30 322
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving)

nr. 19
AMENDEMENT VAN HET LID DE NERÉE TOT BABBERICH C.S.

Ontvangen 31 januari 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdelen A, B en Ba, komt te luiden:

A. Artikel 5a vervalt.

B. In artikel 25 vervallen het eerste, tweede en derde lid, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot eerste tot en met vierde lid.

Ba. In artikel 25a, elfde lid, vervalt de zinsnede «en doet de inspecteur daarop uitspraak binnen een jaar na het onherroepelijk worden van eerstbedoelde uitspraak».

II

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA

In artikel 131 van de Waterschapswet vervalt de zinsnede «, in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet,».

III

Artikel VII, tweede lid, komt te luiden:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

IV

Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:

A. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot derde en vierde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 1, vierde lid, 5, eerste lid, tweede volzin, 5a, 22j tot en met 30» vervangen door: de artikelen 1, vierde lid, 5, eerste lid, tweede volzin, 22j tot en met 30.

2. In het vierde lid wordt «artikel 25, zevende lid» vervangen door: artikel 25, vierde lid.

B. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Het zesde lid komt te luiden:

6. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen treedt het college van burgemeester en wethouders in de plaats van Onze Minister. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 25a van die wet treedt de raad in de plaats van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de Tweede Kamer.

C. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Er wordt een lid toegevoegd:

8. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

V

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

A.  Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Abis. Artikel 3 156, zesde lid, vervalt.

B. Onderdeel Aa komt te luiden:

Aa. Artikel 3 157 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «hoofdstuk IV» vervangen door: hoofdstuk 4.

2. In het tweede lid wordt «tweede tot en met zesde lid» vervangen door: tweede tot en met vijfde lid.

VI

Artikel XI, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

A. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. Indien in verband met een gevraagde beschikking informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de termijn, bedoeld in afdeling 4.1.3 van Algemene wet bestuursrecht, gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

B. In het derde lid wordt «Het zevende lid, tweede volzin» vervangen door: Het zevende lid.

VII

De aanhef van artikel XIV wordt vervangen door «De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat daarbij zal worden bepaald dat:».

Toelichting

Dit amendement beoogt te regelen dat de beslistermijnen die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht, ook gelden voor beslissingen van de Rijksbelastingdienst. Hiermee wordt de wettelijke beslistermijn van een jaar voor beschikkingen op aanvraag (artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) en voor beslissingen op bezwaar (artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) teruggebracht naar acht respectievelijk zes weken.

De artikelen in andere wetten die verwijzen naar artikel 5a en artikel 25, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn op dit punt technisch aangepast aan de nieuwe situatie.

De wijziging van artikel XIV impliceert dat het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van deze wet bij koninklijk besluit wordt bepaald, waarbij voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan een verschillend tijdstip kan worden vastgesteld. Voor een aantal situaties is reeds vermeld wat de inwerkingtredingsdatum zal zijn.

De Nerée tot Babberich

Crone

Irrgang

Dezentjé Hamming-Bluemink

Naar boven