30 372 Voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum)

30 174 Voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

G1 BRIEF VAN DE TWEEDE KAMERLEDEN FOKKE, VOORTMAN EN SCHOUW

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2014

Bij de plenaire behandeling van onderhavig wetsvoorstel in uw Kamer op 8 april jl. hebben de initiatiefnemers toegezegd u te berichten over enkele punten die gedurende de behandeling naar voren zijn gebracht. Met deze brief hopen de initiatiefnemers hun toezegging gestand te doen.

De initiatiefnemers zijn bereid op twee onderwerpen waarbij uw Kamer aanvullende wensen heeft toezeggingen te doen. Wij stellen ons dat als volgt voor.

Het eerste onderwerp betreft het naast elkaar bestaan van twee verschillende referendumwetten. Op het moment dat de voorliggende wetsvoorstellen ten aanzien van het raadgevend referendum (30 372) en het correctief referendum (30 174) beide in werking treden, bestaan zoals de wetsvoorstellen nu luiden, beide wetten naast elkaar. Vanuit uw Kamer is echter de wens geuit om door middel van een wijziging in het wetsvoorstel raadgevend referendum te waarborgen dat beide wetten niet naast elkaar kunnen bestaan. Deze wens willen de initiatiefnemers honoreren door in het wetsvoorstel raadgevend referendum een zogenoemde horizonbepaling op te nemen die inhoudt dat de wet raadgevend referendum komt te vervallen op het moment dat het correctief referendum daadwerkelijk gehouden kan worden. Dat is het geval als de tweede lezing van het voorstel tot wijziging van de Grondwet inzake het correctief referendum en de noodzakelijke uitvoeringswetgeving, met inbegrip van de wetgeving waarin de hoogte van de in het grondwetsvoorstel genoemde drempels wordt bepaald in werking zijn getreden.

Het tweede onderwerp betreft het opnemen van een opkomstdrempel in het wetsvoorstel raadgevend referendum. Gezien het adviserend karakter van die wet waren de initiatiefnemers van mening dat er niet in een opkomstdrempel voorzien hoefde te worden. Gehoord de beraadslaging in uw Kamer zullen de initiatiefnemers uw Kamer evenwel tegemoet komen op het punt van de opkomstdrempel. Naar de mening van de initiatiefnemers mag een opkomstdrempel aan de ene kant niet zo laag zijn dat de facto nauwelijks een drempel wordt opgeworpen. Aan de andere kant zijn zij van mening dat een dergelijke drempel de mogelijkheid van een geldige uitslag van een raadgevend referendum niet feitelijk vrijwel onmogelijk mag maken. Bovendien zou een te hoge drempel afbreuk doen aan het adviserend karakter van de uitkomst van het raadgevend referendum. Indien de uitkomst van een raadgevend referendum na het behalen van een hoge opkomstdrempel wordt vastgesteld, geldt die uitkomst weliswaar formeel als een advies, maar zal die uitkomst naar de mening van de initiatiefnemers moeilijker te negeren zijn en wordt de uitkomst daarmee wellicht bindender dan voor een advies wenselijk is.

Dit alles overwegende komen de initiatiefnemers tot het voornemen om het wetsvoorstel raadgevend referendum op dit punt te wijzigen. In het nu voorliggend wetsvoorstel wordt bepaald dat de uitslag van het referendum geldt als een meerderheid zich in afwijzende zin tegen een wetsvoorstel heeft uitgesproken. Daaraan zouden de initiatiefnemers de eis willen toevoegen dat voor de geldigheid van de uitslag tevens tenminste 30% van de kiesgerechtigden een stem moet hebben uitgebracht.

Naar de mening van de initiatiefnemers raken beide onderwerpen waarvoor de toegezegde wetswijzigingen nodig zijn, niet zodanig de kern van het wetsvoorstel raadgevend referendum dat die wetswijzigingen een spoedige aanvaarding van dat wetsvoorstel in de weg hoeven te staan. Bij de wijze waarop beide onderwerpen door middel van wetswijzigingen geïmplementeerd zouden moeten worden, laten de initiatiefnemers zich behalve door de vereiste zorgvuldigheid van het wetgevingstraject tevens leiden door de door een groot deel van uw Kamer geuite wens dat de behandeling van het wetsvoorstel spoedig wordt afgerond en dat de wet binnen afzienbare termijn in werking zal kunnen treden. Daaraan kan naar de mening van de initiatiefnemers het beste gevolg worden gegeven als uw Kamer het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt op korte termijn aanvaardt. Na aanvaarding van het wetsvoorstel en de bekrachtiging daarvan door de regering, is – zo bleek tijdens de plenaire behandeling – nog enige tijd gemoeid met het opstellen van de noodzakelijke uitvoeringsregelgeving voordat de wet daadwerkelijk in werking kan treden. Deze tijd kan worden benut om de toegezegde wetswijzigingen tot stand te brengen. De initiatiefnemers zeggen u toe na het aanvaarden van het wetsvoorstel raadgevend referendum op de kortst mogelijke termijn een wetsvoorstel tot reparatie van de wet raadgevend referendum met betrekking tot de beide hiervoor genoemde onderwerpen bij de Tweede Kamer aanhangig te maken. De initiatiefnemers stellen zich daarbij voor dat de Wet raadgevend referendum en de reparatiewet – er vanuit gaande dat die laatste wet alsdan door uw Kamer is aanvaard – rond 1 januari 2015 in werking treden.

Fokke Voortman Schouw


X Noot
1

De letter G heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 30 372.

Naar boven