij de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (milieuafdelingen) en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid (brandweer en rampenbestrijding) en de Arbeidsinspectie (arbeidsomstandigheden);

– Ontwikkeling van kennisdocumenten voor voor bijvoorbeeld de uitvoering van de Wet milieubeheer, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.

Als onderdeel van de uitvoeringsagenda van de Nota vervoer gevaarlijke stoffen wordt daarnaast gewerkt aan versterking van kennis bij het vervoer van gevaarlijke stoffen door:

– De interactie tussen chemische industrie en lokale en regionale hulpverleners te verbeteren, zodat bij incidenten de vereiste kennis voorhanden is;

– Het toekomstbestendig organiseren van kennis over gevaarlijke stoffen door ook taken op het gebied van vervoer gevaarlijke stoffen bij het RIVM neer te leggen (aanbeveling uit het programma Beter geregeld);

– Ondersteuning van initiatieven van veiligheidsadviseurs voor het delen en beschikbaar maken van kennis over gevaarlijke stoffen.

Het kabinet onderschrijft de mening van de AGS dat het bedrijfsleven de eerst verantwoordelijke is voor de kennis over industriële installaties en transport en ondersteunt acties die tot doel hebben de kennis van het vervoer van gevaarlijke stoffen bij vervoerders, handhavers en hulpverleners te verbeteren. De vorming van veiligheidsregio’s en de komende Wet veiligheidsregio’s zal een positieve invloed hebben op de kennis van gevaarlijke stoffen die van belang is bij (de voorbereiding op) de hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Bovenstaande versterkingsactiviteiten zijn voorbeelden van nauwe samenwerking en bundeling van kennis en ervaring vanuit de verschillende disciplines. Deze worden voor het uitvoerende niveau aan elkaar verbonden en ontsloten door het door het IPO opgerichte landelijke netwerk Externe Veiligheid «relEVant». Dit netwerk dat door en voor de praktijk is opgericht, bestaat uit drie pijlers: een digitale kennisbank (www.relevant.nl), verschillende thematische kennistafels en een jaarlijkse landelijke bijeenkomst. Op deze wijze zorgt relEVant voor de benodigde samenhang en interactie en is al invulling gegeven aan het AGS advies om te komen tot een kennisplatform voor het operationele niveau. De volgende platformbijeenkomst vindt later dit jaar plaats.

Mijn departement zal naar aanleiding van het AGS advies in overleg met de drie kennisplatforms nadere afspraken maken over de benodigde horizontale en verticale uitwisseling en afstemming van activiteiten tussen de platforms.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven