30 327
Regels inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 8 december 2005

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

ALGEMEEN 1

Inleiding 1

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel 2

Reikwijdte van de wet 4

Verwerking van gegevens 4

Verstrekking aan derden 6

Verwijderen, bewaren en vernietigen van gegevens 7

Rechtsbescherming, controle en toezicht 8

Consequenties voor de praktijk en financiële gevolgen 8

Overig 9

ARTIKELEN 9

ALGEMEEN

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met grote waardering van de vervanging van de Wet politieregisters door de Wet politiegegevens kennisgenomen. Zij verwachten dat deze wet een grote verbetering zal betekenen voor de uitwisseling van gegevens ten behoeve van de veiligheid. Deze leden stellen met voldoening vast dat ook de organen die om advies zijn gevraagd op hoofdlijnen positief reageren. De beperkingen die de huidige wet politieregisters met zich meebrengt bij het verwerken van persoonsgegevens door de politie, en het ontbreken van de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling met derden, zijn niet meer van deze tijd. Met dit wetsvoorstel wordt een overtuigende stap gezet om veiligheid en privacybescherming met elkaar in evenwicht te brengen. Dat wordt in dit wetsvoorstel bereikt door enerzijds het verstrekkingenregime te vereenvoudigen maar anderzijds de controle daarop te behouden.

De aan het woord zijnde leden hebben nog wel een aantal fundamentele vragen over de wijze waarop de verbeteringen vorm hebben gekregen, die in de loop van dit verslag aan de orde worden gesteld.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat het voor het werk van de politie nodig is dat informatie goed kan worden opgeslagen en gedeeld. Ook zien deze leden in dat er verruimingen in wet- en regelgeving op dat gebied nodig kunnen zijn. Daartegenover staat dat naar de mening van de leden van de PvdA-fractie waarborging van de persoonlijke levenssfeer evenzeer tot de rechtsorde dient te horen. Vooral op dit vlak leven er bij deze leden nog vragen die hieronder zijn geformuleerd.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen van de regering om de regels inzake de verwerking van politiegegevens te wijzigen. Zij onderschrijven het doel van het wetsvoorstel, en begrijpen het belang van de wijziging voor een goede taakuitoefening door de politie. Wel bestaan er bij de leden van de VVD-fractie nog vragen over de uitwerking van de wet die onderstaand worden weergegeven.

De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voorstel en hebben daarbij nog enkele opmerkingen die hieronder worden weergegeven.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie beschouwen het verstrekkingenregime op onderdelen onnodig ingewikkeld en beperkend. Zij vragen de regering aan te geven hoe dit wetsvoorstel tot stand is gekomen. Zijn de knelpunten van de personen werkzaam in de veiligheidsketen op de werkvloer leidend geweest?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven in hoeverre de recente Europese ontwikkelingen van invloed zijn geweest op dit wetsvoorstel. Zij wijzen bijvoorbeeld op het Haagse Programma en het actieprogramma van de commissie, waarin een specifieke regeling voor de uitwisseling van politie en justitiegegevens onder de derde pijler is voorzien. Maken de recente Europese ontwikkelingen niet een verdergaande regeling voor gegevensuitwisseling nodig? Is in deze wet voorts rekening gehouden met de komende evaluatie van de Wet bescherming persoonsgegevens in Nederland? Kan die wijziging nog aanleiding geven tot aanpassingen aan deze wet?

De leden van de CDA-fractie vinden onvoldoende overtuigend aangegeven waarom niet voor één verstrekkingenregime is gekozen voor toezicht en handhaving. Deze leden wijzen er in navolging van de Raad van Hoofdcommissarissen op, dat in de loop der tijd veel opsporingsbevoegdheden zijn omgezet in toezichtsbevoegdheden op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht. De opsporings- en toezichtsbevoegheden worden in de praktijk vaak in het verlengde van elkaar gebruikt. Een gescheiden vertstrekkingenregime kan daardoor de werkzaamheden van de politie onnodig hinderen. Zij vragen de regering in te gaan op deze argumenten. Deze leden wijzen erop dat de inperking van de privacy als gevolg van het onderbrengen van de toezichtstaken slechts een beperkte en tevens verdedigbare inbreuk op de privacy van burgers is. Hier staat een veel groter veiligheidsbelang tegenover. Deze leden vragen de regering voorts aan te geven hoe in het kader van de gegevensuitwisseling in andere Europese landen met het onderscheid tussen toezicht en handhaving wordt omgegaan.

De Raad van Hoofdcommissarissen vreest onnodige bureaucratie door de het hanteren van twee afzonderlijke verstrekkingenregimes voor toezicht en handhaving. De leden van de CDA-fractie delen die vrees, en vragen de regering alsnog te voorzien in één verstrekkingenregime.

Voorts vragen zij de regering concreet aan te geven of voldaan is aan het verzoek van de Koninklijke marechaussee of de Vreemdelingenwet ook onder de «toezichthoudende taken» valt, die op dien hoofde niet mogen worden opgeslagen onder het regime van deze wet. De marechaussee verwacht in dat geval en ernstige belemmering van de uitvoering van de taak. De leden van de CDA-fractie zien hierin een extra argument om één verstrekkingenregime te hanteren.

Er wordt gesteld dat het onderhavige wetsvoorstel aansluit bij «de bestaande beheersstructuur van de politie». Hoe verhoudt het wetsvoorstel zich tot de kabinetsplannen ten aanzien van een andere beheersstructuur bij de politie, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Niet alleen Nederland maakt gebruik van politiegegevens bij de uitvoering van de politietaak, dit gebeurt ook in andere landen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe het Nederlandse wetsvoorstel zich verhoudt tot de wet- en regelgeving in andere Europese landen, met name als het gaat om de balans tussen enerzijds rechtshandhaving en anderzijds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Is de kennis en ervaring vanuit het buitenland gebruikt bij het maken van het wetsvoorstel? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of met dit wetsvoorstel verandering komt in de gegevensuitwisseling met buitenlandse politiediensten c.q. autoriteiten en de rechtsbescherming van de burger.

De leden van de SP-fractie vinden dat criminaliteit moet worden bestreden. Daartoe moeten proportionele middelen worden gebruikt. Deze middelen moeten in overeenstemming zijn met een open en democratische samenleving.

De aan het woord zijnde leden constateren dat het wetsvoorstel nieuwe en verstrekkende mogelijkheden biedt voor een ruimere opslag, gebruik en verstrekking van persoonsgegevens. Zij vinden dat dit wetsvoorstel in verhouding gezien moet worden tot de Wet bevoegdheid vorderen gegevens, de Wet vorderen telecommunicatiegegevens en het wetsvoorstel verruiming opsporingsbevoegdheden. Er is in deze wetten/dit wetsvoorstel ook al een vergaande inbreuk mogelijk op de persoonlijke levenssfeer. Er is sprake van een stapeling van maatregelen die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vergaand uitholt. Deze leden vinden dat de regering hierover een afzonderlijke toelichting zou moeten schrijven zodat er een fundamenteel debat kan ontstaan over effecten en neveneffecten van deze en andere maatregelen tegen terrorisme. Zij sluiten zich aan bij de opmerkingen van de Raad van State hierover inzake de Leanderszaak.

De leden van de SP-fractie vinden dat de rol van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) in dit wetsvoorstel beperkt door de regering wordt toegepast. Dit College waakt immers over het correct en doelmatig gebruik van de bevoegdheden van dit wetsvoorstel. Deze leden constateren dat het gros van de activiteiten die door dit wetsvoorstel mogelijk worden zich voltrekt buiten de controle van het CBP. Het lijkt hen beter het CBP dan grotere bevoegdheden te geven. Wat vindt de regering hiervan?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat hier, net als bij het wetsvoorstel verruiming opsporingsbevoegdheden, de politie allengs meer het werk van de AIVD gaat overnemen, zij het op een andere grondslag. Kan de regering voor de beide genoemde wetsvoorstellen uitleggen waaromdeze – in de praktische, uitvoerende zin – doublure plaatsvindt met de AIVD? In hoeverre is het terecht te stellen dat de politie gegevens aan het verzamelen is die niets te maken hebben met concrete verdenkingen of zelfs redelijke vermoedens van strafbare feiten, maar informatie die ooit in die zin nog wel eens nuttig zou kunnen zijn? Kan de regering nog eens uitleggen waarom er na WOII een duidelijk verschil is gemaakt tussen de AIVD en de politie en in hoeverre dit verschil in praktische– de juridische grondslagen staan immers al op papier – zin nog bestaat?

Reikwijdte van de wet

De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van het CBP dat deze wet ook van toepassing zou moeten zijn op rechtspersonen. Waarom heeft de regering deze keuze niet gemaakt?

Voorts hebben zij behoefte aan een nadere toelichting waarom de wet niet geheel van toepassing is verklaard op Bijzondere Opsporingsdiensten. De politieberaden en het CBP adviseren dit juist wel te doen.

De regering geeft in de memorie van toelichting aan dat, met het oog op de toegenomen behoeften aan gegevensuitwisseling, in het onderhavige wetsvoorstel de mogelijkheden om politiegegevens te verstrekken voor andere doeleinden vergaand is verruimd. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe deze extra mogelijkheden er precies uitzien.

Vanwege het feit dat de doelbinding in het onderhavige wetsvoorstel het leidende beginsel is, is het van groot belang aan welke voorwaarden de doelomschrijving moet voldoen. Dit wordt volgens de leden van de VVD-fractie onvoldoende duidelijk. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom meer duidelijkheid te geven over de voorwaarden waaraan de doelomschrijving dient te voldoen.

Het CBP heeft naar aanleiding van de consultatie een aantal punten meegegeven, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Niet alle punten zijn door de regering overgenomen. Dit betreft onder meer de reikwijdte met betrekking tot bijzondere opsporingsambtenaren en geautomatiseerde verwerking van politiegegevens. Daarnaast staat in de huidige wet een apart regime voor onverdachte personen. Dit verdwijnt in het huidige wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden vragen de regering die punten nader in overweging te nemen dan wel uitgebreider te beargumenteren waarom zij deze punten niet overneemt.

Tot slot wijst het college op de risico’s welke themaverwerking met zich meebrengt. De aan het woord zijnde leden vragen de regering hierop uitvoeriger in te gaan.

Verwerking van gegevens

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven waarom bij de verwerking van persoonsgegevens uitgegaan wordt van een van een jaar. Waar is deze duur van afgeleid? Zij kunnen zich voorstellen dat van een langere termijn wordt uitgegaan, wanneer dit door de politie nodig wordt geacht. Wat kan de politie doen met gegevens die na een jaar nog wel bewaard mogen worden maar niet meer mogen worden verwerkt?

Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe gewaarborgd wordt dat geclassificeerde informatie, bijvoorbeeld van de CIE, kan worden afgeschermd. Hoe kan worden voorkomen dat – per ongeluk – informatie over bijvoorbeeld informanten aan derden wordt verstrekt?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de korpsbeheerder is aangewezen als verantwoordelijke voor de gegevensverwerking. Met VNO-NCW wijzen deze leden op het risico van een verschillende benadering door verschillende korpsbeheerders. Het kan niet zo zijn dat in de verschillende regio’s op een verschillende wijze met de gegevensverstrekking wordt omgegaan. Deze leden vragen of deze keuze voor de hand ligt, nu door de uitvoering van het rapport van de commissie Leemhuis de functie van korpsbeheerder gaat verdwijnen. Kan in de wet niet beter worden geanticipeerd op de nieuwe situatie?

De leden van de PvdA-fractie stellen de volgende vragen.

Waarom wordt deze wet niet ook van toepassing op bijzondere opsporingsambtenaren? Kan de regering aangeven waarom het maken van fouten met de gegevensverwerking door deze ambtenaren andere gevolgen zou hebben dan fouten gemaakt door politieambtenaren?

Op basis van het voorziene artikel 11 van het wetsvoorstel kunnen alle politiegegevens in combinatie met elkaar worden verwerkt. Hierbij kunnen grote hoeveelheden gegevens van ook onverdachte burgers worden gebruikt «en op basis van patronen of profielen worden onderzocht». Moeten de leden van de PvdA-fractie denken aan methoden zoals «data mining»? Zo ja, in hoeverre verschilt deze methode nog van methoden, zoals gebruikt door de AIVD? Is de AIVD niet beter uitgerust om een permanente informatiepositie op te bouwen over gegevens die kunnen wijzen op het plegen van misdrijven waardoor de rechtsorde ernstig kan worden geschonden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom zou dan ook de politie dit moeten gaan doen? Hoe oordeelt de regering over de mening van het CBP dat door middel van deze wijze van gegevensverwerking («themaverwerking») de scheidslijn tussen AIVD en de politie wordt verlaten? Acht de regering een dergelijke vermenging ongewenst? Kan het antwoord op deze twee vragen uitgebreid worden beargumenteerd?

Voor de verwerking van politiegegevens moeten personen worden geautoriseerd. Hoe werkt dit in het kader van bovengenoemde methode? Kunnen ook niet-politieambtenaren worden geautoriseerd? Zo ja, aan wat voor ambtenaren moet dan worden gedacht? Kunnen dit bijvoorbeeld ook ambtenaren van de AIVD of MIVD zijn?

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat het op grote schaal verzamelen van genoemde gegevens zou kunnen leiden tot een zo grote hoeveelheid gegevens dat weliswaar de kwantiteit toeneemt, maar dat daardoor tevens de kwaliteit van de verwerking zal afnemen. In hoeverre bestaat dit risico? Hoeveel «ruis» zal er in het systeem kunnen komen, en hoe wordt dit voorkomen? Waarom vereist het wetsvoorstel geen vermelding van een indicatie omtrent de betrouwbaarheid, herkomst of wijze van verkrijging van gegevens? Deze leden delen de mening van de regering dat het eigen is aan het werk van de politie dat niet altijd de juistheid en volledigheid van de gegevens waarmee de politie werkt bij voorbaat kan vaststaan maar ten dele. Zij zijn van mening dat de politie tenminste op enig moment in staat moet zijn de betrouwbaarheid van gegevens in te schatten. Daarom menen deze leden dat de afwijzing van de regering om politiegegevens te voorzien van een codering omdat dit niet goed werkbaar lijkt een betere onderbouwing vereist. Vooralsnog delen de leden van de PvdA-fractie de mening van het CBP dat een permanente bewaking van de kwaliteit van politiegegevens nodig is, te meer daar er geen onderscheid meer wordt gemaakt in de wet tussen verdachte en onverdachte personen als het om gegevensverwerking gaat.

Na afloop van de bewaartermijn worden niet alle gegevens vernietigd. Er is ook sprake van «verwijderen» van gegevens die vervolgens achter een «schot» worden geplaatst. Die gegevens kunnen daar weer achter vandaan worden gehaald in het kader van «ernstige schending van de rechtsorde». De leden van de PvdA-fractie zouden graag zo exact mogelijk willen weten hoe dit criterium wordt gedefinieerd.

In hoeverre zijn politieambtenaren nu op de hoogte van wet- en regelgeving ten aanzien van het gebruikmaken van de politieregisters? Is de indruk van de leden van de PvdA-fractie, opgedaan uit onder ander het WODC-onderzoek uit 1996 naar het gebruik van de politieregisters, juist dat die kennis voor een groot deel ontbreekt? Zo neen, waar blijkt uit dat die kennis is toegenomen? Zo ja, wat betekent dit voor de werking van de nieuwe wet?

De politie heeft ook na het van kracht worden van onderhavige wet nog te maken met twee wettelijke regimes ten aanzien van gegevensverwerking. Naast deze wet zal ook de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voor de politie van toepassing blijven. Kan de regering nogmaals ingaan op de wenselijkheid van twee wettelijke regimes naast elkaar? Welke juridische of andere belemmeringen bestaan er om de politie wat betreft de gegevensverwerking geheel onder de Wet politiegegevens te laten vallen? Deelt de regering de mening dat de toezichts- en opsporingsbevoegdheden van de politie in de uitvoeringspraktijk door elkaar kunnen lopen? Zo ja, waarom is dan toch niet voor één wettelijk regime met betrekking tot gegevensverwerking gekozen? Zo neen, waarom niet?

De termijn waarbinnen politiegegevens voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen worden gebruikt gaat van 4 maanden naar 1 jaar, daarna kunnen deze gegevens nog vier jaar worden bewaard, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Waarom is een dergelijk grote verruiming noodzakelijk?

De regering geeft aan dat in bijzondere gevallen door de verantwoordelijke kan worden besloten om de verwerking van politiegegevens door personen, die geen ambtenaar van politie zijn, te laten plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of voor het besluit of een situatie al dan niet een bijzonder geval is regels zijn opgesteld. Zo ja, hoe zien deze eruit? Zo neen, waarom niet? Daarnaast vragen de aan het woord zijnde leden wat de voorwaarden zijn waaraan deze personen dienen te voldoen zodat de privacy gewaarborgd blijft.

Verstrekking aan derden

De leden van de CDA-fractie zijn zeer ingenomen met de mogelijkheid om persoonsgegevens ook aan derden te verstrekken. Deze leden verwachten van deze mogelijkheid een grote winst op het gebied van de samenwerking van andere organisaties bij het bevorderen van de veiligheid. Is via andere wetgeving voldoende geregeld dat deze derde instanties (hulpverleningsinstellingen, de reclassering, woningbouwverenigingen) ook hun gegevens aan de politie kunnen leveren?

Met name in het jeugdbeleid wordt nu weliswaar veel afgestemd tussen de verschillende betrokkenen, maar de uitwisseling wordt niet alleen belemmerd door de Wet politiegegevens. Ook de uitwisseling van informatie van hulpverleners is niet altijd eenvoudig. Is dit probleem voldoende onderkend, en hoe wordt dit opgelost?

Een van de voorstellen behelst dat er ook aan de gezagsdragers en aan bepaalde opsporingsambtenaren buiten de politie verplicht gegevens moeten worden verstrekt. Het is de leden van de PvdA-fractie echter nog niet duidelijk wie de «ontvangstgerechtigde instanties» zullen zijn. Er wordt weliswaar gesproken over «instanties waarmee de politie regulier samenwerkt» en over een algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarin deze instanties zullen worden beschreven, maar waarom kunnen deze instanties niet nu al worden opgesomd, dit temeer daar het blijkbaar instanties betreft waarmee de politie al regulier samenwerkt? Wordt dit een AMvB met «voorhangprocedure»?

Daarnaast kunnen korpsbeheerders ook aan niet in de AMvB genoemde instanties verstrekken mits het «zwaarwegend algemeen belang» dat nodig maakt. Wat moet er in dit verband onder «zwaarwegend algemeen belang» worden verstaan? Hoe en door wie wordt dit gedefinieerd? In de memorie van toelichting wordt in dit verband gewezen naar voorbeelden zoals het doen van een mededeling over vermoedens van kindermishandeling aan een arts of aan een school. Kunnen nog meer voorbeelden worden gegeven waarin sprake is van het verstrekken van gegevens aan dergelijke derden?

Ook de leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van het uitwisselen van gegevens bijvoorbeeld ten behoeve van de aanpak van jeugdcriminaliteit. Deze leden vinden echter wel dat er duidelijke toetsingscriteria moeten zijn waaruit duidelijk wordt welke instanties gegevens kunnen ontvangen. Is sprake van geheimhoudingsplicht bij de ontvangende derde instanties? Hoe wordt gewaarborgd dat deze instanties de doorgaans vertrouwelijke informatie slechts gebruiken voor het doel dat er mee wordt beoogd?

Het besluit om in het geval van zwaarwegend algemeen belang aan de niet in de AMvB genoemde personen of instanties gegevens te verstrekken wordt genomen door de korpsbeheerder. Die kan deze beslissing desgewenst mandateren. Aan wie kan hij dit mandateren?

Waarom wordt er geen onderscheid tussen gegevens over onverdachte en verdachte personen gemaakt, als het gaat om verstrekken van gegevens aan derden?

De regering geeft aan dat zoveel mogelijk bij of krachtens de wet is vastgesteld met welke publieke organen de politie in alle regio’s standaard samenwerkt. De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke regels er precies gelden voor het verstrekken van politiegegevens aan mensen en of instanties die niet benoemd zijn in het onderhavige wetsvoorstel, en welke waarborgen zijn ingebouwd. Worden deze mensen bijvoorbeeld gescreend?

Verwijderen, bewaren en vernietigen van gegevens

De maximale bewaartermijn voor persoonsgegevens is in het wetsvoorstel in de regel 5 jaar, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Waarom is voor deze periode gekozen? Het College van procureurs-generaal adviseert gegevens na 5 jaar niet te vernietigen, maar te bewaren met de beperking dat deze slechts onder bijzondere voorwaarden mogen worden ontsloten; bijvoorbeeld in het geval van het heropenen van het onderzoek in een oude zaak. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang om gegevens beschikbaar te hebben wanneer dit van belang kan zijn voor de oplossing van oudere misdrijven. Deze noodzaak wordt nog versterkt door de inwerkingtreding van het initiatiefwetsvoorstel Dittrich/ Van Haersma Buma inzake de afschaffing van de verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten. Deze leden vragen de regering of zij bereid is te voldoen aan de wensen van het College van procureurs-generaal?

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen.

Kan worden uitgelegd waarom er in het wetsvoorstel geen onderscheid wordt gemaakt tussen gegevens met betrekking tot verdachte en onverdachte personen? Waarom gelden voor de laatste categorie geen kortere bewaartermijnen, of wordt de verspreiding van gegevens, bijvoorbeeld naar derden, niet beperkt? In hoeverre bestaat het risico dat door ook gegevens van onverdachte personen te bewaren burgers ten onrechte worden onderworpen aan politieoptreden? Hoe wordt dit risico ingedamd?

Gegevens dienen uiterlijk vijf jaar na de laatste opname van de gegevens te worden verwijderd. Voor informanten is deze termijn 10 jaar. Na verwijdering worden de gegevens nog wel bewaard, maar zijn ze in beginsel niet toegankelijk voor operationele doeleinden. Alleen in bijzondere gevallen kunnen de bewaarde gegevens in opdracht van het bevoegde gezag beschikbaar worden gesteld voor hernieuwde verwerking op grond van de artikelen 9 en 10. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om welke bijzondere gevallen het gaat, of van tevoren de specifieke doelomschrijving bekend moet zijn, hoe lang de gegevens gebruikt mogen worden en of vanaf dat moment weer dezelfde wetsregels gelden waardoor deze gegevens ook weer voor andere doelen gebruikt kunnen worden.

Rechtsbescherming, controle en toezicht

De rechtsbescherming kan onder andere gewaarborgd worden door controle op de naleving van de regels door een privacyfunctionaris. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een onafhankelijke functionaris gegevensbescherming aan te stellen. Waarom wordt deze functionaris niet verplicht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Consequenties voor de praktijk en financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat in het wetsvoorstel is voorzien in de eis dat na een jaar alleen nog geautoriseerde personen toegang hebben tot politiegegevens. Zij achten het juist dat na verloop van tijd de toegang tot gegevens wordt beperkt. Wel wijzen zij erop dat de Raad van Hoofdcommissarissen aangeeft dat deze beperking zal leiden tot een noodzakelijke aanpassing van geautomatiseerde systemen. Deelt de regering de inschatting van de politie dat de implementatiekosten 18 miljoen euro zullen bedragen? Zo ja, hoe zal hierin worden voorzien? Waarom is gekozen voor de korte periode van één jaar?

De informatiehuishouding heeft consequenties voor de bestaande systemen, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Oude systemen worden niet meteen vervangen maar worden aangepast. Welke kosten gaan hiermee gepaard?

Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat uit de zinsnede dat pas na het opstellen van de AMvB de financiële consequenties in kaart zullen worden gebracht dat de financiële gevolgen nu nog zeer ongewis zijn? Hoe snel kan hier wel inzicht in worden gegeven? Wie is verantwoordelijk voor het in de hand houden van de financiële consequenties? Hoe wordt deze verantwoordelijkheid afgelegd?

Het is voor de leden van de VVD-fractie van groot belang dat de efficiëntie en effectiviteit van de gegevensverwerking optimaal is. Het tot stand komen van een landelijke informatievoorziening verheugd deze leden dan ook. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of de huidige computergegevens van de lokale politie in dit systeem kunnen worden verwerkt. Bestaat het risico dat gegevens verloren gaan bij overschakeling naar een landelijk opererend systeem. Wat zijn de effecten op de administratieve werkdruk van politieambtenaren?

De invoering van het nieuwe wetsvoorstel leidt tot een vermindering van het aantal regels en zorgt voor het terugdringen van de administratieve lasten. De implementatie van het wetsvoorstel brengt ook kosten met zich mee. Uit de memorie van toelichting wordt te weinig duidelijk wat nu de kosten en de baten zijn van het onderhavige wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden vragen de regering meer inzicht te geven in deze kosten en baten. Wanneer op dit moment nog niet bekend is wat deze kosten en baten zijn, kan daarbij dan worden aangegeven wanneer het antwoord wel kan worden gegeven?

Overig

Kan de regering ingaan op de stand van zaken ten aanzien van het informatiebeheer bij de politie, zo vragen de leden van de SP-fractie. Enige jaren geleden is een zeer kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer hieraan gewijd. Uiteraard is er toen het een en ander aan verbeteringsplannen ingezet, maar nu deze taken bij de politie zozeer aan belang winnen in dit wetsvoorstel, missen de leden van de SP-fractie een regelmatige onafhankelijke audit van de kwaliteit van het beheer. Kan dit wellicht in verband worden gebracht met de versteviging van de bevoegdheden van het CBP?

ARTIKELEN

Artikel 1 d en e

De leden van de CDA-fractie vinden het onderscheid tussen «verstrekken» en «ter beschikking stellen» verwarrend. Is het niet zeer verwarrend om begrippen met een zo specifieke uitleg te hanteren? Zijn er andere wetten waarin deze begrippen dezelfde uitleg hebben?

Artikel 1 l

De leden van de CDA-fractie vragen de minister van justitie of ook hij hoofdpijn kreeg toen hij de definitie van het begrip «gerelateerde gegevens» in artikel 1 l probeerde te ontcijferen. Deze leden vragen de definitie in leesbare taal te herschrijven.

Artikel 5

De verwerking door middel van de koppeling van opgeslagen bestanden is een innovatie die volgens de leden van de SP-fractie om problemen vraagt, omdat hiermee niet-verdachte mensen in verband worden gebracht met andere incidenten waar wel verdachten tussen kunnen zitten. Het is onvermijdelijk dat dit in elk geval tot bevooroordeling leidt bij politie en maakt de kans op fouten hoger.

