Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30372 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30372 nr. A |
14 februari 2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen inzake het raadgevend referendum;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Een referendum kan worden gehouden over:
a. wetten;
b. stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden.
Geen referendum kan worden gehouden over:
a. wetten inzake het koningschap;
b. wetten inzake het koninklijk huis;
c. wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de Grondwet;
d. wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;
e. wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
f. rijkswetten, behoudens rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden;
g. wetten als bedoeld in de artikelen 11 en 12, tweede en derde lid, die uitsluitend strekken tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van een wet naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;
h. wetten als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 16, derde lid, die uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden referendum;
i. wetten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, die uitsluitend strekken tot intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.
1. Onze Minister besluit in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat onverwijld nadat een wetsvoorstel is bekrachtigd, of, gelet op artikel 5, over de wet een referendum kan worden gehouden.
2. Indien Onze Minister tevens de enige minister is wie het aangaat, neemt Onze Minister het besluit in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
3. Indien het een wet tot goedkeuring van een verdrag betreft, wordt het besluit genomen door Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat.
1. Onze Minister doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet die niet strekt tot goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet tot goedkeuring van een verdrag mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet en het verdrag;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
1. Een tijdstip van inwerkingtreding van een wet of onderdeel van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, wordt niet eerder gesteld dan acht weken na de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 7.
2. Indien bij of krachtens de wet een tijdstip van inwerkingtreding zodanig is vastgesteld dat dat tijdstip valt binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt de inwerkingtreding van rechtswege opgeschort tot de dag na het verstrijken van die termijn.
3. Artikel 7 van de Bekendmakingswet blijft buiten toepassing.
Indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over een wet onherroepelijk is toegelaten, vervalt hetgeen in die wet omtrent de inwerkingtreding is geregeld van rechtswege.
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit opnieuw geregeld.
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.
1. Indien de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in die wet naar dit artikel de inwerkingtreding in afwijking van de artikelen 8 en 9 worden geregeld, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden.
2. Indien over een wet als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet. Onze Minister wie het aangaat licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.
3. Betreft het een wet tot goedkeuring van een verdrag, dan wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag, indien de binding aan het verdrag reeds is aangegaan. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering terzake.
4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de intrekking van een wet overeenkomstig het tweede of derde lid dan wel de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
1. De bekendmaking van een rijkswet tot goedkeuring van een verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, vindt niet plaats dan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat over die rijkswet geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum over die rijkswet onherroepelijk is vastgesteld.
2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van rijkswet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking of bekendmaking van de rijkswet.
1. Onze Minister van Buitenlandse Zaken besluit in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat, onverwijld na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, of, gelet op de artikelen 4 en 5, over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden.
2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de verlening van stilzwijgende goedkeuring;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van het verdrag;
c. zijn besluit of over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden.
1. De binding aan een stilzwijgend goedgekeurd verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, wordt niet aangegaan dan nadat onherroepelijk vaststaat dat over de stilzwijgende goedkeuring geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum onherroepelijk is vastgesteld.
2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de aan het verdrag verleende goedkeuring. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake. De binding aan het verdrag wordt niet aangegaan voordat vier weken zijn verstreken nadat Onze Minister van Buitenlandse Zaken de Staten-Generaal heeft ingelicht dat geen voorstel van wet als bedoeld in dit lid zal worden ingediend.
1. Indien het aangaan van binding aan een stilzwijgend nog goed te keuren of goedgekeurd verdrag geen uitstel kan lijden, kan, onder verwijzing bij de overlegging ter stilzwijgende goedkeuring van het verdrag aan de Staten-Generaal naar dit artikel, de binding in afwijking van artikel 15, eerste lid, worden aangegaan, onverminderd de mogelijkheid over de stilzwijgende goedkeuring een referendum te houden.
2. De binding aan een verdrag voordat daarover een referendum heeft kunnen plaatsvinden wordt aangegaan onder voorbehoud van mogelijke beëindiging voor het Koninkrijk bij een raadgevende uitspraak tot afwijzing.
3. Indien over een stilzwijgende goedkeuring als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.
4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen die op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3a van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
4. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beoordelen het verzoek naar de vermoedelijke toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming.
5. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 55.
6. De artikelen D 3, derde tot met zesde en negende lid, en D 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid.
Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
3. Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.
1. Iedere kiesgerechtigde kan bij de voorzitter van het centraal stembureau een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen een termijn van vier weken na een mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 door de voorzitter te zijn ontvangen.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.
3. Een verzoek wordt ingediend door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst of een fotokopie daarvan.
4. Op de lijst kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.
5. De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door het centraal stembureau en is reeds voorzien van een benaming van de wet waarop het verzoek betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst een model gesteld.
6. Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon tekent bij ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het indienen van verzoeken door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
1. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet indienen.
2. Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verzoeken tot het houden van een referendum in afwijking van artikel 29 op elektronische wijze kunnen worden ingediend.
2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van indiening van verzoeken geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze verzoeken worden ingediend en gecontroleerd.
4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn ingediend, binnen een week na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
2. De voorzitter besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal ingediende verzoeken minder bedraagt dan tienduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 33, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan tienduizend.
1. De voorzitter van het centraal stembureau stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, het aantal ingediende verzoeken vast.
2. Indien er tienduizend of meer verzoeken zijn ingediend stelt de voorzitter tevens vast:
a. het aantal geldige verzoeken,
b. het aantal ongeldige verzoeken.
3. Ongeldig zijn de verzoeken die:
a. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 29, is aangevangen;
b. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 29, is verstreken;
c. niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 29;
d. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 29, derde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;
e. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
f. onjuiste gegevens bevatten;
g. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de controle van de verzoeken.
1. De controle van de verzoeken die niet reeds op grond van artikel 33, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de verzoeken van kiesgerechtigden, bedoeld in artikel 21, en de vaststelling van het totaal aantal geldige verzoeken op basis van de uitkomst van de steekproef.
1. Indien de voorzitter besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met een vermelding van de reden op de lijst aangetekend.
2. De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop één of meer verzoeken ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag waarop hij het besluit, bedoeld in artikel 32, heeft genomen voor een ieder ter inzage.
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 33, 34 en 35, eerste lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige en ongeldige verzoeken, indien artikel 33, tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de verzoeken betrekking hebben.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk bekend, door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 36, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 36, ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
1. Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingevolge artikel 92, tweede lid, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde bij de voorzitter van het centraal stembureau een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. De verklaring tot ondersteuning dient binnen de termijn van zes weken door de voorzitter te zijn ontvangen.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.
3. Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst of een fotokopie daarvan.
4. Op de lijst kunnen ondersteuningsverklaringen van één of meerdere kiesgerechtigden staan.
5. De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door het centraal stembureau en is reeds voorzien van een benaming van de wet waarop de ondersteuningsverklaring betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst een model gesteld.
6. Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon tekent bij ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
1. Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek afleggen.
2. Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ondersteuningsverklaringen in afwijking van artikel 41 op elektronische wijze kunnen worden afgelegd.
2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van het afleggen van ondersteuningsverklaringen geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze ondersteuningsverklaringen worden afgelegd en gecontroleerd.
4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
1. Het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
2. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 45, tweede lid, het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend.
1. Het centraal stembureau stelt, indien er ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen vast.
2. Indien er driehonderdduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, stelt het centraal stembureau tevens vast:
a. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
3. Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:
a. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 41, is aangevangen;
b. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 41, is verstreken;
c. niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 41;
d. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 41, derde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;
e. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
f. onjuiste gegevens bevatten;
g. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de controle van de ondersteuningsverklaringen.
1. De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van artikel 45, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigden, bedoeld in artikel 21, en de vaststelling van het totaal aantal geldige ondersteuningsverklaringen op basis van de uitkomst van de steekproef.
1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 44, eerste lid, om tien uur een openbare zitting.
2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige kiezers bekend:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen, indien artikel 45, tweede lid, is toegepast;
c. het besluit, bedoeld in artikel 44, eerste lid.
1. Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend.
2. Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt de betreffende lijst getoond.
3. Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op de lijst aangetekend.
4. De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop één of meer ondersteuningsverklaringen ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag van de openbare zitting, bedoeld in artikel 47, eerste lid, voor een ieder ter inzage.
Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 48 en 49, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 45, tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door mededeling van het besluit in de Staatscourant.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 51, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 51, ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
1. Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg met Onze Minister, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.
2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit.
3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.
1. Indien binnen de in artikel 55, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.
2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.
1. De tekst van een aan een referendum onderworpen wet is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
2. De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum onderworpen wet.
3. Bij een referendum over de goedkeuring van een verdrag geldt het in dit artikel bepaalde mede ten aanzien van de tekst van het verdrag.
1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen wet is, met dien verstande dat de referendumcommissie vaststelt hoe de wet wordt aangeduid. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:
a. in de artikelen J 5 en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming;
b. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum;
c. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;
d. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet.
1. Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een andere gemeente met een kiezerspas.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 8, tweede lid, K 10, eerste en vierde lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming;
c. in artikel K 7 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratiebezoek, bedoeld in artikel 21.
1. Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in de artikelen L 7, L 8, eerste en tweede lid, L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming;
b. in artikel L 9 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21.
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer die op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming wegens zijn beroep of werkzaamheden of wegens het beroep of de werkzaamheden van zijn echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel of ouder buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 3 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21.
b. In artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet.
c. Artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.
d. In artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
e. In artikel M 9, tweede lid, wordt in plaats van «de periode vanaf de zesendertigste dag tot en met de tweeënveertigste dag na de kandidaatstelling» gelezen: de week voor de stemming.
1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
2. De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijven.
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.
1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 64 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
2. Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt: verdeeld in stemmen voor en stemmen tegen de wet;
b. artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt: het aantal stembiljetten dat het pak bevat.
1. Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 64 bedoelde aantallen stemmen vast. Tevens stelt hij op basis van de gemeentelijke administratie het aantal kiesgerechtigden in de gemeente vast.
2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 64 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal op grond van artikel 21 geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland.
3. Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau.
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 12, tweede lid, in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld;
b. in artikel N 12, derde lid, in plaats van «op grond van de Kieswet, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of op grond van de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES strafbaar gestelde gedragingen» gelezen wordt: op grond van deze wet strafbaar gestelde gedragingen;
c. in artikel N 13 in plaats van «nadat is beslist over de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
1. De burgemeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 71 juncto artikel N 13 van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte verzegelde pakken na drie maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld worden vernietigd.
2. Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.
1. Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.
2. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 64 bedoelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden vast.
2. De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
3. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
1. De voorzitter van het hoofdstembureau doet terstond een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 73, naar het centraal stembureau overbrengen en doet tegelijkertijd het proces-verbaal ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage leggen. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
2. De voorzitter van het hoofdstembureau doet tevens de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 68 aan het centraal stembureau toekomen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van het referendum.
1. Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus, en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
3. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.
1. Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister.
2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door Onze Minister.
3. Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.
Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
b. het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het totale aantal ongeldige stemmen;
f. het totale aantal kiesgerechtigden.
Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen wet hebben uitgesproken.
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.
2. Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
4. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de opkomst en de uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal in de Staatscourant.
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van artikel 77, tweede lid, naar het centraal stembureau zijn overgebracht.
2. Hij vernietigt deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 68, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
1. Er is een referendumcommissie.
2. De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.
3. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaren. De leden kunnen worden herbenoemd.
4. Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder dan vier weken nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld.
5. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het vierde lid, genomen.
1. De referendumcommissie heeft een secretaris.
2. Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.
