30 348
Samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 maart 2006

1. Inleiding

Ik dank de leden van de verschillende fracties voor hun inbreng voor het verslag naar aanleiding van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland. De leden van de CDA-fractie en de SP-fractie hadden kennis genomen van het voorliggende voorstel. De leden van de PvdA-fractie, de VVD-fractie en de SGP-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het voorliggende voorstel.

De leden van de PvdA-fractie constateerden dat er in de gemeenteraden draagvlak is voor de herindeling. De leden van PvdA-fractie constateerden eveneens dat de betreffende gemeenten inspanningen hebben geleverd om overleg te voeren met de inwoners. De leden van de SGP-fractie constateerden eveneens dat er draagvlak is voor de herindeling. De leden van de SGP-fractie merkten op dat omdat de herindeling van onderop is geïnitieerd, hiermee aan het hoofdcriterium van het beleidskader inzake gemeentelijke herindeling is voldaan. Met deze leden ben ik van mening, dat inderdaad voluit aan het criterium van draagvlak wordt voldaan. Voor het kabinet geldt bestuurskracht overigens als evenwaardig criterium.

De leden van de SP-fractie toonden zich kritisch over het feit dat de bevolking niet geraadpleegd is. De leden van de SP-fractie voelden zich gesteund in hun standpunt door het «Handvest voor lokale autonomie». De leden van de SP-fractie doelden daarbij – naar ik aanneem – op de in het handvest genoemde plicht om de lokale bevolking te raadplegen, indien wettelijk toegestaan via een referendum. Ik wil erop wijzen dat artikel 5 van het Handvest geen plicht tot het houden van een referendum behelst, ook niet in de situatie waarbij een referendum wettelijk is toegestaan. Artikel 5 van het Europees Handvest inzake lokale autonomie luidt integraal: «wijzigingen van plaatselijke gebiedsgrenzen worden niet aangebracht zonder vooraf de desbetreffende plaatselijke gemeenschappen te raadplegen, zo mogelijk door middel van een referendum, waar dit wettelijk is toegestaan». Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het Handvest blijkt onder meer dat het «horen» in de zin van artikel 5 rechtstreeks of indirect kan geschieden. Nederland voldoet aan dit vereiste doordat het horen van de plaatselijke gemeenschappen bij herindeling geschiedt door de rol die gemeenteraden vervullen. De procedure van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) voldoet geheel aan de eisen van het Handvest.

Bij de beantwoording van de verschillende vragen heb ik er naar gestreefd om waar mogelijk de volgorde van het verslag te handhaven. Uit praktische overwegingen ben ik enkele malen van die volgorde afgeweken.

2. Totstandkoming van het herindelingsadvies, voorgeschiedenis en regionale problematiek

De leden van de PvdA-fractie vroegen zich af welke andere herindelingsvarianten aan de orde zijn geweest en wat de rol van gedeputeerde staten hierin is geweest. Voor de beantwoording van deze vraag concentreer ik mij op de ontwikkelingen in de regio zoals die sedert 1999 hebben plaatsgevonden. In 1999 heeft de stuurgroep «Krachtige gemeenten» zes gebieden (Noord-Limburg, Achterhoek, Utrecht-Oost, Leidse regio, Zeeuws-Vlaanderen en West-Friesland) waar lange tijd geen gemeentelijke herindelingen hadden plaatsgevonden geanalyseerd op, in het bijzonder, bestuurlijke knelpunten. In haar rapportage heeft de stuurgroep per gebied aangegeven welke knelpunten aanwezig waren. Voor de zes provincies waarbinnen de genoemde gebieden zijn gelegen waren de uitkomsten van het rapport van bovengenoemde stuurgroep, alsmede het kabinetsstandpunt hierover, aanleiding om herindelingsprocessen te entameren. In vijf van de zes provincies heeft dit ook geleid tot gemeentelijke herindelingen. Recente voorbeelden zijn de herindelingen in de Achterhoek, de Utrechtse Heuvelrug en de Leidse regio. In de provincie Noord-Holland heeft uiteindelijk geen regionale herindeling op basis van het provinciale initiatief plaatsgevonden. In 2001 hebben gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland een herindelingsontwerp voor de regio West-Friesland vastgesteld. In dit ontwerp zouden de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland samen met de gemeenten Wognum en Opmeer een nieuwe gemeente gaan vormen (werknaam «WOWO»). In 2002 is de toenmalige herindelingsprocedure door de provincie beëindigd omdat het ontwerp, naar het oordeel van gedeputeerde staten, niet over voldoende draagvlak beschikte. Het provinciebestuur meende in dit licht zelf niet meer het voortouw te moeten houden, maar gemeenten de ruimte te geven zelf initiatieven te nemen. Deze rolopvatting moest leiden tot herindelingsvoorstellen met een breder draagvlak. Deze koerswijziging van de provincie Noord-Holland vond overigens plaats geruime tijd voordat het thans vigerende herindelingbeleid door het kabinet werd vastgesteld.

In de procedure, die heeft geleid tot onderhavig voorstel, heeft de gemeente Wognum te kennen gegeven dat zij niet een fusie met de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland nastreeft. De gemeente Opmeer, waarnaar ook de leden van de VVD-fractie hebben geïnformeerd, heeft te kennen gegeven dat zij haar zelfstandigheid wil behouden en zich daarom oriënteert op samenwerking, met behoud van zelfstandigheid, met gemeenten in de Kop van Noord-Holland.

De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie informeerden naar de strekking van de 77 reacties ontvangen van de inwoners, ten tijde van de terinzagelegging van het herindelingsontwerp. Tijdens de terinzagelegging van het herindelingsontwerp heeft de gemeente Wester-Koggenland de inwoners de mogelijkheid geboden om via een antwoordstrook zich uit te spreken voor of tegen het ontwerp. In totaal hebben 74 burgers van deze antwoordstrook gebruik gemaakt. Het overgrote deel van de, in totaal 77, ontvangen reacties was afwijzend. Een kopie van de antwoordstroken en overige reacties zijn als bijlage opgenomen bij het herindelingsadvies.

De leden van de VVD-fractie toonden zich kritisch over de wijze waarop in de regio West-Friesland de discussie over de bestuurlijke toekomst wordt gevoerd en constateerden dat er sprake is van een proces met twee snelheden. In reactie hierop moet worden geconstateerd, dat het thans geldende beleidskader juist ruimte wil geven aan gemeenten, respectievelijk provincies, het proces zelf in te richten. Een meer regionaal proces, zoals de provincie daadwerkelijk heeft begeleid tot 2002, was denkbaar geweest. Het provinciebestuur heeft hiervoor niet willen kiezen. Waar de leden twee snelheden signaleerden, kan onder verwijzing naar de recente fusie van de gemeenten Venhuizen en Drechterland, en onder verwijzing naar de grenzendiscussies tussen Medemblik en Wieringermeer zelfs over vier snelheden worden gesproken. Voor het kabinet is echter bepalend of de uitkomst, in casu onderhavig fusievoorstel, een verantwoord resultaat is.

De leden van de SGP-fractie vroegen aan te geven wat de regering vindt van het feit dat er naast het herindelingstraject ook nog sprake is van een grensdiscussie in het gebied. Tevens wilden de leden van de SGP-fractie weten of de regering de opvatting deelt dat de grensdiscussies bij gelegenheid van de herindeling afgehandeld moeten worden. De grensdiscussies hebben betrekking op planologische vraagstukken. In sommige gevallen kunnen vraagstukken rond de planologische ruimtebehoefte met een herindeling geregeld worden. In het beleidskader wordt hier echter niet de voorkeur aan gegeven. Daar het discussies betreft waarin een voorschot wordt genomen op situaties na 2014 is het niet noodzakelijkerwijs nodig dit met onderhavig wetsvoorstel te regelen.

De fractieleden van de PvdA, de VVD en de SGP waren van mening dat er weinig samenhang is tussen de verschillende voorstellen en zagen graag toegelicht waarom er geen sprake is van één integraal herindelingsplan. Voorop dient te worden gesteld dat het hier een vrijwillige samenvoeging betreft. Het kabinet is van mening dat de wens van deze twee gemeenten om samen tot een nieuwe, bestuurskrachtiger gemeente te komen leidend moet zijn in de discussie en dat dit belang niet mag lijden onder een discussie over hoe het provinciebestuur zijn verantwoordelijkheid heeft ingevuld. Het provinciebestuur van Noord-Holland is overigens van mening dat dit voorstel goed past binnen de kaders van het streekplan voor de regio West-Friesland. In antwoord op de vragen van deze leden waarom deze samenvoeging goed past binnen de regionale ontwikkelingen kan voorts de verwachting worden uitgesproken, dat door de vorming van een nieuwe, bestuurskrachtiger gemeente betere voorwaarden worden geboden om bij te dragen aan de economische ontwikkeling van de regio, zoals ook voorgesteld in het streekplan.

3. De provincie Noord-Holland en het beleidskader gemeentelijke herindeling

De leden van de fractie van de PvdA wilden weten welke rol de provincie bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel en in het overleg met de betrokken gemeenten heeft gespeeld.

Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de tweede paragraaf.

De fractieleden van de PvdA en de SGP vroegen zich af hoe duurzaam de nieuw te vormen gemeente zal zijn. De samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland moet leiden tot een sterkere plattelandsgemeente tussen het stedelijk gebied HAL (Heerhugowaard–Alkmaar–Langedijk) en HES (Hoorn–Enkhuizen–Stede-Broec). Zowel voor de nieuwe gemeente, als voor de regio leidt dit tot een duurzame verbetering van de bestuurskracht. Ik heb er alle vertrouwen in, dat de nieuwe gemeente voor een langere periode goed in staat is haar opgaven te vervullen. De nieuw te vormen gemeente kan zich qua omvang overigens goed meten met de recent gevormde gemeente Drechterland.

Deze leden vroegen zich voorts af of de regering met de provincie van mening is dat de woonvisie voor de regio voldoende basis biedt om de woningbehoefte van de regio buiten de herindelingsdiscussie te laten. Tevens vroegen de leden van de VVD-fractie in hoeverre het belemmerend is dat de gemeente Obdam nog een eigen woningbedrijf heeft.

Ik wil ook onder verwijzing naar het beleidskader voorop stellen dat een herindelingsvoorstel zich niet in het bijzonder hoeft te richten op een regionale woonvisie. Onderhavig voorstel is afkomstig van twee gemeenten die vrijwillig samengaan. Versterking van de bestuurskracht staat voorop. Regionale discussies over de woonvisie hebben mij in casu geen aanleiding gegeven af te wijken van het voorstel van de twee gemeenten, dat bovendien door de provincie wordt gedragen. Ik heb er alle vertrouwen in dat met de samenvoeging een nieuwe gemeente wordt gerealiseerd die in staat is een constructieve bijdrage te leveren bij dergelijke regionale vraagstukken. Er is voorts geen aanleiding te veronderstellen, dat de nieuwe gemeente minder goed dan de huidige gemeente Obdam in staat zal zijn om te gaan met een eigen woningbedrijf.

4. De positie van de gemeente Hoorn

De leden van de CDA vroegen of de regering op de hoogte was dat er binnen Hoorn geen mogelijkheden meer zijn voor het huisvesten van nieuwe bedrijvigheid, en dat het gemeentebestuur als voorwaarde voor instemming met de onderhavige samenvoeging heeft gesteld dat deze mogelijkheden er zouden komen. De leden van de PvdA-fractie vroegen of de voorgestelde grenscorrectie in de eerdere herindelingsprocedure nog een rol heeft gespeeld bij het huidige voorstel.