De leden van de SP-fractie willen van de regering weten of de gedragingen, zoals nu in het wetsvoorstel beschreven, feitelijk nu al plaatsvinden en zo ja, op welke rechtsgrondslag. Als dit niet het geval is, is het dan niet verstandiger om iets rustiger bevoegdheden uit te breiden? In hoeverre is dit allemaal nog effectief?

Artikel 6

De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 6, zevende lid, en enige andere bepalingen sprake is van een «functionaris». In artikel 34 is sprake van een «privacyfunctionaris». Tot slot is in artikel 36 sprake van een «functionaris gegevensbescherming». Het is deze leden niet duidelijk wat wordt bedoeld met de «functionaris». Zij vragen de regering waarom deze term niet in de definities is uitgelegd. Tevens verzoeken deze leden de regering te verduidelijken of het om dezelfde persoon gaat of kan gaan als de privacyfunctionaris en de functionaris gegevensbescherming. Kan worden aangeduid wat de taak is van de functionaris gegevensbescherming? De leden van de CDA-fractie merken op dat de functionaris als bedoeld in artikel 6, zevende lid, een zeer centrale rol krijgt toebedeeld in de gegevensverstrekking. Deze is zelfs zo sterk dat in veel gevallen voorafgaande instemming van de functionaris is vereist alvorens bepaalde verwerkingen te kunnen uitvoeren. Waarop moet deze functionaris het geven van zijn instemming baseren? Hoe worden conflicten voorkomen?

Artikel 7

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de geheimhoudingsplicht in artikel 7 voldoende ruimte overlaat om op dezelfde voet als in het bestaande wetsvoorstel gegevens te kunnen verstrekken wanneer dit noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 10

De categorieën van misdrijven die de rechtsorde ernstig bedreigen en terzake waarvan gegevens mogen worden verwerkt, zullen bij AMvB worden omschreven, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Wanneer zal dit gebeuren? Wordt dit een AMvB met «voorhangprocedure»? Waarom moet dit bij AMvB worden omschreven en niet in de wet zelf?

Artikel 25

De leden van de SP-fractie willen weten welke regels de regering in gedachte heeft bij de delegatiemogelijkheid van het tweede lid van dit artikel Zij hechten aan een heldere regel, zonder dat de strekking van het eerste lid kan worden aangetast door bepaalde gegevens niet te verstrekken of weg te lakken, enz.

Artikel 28

De in dit artikel genoemde verbeteringsmogelijkheid speculeert volgens de leden van de SP-fractie op fouten die deze wijze van gegevensverwerking met zich meebrengt. Berucht zijn om deze reden ook de oud-BVD-dossiers waar soms zeer onduidelijke en onterechte verdachtmakingen tussen bleken te zitten. Nu deze wetswijziging over de politie gaat, en er dus direct strafrechtelijke consequenties verbonden worden aan mogelijk foutieve informatie lijkt de bevoegdheid van artikel 28 toch wel vreemd. Het komt er op neer dat een burger zélf de verantwoordelijkheid heeft om zijn dossier in orde te houden om te voorkomen dat hij onschuldig wordt gearresteerd. Dat is volgens de leden van de SP-fractie de wereld op z’n kop.

Artikel 34

Krachtens dit artikel is de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking verplicht een privacyfunctionaris aan te stellen. De leden van de CDA-fractie zijn er niet van overtuigd dat dit, anders dan nu, een verplichting moet worden. Zijn er in de huidige situatie problemen in de regio’s waar geen privacyfunctionaris is aangesteld? Hoeveel extra fte’s zullen met de verplichte aanstelling van privacyfunctionarissen zijn gemoeid? Wordt dit aantal minder na de wijziging van het politiebestel in de geest van het rapport-Leemhuis-Stout?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn) , Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Vacature (PvdA) en vacature SP.

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven