30 337
Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID NOORMAN-DEN UYL

Ontvangen 18 november 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Aan artikel II wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Na artikel 10.10 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10.11. Kindertoeslag

1. De kindertoeslag geldt voor de belastingplichtige indien:

a. in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden tot zijn huishouden een kind behoort dat in belangrijke mate door hem of zijn partner wordt onderhouden en dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige of zijn partner staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en

b. het gezamenlijk verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner minder bedraagt dan € 44 034.

2. De kindertoeslag bedraagt:

a. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner van niet meer dan € 28 521: € 892;

b. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van meer dan € 28 521: € 892, verminderd met 5,75% van het verschil tussen het gezamenlijke verzamelinkomen en € 28 521.

3. Op de kindertoeslag wordt de kinderkorting, bedoeld in artikel 8.19, in mindering gebracht voorzover deze bij de belastingaanslag in aanmerking is genomen.

4. De kindertoeslag wordt eigener beweging toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen.

5. Indien de belastingplichtige een partner heeft, geldt de kindertoeslag alleen voor de belastingplichtige met het hoogste verzamelinkomen. Indien het verzamelinkomen van de belastingplichtige gelijk is aan dat van zijn partner geldt de kindertoeslag alleen voor de oudste belastingplichtige. Op gezamenlijk verzoek van deze belastingplichtige en zijn partner, wordt het bedrag van de kindertoeslag toegekend aan de partner van die belastingplichtige. Op het verzoek kan niet worden teruggekomen.

6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder partner mede verstaan een in artikel 3.91, tweede lid, onderdeel b, onder 2° tot en met 5° bedoelde verbonden persoon.

7. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel, met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

8. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van de artikelen 14 tot en met 17, is van toepassing.

Artikel 10.12. Ouderentoeslag

1. De ouderentoeslag geldt voor de belastingplichtige, bedoeld in artikel 8.17, indien het gezamenlijk verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner minder bedraagt dan € 31 255, en bedraagt € 374.

2. Op de ouderentoeslag wordt de ouderenkorting, bedoeld in artikel 8.17, in mindering gebracht voorzover deze bij de belastingaanslag in aanmerking is genomen.

3. Artikel 10.11, vierde tot en met zesde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10.13. Alleenstaande ouderentoeslag

1. De alleenstaande ouderentoeslag geldt voor de belastingplichtige, bedoeld in artikel 8.18, en bedraagt € 562.

2. Op de alleenstaande ouderentoeslag wordt de alleenstaande ouderenkorting, bedoeld in artikel 8.18, in mindering gebracht voorzover deze bij de belastingaanslag in aanmerking is genomen.

3. Artikel 10.11, vierde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

II

In artikel XIV, eerste lid, wordt na «met dien verstande dat» ingevoegd: artikel II, onderdeel C, in werking treedt met ingang van 1 januari 2007, en dat.

Toelichting

Met dit amendement wordt de verzilvering van de fiscale kinderkorting en de ouderenkortingen reeds gerealiseerd over het jaar 2007. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Crone c.s. om kinderen ouderenkortingen uitkeerbaar te maken (30 306 nr. 50) vóór 2008. De regering heeft aangegeven dat in 2008 de kinderkortingen volledig worden omgezet in toeslagen die conform de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) worden uitgekeerd. Dit amendement voorziet in een regeling die kan worden gehanteerd totdat die omzetting van kinderkortingen en ouderkortingen heeft plaatsgevonden. Deze overgangsregeling maakt gebruik van een gedeelte van het instrumentarium van AWIR.

In artikel 10.11 van dit amendement wordt geregeld dat, als een huishouden een gedeelte van de kinderkorting niet kan verzilveren, dit niet-verzilverde gedeelte door de Belastingdienst/Toeslagen als toeslag wordt uitgekeerd. Na bepaling van de definitieve belastingaanslag is duidelijk of een huishouden de kinderkorting volledig heeft kunnen verzilveren. Is dat niet het geval, dan keert de Belastingdienst/Toeslagen het niet-verzilverde restant uit, zonder dat daar een apart aanvraagformulier voor nodig is na afloop van het betreffende jaar. Voor het jaar 2007 vindt de uitbetaling van het niet verzilverde deel dus plaats in 2008. Er vindt in dat jaar geen bevoorschotting plaats. De artikelen in de wet AWIR die betrekking hebben op aanvraagprocedure en bevoorschotting (14 t/m 17), zijn hier dan ook niet van toepassing.

In artikel 10.12 wordt geregeld dat een niet te verzilveren gedeelte van de ouderenkorting op dezelfde manier als toeslag wordt uitgekeerd. Artikel 10.13 regelt hetzelfde voor de alleenstaande ouderenkorting, die in 2006 de aanvullende ouderenkorting vervangt.

Noorman-den Uyl

Naar boven