30 345
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Ljubljana, 30 juni 2004

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 oktober 2004 en het nader rapport d.d. 27 oktober 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 september 2004, no. 04.003472, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Slovenië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Ljubljana, 30 juni 2004, met toelichtende nota.

Het voorstel betreft de goedkeuring van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met de Republiek Slovenië. De Raad van State merkt op dat de toelichtende nota gedateerd is en nog geen rekening houdt met de toetreding van Slovenië tot de Europese Unie. De Raad adviseert de nota te actualiseren en in de nota meer aandacht te geven aan de verhouding van het verdrag met de onderscheiden richtlijnen van de Raad van de Europese Unie.

De Raad wijst in dit kader onder meer op Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PbEU L 157). Artikel XII van het protocol lijkt aan deze richtlijn voorbij te gaan. De Raad adviseert in de toelichtende nota aandacht te geven aan de reikwijdte van laatstgenoemde bepaling.

Tevens adviseert de Raad in de toelichtende nota uiteen te zetten welke regelingen met Slovenië zijn getroffen ten aanzien van voordelen die opkomen uit belastingmaatregelen die schadelijk zijn in de zin van de gedragscode inzake de belastingheffing voor ondernemingen1. De Raad wijst daarbij op de recent gesloten verdragen met Portugal en België, waarbij de gedragscode een plaats heeft gevonden in het protocol of een briefwisseling.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 september 2004, no. 04.003472, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 oktober 2004, nr. W06.04.0447/IV, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van de eerste opmerking van de Raad van State over de toetreding van Slovenië tot de Europese Unie is de toelichtende nota aangevuld.

Wat betreft de tweede opmerking van de Raad van State over de gedragscode inzake de belastingheffing voor ondernemingen kan worden gemeld dat ten tijde van de onderhandelingen met Slovenië duidelijk was dat Slovenië lid zou worden van de Europese Unie.

In het kader van het zogenaamde «acquis communautaire» moest Slovenië ondermeer voldoen aan de voorwaarde dat schadelijke belastingmaatregelen in Europa ongedaan moesten worden gemaakt, en moest Slovenië zich onthouden van het invoeren van nieuwe maatregelen. Gelet hierop, en gelet op de wetgeving in Slovenië ten tijde van de onderhandelingen, was er geen noodzaak om nog een uitdrukkelijke regeling in het verdrag op te nemen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele tekstuele verbeteringen aan te brengen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 december 1997 betreffende een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen (PbEG 1998, C 2/01).

Naar boven