3. De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de referendumcommissie.
4. Onze Minister benoemt de secretaris en de andere medewerkers.
1. De referendumcommissie verstrekt informatie aan de kiezer over een aan een referendum onderworpen wet.
2. Daarnaast verstrekt de referendumcommissie subsidies ten behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen.
3. De referendumcommissie stelt ter uitvoering van de taak, genoemd het tweede lid, een regeling vast. In deze regeling wordt in ieder geval een subsidieplafond vastgesteld. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste € 2 miljoen per referendum.
Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 32, eerste lid, 44, eerste lid, 79, 80 en 81 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
b. Titel 8.3 is niet van toepassing.
c. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
1. In de volgende gevallen doet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak uiterlijk op de zesde dag nadat het beroepschrift is ontvangen:
a. beroep tegen een besluit van de voorzitter van het centraal stembureau inzake het inleidend verzoek tot het houden van een referendum;
b. beroep tegen een besluit van het centraal stembureau inzake het definitieve verzoek tot het houden van een referendum;
c. beroep tegen een besluit of een wet aan een referendum kan worden onderworpen.
2. Indien de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State strekt tot gegrondverklaring van het beroep, treedt de uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit.
3. De voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt partijen onverwijld in kennis van de uitspraak.
Degene die meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt voor het houden van een referendum over dezelfde wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Degene die zich bij het indienen van een referendumverzoek of het afleggen van een ondersteuningsverklaring voordoet voor een ander, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.
Degene die bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
1. Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het houden van een referendum in te dienen hetzij niet, hetzij wel uit te oefenen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
1. Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het houden van een referendum te ondersteunen hetzij niet hetzij wel uit te oefenen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Degene die iemand onder valse voorwendselen beweegt om een verzoek in te dienen of een ondersteuningsverklaring af te leggen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
1. Degene die bij een referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Degene die bij gelegenheid van een referendum enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Degene die bij een referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Degene die bij een referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij een referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
1. Degene die bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen laat omkopen.
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 103 tot en met 106 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde rechten worden uitgesproken.
2. Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van de in de artikelen 95 en 101 tot en met 105 omschreven misdrijven, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde recht worden uitgesproken.
Degene die bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht bij een referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 63 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
De in de artikelen 93 tot en met 106 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven beschouwd en de in de artikelen 108 tot en met 111 bedoelde strafbare feiten als overtredingen.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»: het bestuurskantoor.
2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
1. In afwijking van artikel 29, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 29, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige verzoeken;
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 33, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken in een pak. Artikel 36 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 29, zesde lid, 33, derde lid, onder a en onder b, artikel 35, en 39 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend.
1. In afwijking van artikel 41, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 41 derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 45, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak. Artikel 51 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 41, zesde lid, 45, derde lid, onder a en onder b, en 54 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van de aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de artikelen 116, derde lid, en artikel 117, derde lid.
De artikelen Ya 3a, Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
b. in artikel Ya 12, eerste en tweede lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen: artikel 75;
c. in artikel Ya 12, vierde lid, in plaats van «artikel O 4, tweede lid» wordt gelezen: artikel 76, tweede lid;
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft.
Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
1. Binnen vier weken na de inwerkingtreding van deze wet wordt een voornemen als bedoeld in artikel 87, vierde lid, aan de beide kamers der Staten-Generaal meegedeeld.
2. Deze wet is niet van toepassing op wetten die zijn bekrachtigd en verdragen die stilzwijgend zijn goedgekeurd voor de inwerkingtreding van deze wet.
In artikel 89, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt na «regelingen betreffende verkiezingen» toegevoegd: of referenda.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.
2. In de bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 32, eerste lid, 44, eerste lid, 79, 80 en 81.
3. In de bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artikel 2, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 32, eerste lid, 44, eerste lid, 79, 80, 81 en 90, tweede lid,.
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen aanpassing bestuursprocesrecht (33 268), tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel 18, tweede lid, wordt «de drieënveertigste dag» vervangen door: de vierenveertigste dag.
2. Artikel 21 komt te luiden:
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, eerste lid, van de Kieswet die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, eerste lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Artikel D 3, tweede lid, van de Kieswet is van toepassing.
3. Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister registreert voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, van de Kieswet, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Onze Minister zendt voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, tweede lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Artikel D 3a, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing.
1. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
2. Het verzoek wordt beoordeeld naar de vermoedelijke toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming.
3. Op het verzoek wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst beslist, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 55.
4. Artikel D 3b, vijfde en zesde lid, van de Kieswet is van toepassing.
4. Artikel 22 komt te luiden:
5. Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing» wordt gelezen: voor het referendum;
b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing» wordt gelezen: bij een vorig referendum of een vorige verkiezing;
c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
6. In artikel 59, onderdeel a, wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag.
7. Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «in een andere gemeente».
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;.
3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. in artikel K 7, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a.
8. Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «L 7» vervangen door «L 7, tweede lid», wordt «L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid» vervangen door «en L 11, eerste lid» en wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag.
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in artikel L 9, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a.
9. Artikel 62 komt te luiden:
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 3, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a;
b. in artikel M 6, eerste lid, wordt in plaats van «artikel D 3» gelezen «artikel 21» en wordt in plaats van «artikel D 3a» gelezen: artikel 21a;
c. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet;
d. artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.;
e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
10. Artikel 64 komt te luiden:
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor en tegen de aan het referendum onderworpen wet;
b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.
11. In artikel 67, eerste lid, wordt «de in artikel 64 bedoelde aantallen stemmen vast» vervangen door: de in artikel 64, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
12. Aan artikel 68 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
13. Artikel 69 komt te luiden:
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in de aanhef van artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld;
b. in artikel N 12, derde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt: een in deze wet strafbaar gestelde gedraging;
c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 68.
14. Artikel 70 vervalt.
15. Artikel 72, eerste lid, komt te luiden:
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 64, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht, het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
16. Artikel 74 komt te luiden:
1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over.
3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 68 naar het centraal stembureau over.
17. Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid vervalt «de afschriften van» en wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen: de uitslag van het referendum.
18. Aan artikel 79 worden, onder vervanging van de punt na onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.
19. Artikel 84 komt te luiden:
20. Artikel 86 komt te luiden:
1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 83 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
21. Artikel 115, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, ««de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»» vervangen door: het gemeentehuis.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht BES.
22. Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «Ya 3a,».
2. Onder vernummering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d, vervalt onderdeel b.
3. In onderdeel b (nieuw) wordt «Ya 12, eerste en tweede lid» vervangen door: Ya 12, eerste lid.
4. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen: artikel 76, derde lid;.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Oud artikelnummer |
Nieuw artikelnummer |
---|---|
1 t/m 23 |
idem |
24 (vervallen 2e NvW) |
– |
25 t/m 47 |
24 t/m 46 |
48 (vervallen 4e NvW) |
– |
49 t/m 52 |
47 t/m 50 |
52a (toegevoegd 4e NvW) |
51 |
53 t/m 59 |
52 t/m 58 |
60 (vervallen 2e NvW) |
– |
61 t/m 89 |
59 t/m 87 |
89a (toegevoegd 2e NvW) |
88 |
90 en 91 |
89 en 90 |
92 (vervallen 4e NvW) |
– |
93 (vervallen 4e NvW) |
– |
94 t/m 100 |
91 t/m 97 |
100a (toegevoegd 1e NvW) |
98 |
101 t/m 110 |
99 t/m 108 |
111 (vervallen 3e NvW) |
– |
112 t/m 115 |
109 t/m 112 |
115a t/m 115i (toegevoegd 4e NvW) |
113 t/m 121 |
116 t/m 119 |
122 t/m 125 |
120 (vervallen 2e NvW) |
– |
120 (toegevoegd 4e NvW) |
126 |
120a (toegevoegd 4e NvW) |
127 |
121 |
128 |
122 |
129 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30372-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.