30 335
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

nr. 10
VERSLAG NAAR AANLEIDING VAN EEN OPENBAAR RAPPORT VAN DE NATIONALE OMBUDSMAN1, MET BETREKKING TOT (O.A.) HET HANDELEN VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Vastgesteld 27 oktober 2005

De commissie2, gezien het openbaar rapport van de Nationale ombudsman onder nummer 2004/225 en de correspondentie tussen de Nationale ombudsman en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer naar aanleiding van dat rapport,

overwegende,

dat de Nationale ombudsman uit eigen beweging een onderzoek heeft ingesteld naar het functioneren van vijf huurcommissies en van het Secretariaat van de huurcommissies (SHC, een onderdeel van het ministerie van VROM) en in juni 2004 genoemd rapport heeft uitgebracht, dat uitmondt in een zestal aanbevelingen gericht op een betere voortgang van de afhandeling van zaken die aan huurcommissies worden voorgelegd, van welke aanbevelingen er vier niet zijn opgevolgd,

dat de Nationale ombudsman heeft geoordeeld dat het onaanvaardbaar is dat verzoekschriften die in de maanden augustus en september worden ingediend in veel gevallen eerst na vier maanden door het SHC worden geregistreerd en de minister heeft aanbevolen maatregelen te nemen die waarborgen dat registratie van nieuwe verzoekschriften en verzending van kennisgevingen en legesverzoeken door het SHC binnen twee weken na ontvangst van het verzoekschrift plaatsvinden,

dat de minister aanvoert dat de genoemde maanden een piekperiode vormen, in verband met de jaarlijkse huurverhogingen, waar structurele menskrachtmaatregelen derhalve geen soelaas bieden,

dat de Nationale ombudsman voorts heeft geoordeeld dat de afdoening van verzetschriften, voor welke afdoening geen wettelijke (bestuursrechtelijke) termijn geldt, te lang op zich laat wachten en heeft aanbevolen een instructie op te stellen die voorschrijft dat verzetschriften binnen zes weken dienen te worden afgedaan en maatregelen te treffen waardoor die termijn in de praktijk wordt gehaald,

dat de minister aanvoert dat bij de afhandeling van de werkvoorraad voorrang moet worden gegeven aan de zaken waarvoor wél een wettelijke afdoeningstermijn geldt en dat voor de afdoening van verzetschriften zittingen van de huurcommissies noodzakelijk zijn, welke nu eenmaal niet frequent belegd kunnen worden,

dat de Nationale ombudsman voorts heeft geoordeeld dat de afdoening van verzoekschriften, waarvoor een wettelijke afdoeningstermijn van vier maanden geldt, te lang op zich laat wachten, namelijk gemiddeld zes maanden, en heeft aanbevolen maatregelen te nemen om de wettelijke afdoeningstermijn te realiseren,

dat de minister aanvoert dat de praktijk heeft aangetoond dat de wettelijke termijn veelal niet haalbaar is en dat hij daarom zal bevorderen dat de wettelijke termijn wordt gewijzigd in zes maanden,

dat de minister met de Kamer overleg voert over de huurgeschillenbeslechting in de toekomst (zie Kamerstuk nummer 27 926 nr. 77) en dat de aanbevelingen van de Nationale ombudsman alle betrekking hebben op bij die beslechting in het belang van de burger in acht te nemen termijnen;

van oordeel,

dat de Nationale ombudsman het gelijk aan zijn zijde heeft wanneer hij stelt dat afdoeningstermijnen, zowel van verzetals van verzoekschriften, die een half jaar belopen niet aanvaardbaar zijn en dat maatregelen geboden zijn,

stelt aan de Kamer voor:

a. het rapport van de Nationale ombudsman en de tussen hem en de minister gevoerde correspondentie in handen te stellen van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer, aangezien dit een beleidsaangelegenheid betreft, en de commissie te verzoeken de bovengenoemde aanbevelingen in dit rapport bij de behandeling van de voorstellen inzake de huurgeschillenbeslechting te betrekken,

b. voor het overige ten aanzien van deze aangelegenheid over te gaan tot de orde van de dag.

De voorzitter van de commissie,

Mosterd

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

De commissie bestaat uit de leden: Kalsbeek (PvdA), Tichelaar (PvdA), De Wit (SP), Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Mosterd (CDA) (Voorzitter), Van Fessem (CDA), Kraneveldt (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en de plaatsvervangende leden Slob (Christen Unie), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vietsch (CDA), Varela (LPF) en Van Miltenburg(VVD).

Naar boven