30 324
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (puntenstelsel)

29 398
Maatregelen verkeersveiligheid

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2008

Gedurende het algemeen overleg in de Tweede Kamer van 21 mei 2008 over het functioneren van het CBR is de vraag gesteld welk regime zal gaan gelden bij een alcoholovertreding door een beginnende bestuurder. Is dit het puntenstelsel voor de beginnende bestuurder (verder te noemen: de regeling beginnende bestuurder) of het puntenstelsel, zoals dat is voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten, zoals dat op dit moment in behandeling is bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2007/08, 30 324, A, verder te noemen: puntenstelsel)?

Ik heb aangegeven deze vraag schriftelijk te zullen beantwoorden. Hierbij treft u antwoord op de betreffende vraag. In de bijgevoegde bijlage treft u meer uitvoerige informatie omtrent de reikwijdte van de beide systemen en de werking ervan aan.

Het puntenstelsel heeft vooralsnog uitsluitend betrekking op alcoholdelicten, terwijl de regeling beginnende bestuurder juist geen alcoholdelicten omvat. De regeling beginnende bestuurder heeft betrekking op de strafbare feiten gevaarlijk rijgedrag, veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, kleven en snelheidsovertredingen. Deze gedragingen zijn opgenomen in bijlage 1, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, onderdeel IV. Er vallen geen alcoholovertredingen onder.

Enige samenloop tussen beide regelingen is niet helemaal onmogelijk. Het gaat dan uitsluitend om gevallen waarin een beginnend bestuurder onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt. Dit verkeersdelict zou, nadat het in het kader van het strafrecht onherroepelijk is afgedaan, voor deze beginnende bestuurder kunnen leiden tot zowel het tweede punt in het kader van het wetsvoorstel puntenstelsel vanwege het alcoholgebruik als het derde punt in het kader van de regeling voor de beginnende bestuurder vanwege het veroorzaken van een ongeval. Het tweede punt in het kader van het puntenstelsel leidt tot ongeldigheid van rechtswege van het rijbewijs. In het kader van het derde punt op basis van de regeling beginnende bestuurder zou betrokkene ook worden gemeld bij het CBR voor een onderzoek naar de rijvaardigheid. Dit laatste is evenwel weinig zinvol omdat het rijbewijs inmiddels al van rechtswege ongeldig is. Daarom zal in deze gevallen erin worden voorzien dat het CBR de bevoegdheid krijgt in deze bijzondere omstandigheden af te zien van een onderzoek naar de rijvaardigheid. In de praktijk zal het overigens om een zeer beperkt aantal gevallen gaan.

Ter uitvoering van de motie ingediend door de leden De Rouwe, Roefs en Cramer (Kamerstukken II 2007/08, 30 324, nr. 19) wordt thans onderzocht in hoeverre ook andere ernstige, meetbare verkeersovertredingen onder de reikwijdte van het puntenstelsel zouden kunnen worden gebracht. Dit onderzoek zal aan het eind van 2008 zijn afgerond. Tevens wordt thans bezien of, ter uitvoering van een motie van dezelfde leden (onder nr. 18) het rijden onder invloed van drugs onder de reikwijdte kan worden gebracht. Dit is afhankelijk van de beschikbaarheid van een betrouwbare en praktisch hanteerbare tester.

Een uitbreiding van de reikwijdte van het puntenstelsel met de met name onder motie nr. 18 bedoelde verkeersdelicten, zal leiden tot een zekere overlap tussen het puntenstelsel enerzijds en de regeling beginnende bestuurder anderzijds. Ik zal op dat moment samen met Justitie, BVOM, politie, het CBR en de RDW bezien hoe hiermee om te gaan. Uitgangspunt is een transparant en goed werkbaar systeem waarmee de verkeersveiligheid en de rechtshandhaving is gediend.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

DE REGELING BEGINNENDE BESTUURDER EN HET PUNTENSTELSEL

Onderstaand wordt aangegeven welke feiten vallen onder de betreffende regelingen en zal kort worden ingegaan op het systeem.

De regeling beginnende bestuurder

De regeling beginnende bestuurder maakt deel uit van de vorderingsprocedure. In het geval van de beginnende bestuurder doet echter niet de politie, maar het Bureau Verkeershandhaving openbaar ministerie (BVOM) de mededeling aan het CBR. Deze mededeling wordt gedaan wanneer de beginnende bestuurder binnen vijf jaar drie keer onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een of meer van de hierna genoemde strafbare feiten. Punten worden alleen toegekend ter zake van zaken die via het strafrecht onherroepelijk zijn afgedaan. De zogenaamde Mulderzaken vallen er niet onder.

Het aanknopingspunt is hier dus niet het vermoeden van de opsporingsambtenaar, maar de onherroepelijke veroordeling door de strafrechter1. Wanneer het BVOM een beginnende bestuurder na het derde punt meldt bij het CBR, volgt een onderzoek naar de rijvaardigheid.

De regeling beginnende bestuurder heeft betrekking op de volgende strafbare feiten:

Gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 WVW 1994)

Veroorzaken van een ernstig verkeersongeval (artikel 6 WVW 1994)

Kleven

Snelheidsovertredingen

Andere overtredingen van het RVV 1990, indien daarbij letstel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

Opmerking verdient dat de regeling beginnende bestuurder bestaat naast het «reguliere» vorderingstraject, waarin de politierechtstreeks mededelingen doet aan het CBR. Dit reguliere vorderingstraject is van toepassing op alle bestuurders, dus ook op de beginnende bestuurder. Zodoende kan ook een beginnende bestuurder in daarvoor in aanmerking komende gevallen door de politie rechtstreeks gemeld worden bij het CBR. Het is dus niet zo dat het puntensysteem voor de beginnende bestuurder het reguliere vorderingstraject vervangt; het vult dit aan. Het puntenstelsel voor de beginnende bestuurders is met andere woorden slechts een extra instrument om beginnende bestuurders vroegtijdig te corrigeren.

Het puntenstelsel op basis van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Het wetsvoorstel zoals dat nu voor behandeling ligt bij de Eerste Kamer kent de volgende inhoud:

– het is van toepassing op alle bestuurders van motorvoertuigen, dus ook op beginnende bestuurders;

– de reikwijdte van het wetsvoorstel is beperkt tot een alcoholdelict of een alcoholgerelateerd delict. Onder dit laatste wordt verstaan het veroorzaken van een ongeval onder invloed van alcohol of het weigeren mee te werken naar een alcoholonderzoek;

– het rijbewijs wordt van rechtswege ongeldig na een onherroepelijke afdoening waarbij sprake moet zijn van een promillage van 1,0 of meer en ten tijde van het plegen van het strafbare feit nog geen vijf jaar zijn verstreken sinds een vroegere onherroepelijke afdoening. Het promillage in het eerste geval doet niet terzake.


XNoot
1

Met een veroordeling door de strafrechter worden gelijkgesteld een transactie en – na invoering van de tweede fase van de Wet OM-afdoening – een strafbeschikking.

Naar boven