30 320
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep)

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2006

Tijdens de mondelinge behandeling in Uw Kamer d.d. 22 maart jl. van wetsvoorstel 30 320 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep) zegde ik toe op het hierna te noemen punt de medewerking van de Raad voor de rechtspraak te zullen vragen en Uw Kamer daarover nader te berichten. Hierbij kom ik deze toezegging na.

Een van de onderwerpen van bespreking tijdens de behandeling van het wetsvoorstel was de mogelijkheid voor de verdachte (in het geval van een «verlofzaak»: een verplichting) om na het instellen van appèl een schriftuur in te dienen met daarin zijn grieven tegen het vonnis van de rechtbank. Bij de aanwezige woordvoerders bestond de wens dat wordt bezien of hiervoor een formulier kan worden ontwikkeld waarin de verdachte op eenvoudige wijze zijn klachten tegen het vonnis kan invullen. Bovendien werd bijzondere aandacht gevraagd voor verdachten die moeite hebben met het invullen van bedoeld formulier.

Ik heb deze punten overgebracht aan de Raad voor de rechtspraak. In reactie hierop heeft de Raad aangegeven dat hij in overleg met de gerechten zal onderzoeken of een standaardformulier voor de opgave van grieven kan worden ontwikkeld. Zo’n formulier zal wellicht ook enige toelichting kunnen bevatten. Hierbij zal tevens worden bezien of het wenselijk en mogelijk is het formulier langs elektronische weg ter beschikking te stellen en/of te laten invullen of indienen.

Wat betreft eventuele verlening van assistentie bij het invullen van het grievenformulier wijs ik erop dat de minder draagkrachtige verdachte (die niet over de bijstand van een raadsman beschikt) zich steeds kan wenden tot de juridische loketten (de vroegere bureaus voor rechtshulp) voor (maximaal) één uur gratis advies. Deze voorziening kan uiteraard ook worden gebruikt voor het formuleren van de grieven. De termijn voor het indienen van de schriftuur (veertien dagen na het instellen van appèl) biedt hiervoor voldoende tijd.

Met deze brief meen ik te hebben voldaan aan mijn hierboven vermelde toezegging.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven