30 332
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 februari 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 77w, tweede lid, eerste volzin, wordt na de woorden «raad voor de kinderbescherming» ingevoegd: , dat wordt ondersteund door ten minste een gedragsdeskundige.

2. Onder vernummering van de artikelen 77wa en 77wb tot de artikelen 77wc en 77wd, worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 77 wa

1. De rechter kan bepalen dat het in artikel 77w, derde lid, bedoelde programma geheel of ten dele komt te bestaan uit een vorm van zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet op de jeugdzorg, indien de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van die wet ten aanzien van de verdachte een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat deze op deze vorm van zorg is aangewezen. Het besluit wordt overgelegd bij het advies van de raad voor de kinderbescherming.

2. In afwijking van het eerste lid kan de rechter, indien de stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg een besluit als bedoeld in het eerste lid niet of niet tijdig neemt, op een daartoe strekkend advies van de raad voor de kinderbescherming bepalen dat het in artikel 77w, derde lid, bedoelde programma geheel of ten dele komt te bestaan uit een vorm van zorg als bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de rechter toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het tweede lid, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan de stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg.

Artikel 77 wb

1. Indien het gedrag van de veroordeelde daartoe aanleiding geeft of wijziging van de maatregel in het belang is van de ontwikkeling van de veroordeelde, kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, beslissen dat de maatregel een andere invulling krijgt.

2. De rechter beslist slechts tot een andere invulling van de maatregel, nadat hij zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van de raad voor de kinderbescherming.

3. Artikel 77w, tweede lid, eerste volzin, derde tot en met vijfde, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing op de beslissing tot wijziging van de maatregel.

B

Aan artikel I wordt een onderdeel L toegevoegd, luidende:

L

In artikel 77k komt de zinsnede: «die de straf heeft opgelegd» te vervallen.

C

In artikel II, onderdeel B, wordt in de vijfde volzin van het voorgestelde artikel 493, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering het woord «verdachte» vervangen door: veroordeelde.

D

Artikel III, onderdeel A, komt te luiden:

Artikel 3, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg komt te luiden:

3. Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg ingevolge deze wet als de stichting die werkzaam is in de provincie waar de jeugdige duurzaam verblijft, een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat die cliënt op die zorg is aangewezen. Met een zodanig besluit wordt gelijk gesteld een beslissing van de rechter als bedoeld in artikel 261, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede een beslissing van Onze Minister van Justitie in het kader van artikel 77s, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover hij de veroordeelde elders doet opnemen, een beslissing van de rechter als bedoeld in artikel 77wa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, een beslissing van de selectiefunctionaris, bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 31 van die wet, bij welke beslissing jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, wordt opgelegd of als voorwaarde wordt gesteld.

E

In artikel IV wordt «77wb» vervangen door: 77wd.

F

Aan artikel V wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Artikel 77ff, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. aan het slot van onderdeel a vervalt het woord «en»;

b. aan het slot onderdeel b wordt de punt vervangen door: , en

c. na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

c. maatregelen betreffende het gedrag van de jeugdige als bedoeld in artikel 77h, vierde lid, onderdeel b.

Toelichting

Onderdeel A

Voor de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is in artikel 77s, tweede lid, bepaald dat de rechter deze maatregel slechts oplegt na advisering door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. Gelet op de aard en de zwaarte van de gedragsmaatregel ligt het voor de hand dat het advies van de raad voor de kinderbescherming wordt opgesteld door een multidisciplinair team waar ten minste één gedragsdeskundige deel van uitmaakt. Voor de duidelijkheid aan de praktijk en voor een helder onderscheid met de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, wordt thans voorgesteld in artikel 77w vast te leggen dat het advies van de raad voor de kinderbescherming wordt ondersteund door ten minste één gedragsdeskundige van de raad (onderdeel 1).

Ten behoeve van maximale duidelijkheid voor de praktijk wordt thans voorgesteld om in het Wetboek van Strafrecht expliciet vast te leggen dat de rechter ook kan bepalen dat de gedragsmaatregel (geheel of gedeeltelijk) wordt ingevuld met jeugdzorg (onderdeel 3). Daarbij is als uitgangspunt gehanteerd dat de rechter hiertoe alleen kan besluiten als hieraan een besluit van bureau jeugdzorg als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de jeugdzorg (indicatiebesluit) ten grondslag ligt (artikel 77wa, eerste lid). Het voorgestelde artikel 77wa, tweede lid, voorziet in een uitzondering op dit uitgangspunt voor het geval dat bureau jeugdzorg niet of niet tijdig een indicatiebesluit neemt. Tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat bureau jeugdzorg de centrale toegangspoort tot de jeugdzorg is, vervult deze bepaling de functie van vangnet. Mocht zich een dergelijk geval voordoen, dan kan de rechter bepalen dat de gedragsmaatregel (geheel of gedeeltelijk) wordt ingevuld met jeugdzorg, indien de raad voor de kinderbescherming zulks adviseert. Teneinde deze procedure aan te laten sluiten bij het systeem van de Wet op de jeugdzorg, is een wijziging van het voorgestelde artikel 3, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg waarin de gelijkstelling met het indicatiebesluit is geregeld, nodig. Deze is opgenomen in onderdeel D. Indien de jeugdige het niet eens is met de beslissing van de rechter tot het opleggen van de gedragsmaatregel of met de door de in het vonnis bepaalde invulling van de gedragsmaatregel, bestaat uiteraard de mogelijkheid daartegen hoger beroep in te stellen.

Om te voorkomen dat via de regeling van de gelijkstelling een aanspraak op jeugdzorg ontstaat zonder dat het bureau jeugdzorg daar weet van heeft, wordt voorgesteld op grond van artikel 77wa, derde lid, de raad te verplichten daarvan onverwijld mededeling te doen aan het bureau jeugdzorg.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de fractie van de PvdA in het verslag of de methode van gedragsbeïnvloeding tussentijds kan worden gewijzigd, vind ik het bij nader inzien wenselijk dat de rechter de inhoud van de gedragsmaatregel tussentijds kan wijzigen. Dit zal de praktijk meer flexibiliteit geven om te reageren op onvoorziene situaties die tot bijstelling van het opgelegde programma dienen te leiden. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat de uitvoering van de maatregel niet naar behoren verloopt zonder dat dat te wijten is aan een gebrek aan medewerking van de jeugdige. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de situatie dat gezinsbegeleiding deel uitmaakt van de maatregel en de gezinsleden daaraan onvoldoende medewerking verlenen of er tussentijds een wijziging is opgetreden in de gezinssituatie die het voortzetten van die begeleiding bemoeilijkt. Langs de weg van het voorgestelde artikel 77wb, derde lid, geldt het voorgestelde vereiste dat het advies van de raad voor de kinderbescherming moet worden ondersteund door ten minste één gedragsdeskundige ook voor de advisering door de raad tot eventuele wijziging van de maatregel.

Onderdeel B

De onderhavige Nota van Wijziging werd ter consultatie voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak. Naar aanleiding van het bij de Raad ingewonnen advies, is in dit onderdeel B voorzien. Met de wijziging in onderdeel B wordt beoogd de toepassing van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht te vereenvoudigen.

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat náást de oplegging van straf aan een inmiddels volwassen geworden verdachte, ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie aan de orde is. Dit vereist de omzetting van de jeugddetentie in een hoofdstraf als bedoeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht. Dit laatste is ingevolge artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht dan slechts mogelijk voor het gerecht dat eerder de jeugddetentie heeft opgelegd. Staat de verdachte terecht in een ander arrondissement of ressort dan is zodanige omzetting en tenuitvoerlegging thans niet mogelijk. Met het schrappen van de zinsnede «die de straf heeft opgelegd» kan thans ook in een ander arrondissement of ressort de omzetting en tenuitvoerlegging worden gevorderd.

Onderdeel C

De wijziging in onderdeel C is van redactionele aard.

Onderdeel D

De voorgestelde wijziging van artikel 3 van de Wet op de jeugdzorg betreft de bij onderdeel A toegelichte aanpassing van de regeling omtrent de gelijkstelling.

Onderdeel E

De wijziging in onderdeel E houdt verband met de voorgestelde vernummering in onderdeel A.

Onderdeel F

De voorgestelde wijziging voorziet in de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen omtrent de financiering van de gedragsmaatregel.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven