30 332
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen)

nr. 12
MOTIE VAN HET LID TEEVEN

Voorgesteld 14 juni 2007

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een jeugdige dader zo veel als mogelijk ook financieel op de gevolgen van zijn handelen moet worden gewezen en elk slachtoffer een sterkere positie verdient bij het verhalen van de schade op de dader van het strafbare feit;

overwegende, dat de passantenregeling en daarbij horende tegemoetkoming bij het overschrijden van de wettelijke termijn eveneens van toepassing is op jeugdigen die een – onherroepelijke – PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen;

constaterende, dat bij het overschrijden van de passantentermijn een tegemoetkoming van – in beginsel – € 350 per maand, vanaf dag dat termijn 6 maanden duurt tot datum plaatsing, aan de jeugdige dader wordt toegekend;

constaterende, dat de beroepscommissie al in haar uitspraken aangeeft graag te zien dat de vergoeding geoormerkt wordt en gereserveerd wordt voor bijvoorbeeld bijzondere onkosten als klager zelfstandig zou gaan wonen of bijvoorbeeld voor scholing;

van oordeel, dat gestreefd dient te worden naar een sterkere positie van het slachtoffer door zo spoedig en volledig mogelijke vergoeding van de geleden schade door de dader;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de tegemoetkoming vooraleerst geoormerkt en gereserveerd kan worden voor de vergoeding van de schade,

en gaat over tot de orde van de dag.

Teeven

Naar boven