In de herindelingprocedure van 2001 is aandacht besteed aan de ruimteproblematiek van de gemeente Hoorn. Het ruimtelijke vraagstuk van Hoorn was ten tijde van het vaststellen van het huidige herindelingsadvies nog steeds aan de orde. Het provinciebestuur heeft er echter voor gekozen die problematiek in een ander traject te behandelen. Gelet op de brief van de gemeente Hoorn aan het adres van de twee fusiepartners met betrekking tot de voorgenomen samenvoeging van 26 mei 2004 (opgenomen als bijlage bij het herindelingsadvies), waarin het gemeentebestuur van Hoorn meldde het fusieplan toe te juichen, was en is er geen aanleiding de buitengrenzen ter discussie te stellen. In deze brief werd geen melding gemaakt van voorwaarden, die aan deze instemming waren verbonden.

De leden van de CDA-fractie, de VVD-fractie en de SGP-fractie vroegen om een nadere toelichting op de rol van Noord-Holland met betrekking tot de problematiek van de gemeente Hoorn. De leden van de VVD-fractie vroegen of de regering van mening is dat een verdere grenscorrectie nodig is, en zo ja, op welke termijn.

Het provinciebestuur erkent het ruimtevraagstuk van de gemeente Hoorn, en was daarover de afgelopen periode reeds in gesprek met dit gemeentebestuur. Het provinciebestuur is echter de mening toe gedaan dat dergelijke vraagstukken niet in onderhavig herindelingstraject dienen te worden beantwoord. Dit is een trajectkeuze die binnen het beleidskader mogelijk is. In het Beleidskader gemeentelijke herindeling staat verwoord dat inzake planologische ruimtebehoefte de voorkeur wordt gegeven aan oplossingen door middel van samenwerking boven grenswijziging of herindeling. Het provinciebestuur van Noord-Holland probeert in eerste instantie een oplossing te bereiken voor de ruimteproblematiek van Hoorn door middel van regionale samenwerking en wil nu niet overgaan tot een grenscorrectie. Dit is een benadering die binnen het beleidskader past.

De leden van de VVD-fractie vroegen in dit verband nog naar de bereidheid van de regering om de problematiek van de gemeente Hoorn door middel van een Nota van wijziging op te lossen, of dat verwacht wordt dat deze problemen door middel van een amendement worden opgelost. In het licht van het bovenstaande, ligt een wijziging van de grens tussen Wester-Koggenland en Hoorn bij nota van wijziging niet in de rede.

De leden van VVD-fractie en SP-fractie wilden weten hoe de argumenten van de inwoners van Berkhout zich verhouden tot de plannen van de provincie. De belangengroep «Berkhout is boos» is van mening dat de groeiverwachtingen van Hoorn verkeerd worden ingeschat. De ruimtebehoeften van de gemeente Hoorn werden al door de stuurgroep «Krachtige gemeenten» gesignaleerd. De ruimtebehoeften van de gemeente Hoorn worden nu ook erkend in het provinciale streekplan. Er zijn geen redenen om de ruimteclaims en groeiverwachtingen van de gemeente Hoorn te betwijfelen.

Voor het antwoord op de vragen van de leden van de PvdA-fractie hoe het oorspronkelijke provinciale herindelingsvoorstel is vastgelopen, alsmede de vraag naar de inhoud van de bezwaren, geuit tegen deze herindeling, verwijs ik naar de tweede paragraaf. Voor de beantwoording van de vragen van de SGP-fractie met betrekking tot de grensdiscussies verwijs ik eveneens naar de tweede paragraaf.

5. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie benadrukten dat het van belang is dat er na de samenvoeging een gemeente ontstaat die een financieel gezond meerjarenperspectief kent. Ik deel dit belang en heb er vertrouwen in dat onderhavig voorstel zal leiden tot een gemeente met een financieel gezond meerjaren perspectief.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven