nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2006
In het verslag wezen de leden van de fractie van de PvdA op de onderzoeken
van het WODC over de jaren 1997–2001 en 1996–2000 naar (onder
meer) de aantallen opgelegde rijontzeggingen aan verkeersdelinquenten. Zij
vroegen of soortgelijke gegevens kunnen worden verschaft over de jaren 2000–2005.
In de nota naar aanleiding van het verslag is toegezegd de gevraagde gegevens
voorafgaand aan de mondelinge behandeling te verstrekken. Met deze brief doe
ik deze toezegging, mede namens mijn ambtgenote van Verkeer en Waterstaat,
gestand. Tevens is bij deze brief de tweede nota van wijziging gevoegd. Deze
bevat enkele verbeteringen van louter technische aard.
Wat betreft de aantallen opgelegde rijontzeggingen blijkt uit gegevens
van de Justitiële Informatiedienst over de periode van 2000–2005
(verder te noemen: de onderzochte periode) het volgende.
1. In de onderzochte periode werden 4877 gevallen van het veroorzaken
van een verkeersongeval met ernstige gevolgen (artikel 6 WVW 1994) strafrechtelijk
afgedaan, waarvan 4776 door middel van een veroordeling door de strafrechter
en 101 door middel van een transactie. In 2867 gevallen werd in de rechterlijke
veroordeling een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor een duur tot
zes maanden, in 1114 gevallen voor een periode die was gelegen tussen de zes
maanden en een jaar, en in 795 gevallen voor de duur van een jaar of meer.
In de onderzochte periode werden 239 612 gevallen van rijden
onder invloed (artikel 8 WVW 1994) strafrechtelijk afgedaan, waarvan 107 673
door middel van een veroordeling door de strafrechter en 131 939 door
middel van een transactie. In 54 206 gevallen werd in de rechterlijke
veroordeling een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor een duur tot
zes maanden, in 36 624 gevallen voor een periode die was gelegen tussen
de zes maanden en een jaar, en in 3104 gevallen voor de duur van een jaar
of meer.
In de onderzochte periode werden 460 883 snelheidsovertredingen
(artikelen 19–22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) strafrechtelijk afgedaan, waarvan 51 041 door middel van
een veroordeling door de strafrechter en 409 842 door middel van een
transactie. In 20 110 gevallen werd in de rechterlijke veroordeling een
onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor een duur tot zes maanden, in
524 gevallen voor een periode die was gelegen tussen de zes maanden en een
jaar, en in 22 gevallen voor de duur van een jaar of meer.
Bij deze getallen verdient overigens te worden aangetekend dat
daarin in sommige gevallen enkele dubbeltellingen kunnen zitten. In één
strafzaak kunnen meerdere verkeersdelicten zijn afgedaan. De door de Justitiële
informatiedienst gegenereerde gegevens geven de strafrechtelijke afdoeningen
evenwel per verkeersdelict weer. Als de bestuurder bijvoorbeeld is veroordeeld
voor zowel een snelheidsovertreding als voor rijden onder invloed, dan is
voor ieder delict afzonderlijk een veroordeling geregistreerd. Deze aantekening
geldt telkens ook voor de gegevens die hieronder onder 2 worden weergegeven.
2. Bij alle veroordelingen tot een onvoorwaardelijke rijontzegging als
onder 1 bedoeld, is per soort verkeersdelict bezien in hoeveel gevallen de
pleegdatum van het verkeersdelict, waarvoor de veroordeling werd uitgesproken,
viel binnen vijf naar na een vroegere strafrechtelijke afdoening voor een
van de drie verkeersdelicten. Dat zou namelijk hebben betekend dat voor in
ieder geval deze gevallen een plicht zou hebben bestaan een rijontzegging
op te leggen, indien het puntenstelsel toen al zou hebben gegolden. De uitkomst
daarvan is de volgende. In de onderzochte periode werden 13 bestuurders voor
het veroorzaken van een verkeersongeval met ernstige gevolgen (artikel 6 WVW
1994) tot een onvoorwaardelijke rijontzegging veroordeeld, terwijl dit verkeersdelict
was begaan binnen vijf jaar na een eerdere strafrechtelijke afdoening voor
een van de drie verkeersdelicten. In 5 gevallen werd de recidiverende bestuurder
een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor een duur tot zes maanden,
in 5 gevallen voor een periode die was gelegen tussen de zes maanden en een
jaar, en in 3 gevallen voor de duur van een jaar of meer.
In de onderzochte periode werd een bestuurder in 26 580 gevallen
voor rijden onder invloed (artikel 8 WVW 1994) tot een onvoorwaardelijke rijontzegging
veroordeeld, terwijl dit verkeersdelict was begaan binnen vijf jaar na een
eerdere strafrechtelijke afdoening voor een van de drie verkeersdelicten.
In 10 242 gevallen werd de recidiverende bestuurder een onvoorwaardelijke
rijontzegging opgelegd voor een duur tot zes maanden, in 14 493 gevallen
voor een periode die was gelegen tussen de zes maanden en een jaar, en in
1845 gevallen voor de duur van een jaar of meer.
In de onderzochte periode werd in 3927 gevallen voor een snelheidsovertreding
(artikelen 19–22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
1990) een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd, terwijl deze snelheidsovertreding
was begaan binnen vijf jaar na een eerdere strafrechtelijke afdoening voor
een van de drie verkeersdelicten. In 3739 gevallen werd de recidiverende bestuurder
een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor een duur tot zes maanden,
in 186 gevallen voor een periode die was gelegen tussen de zes maanden en
een jaar, en in 2 gevallen voor de duur van een jaar of meer.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin