30 314
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten in verband met het toekennen van tegemoetkomingen aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele aanpassingen in de berekening van de uitkeringen

nr. 11
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 november 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt «met ingang van 1 januari van het berekeningsjaar» telkens vervangen door: in het berekeningsjaar.

2. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid, eerste volzin, komt te luiden:

Bij ministeriële regeling worden elk jaar, met ingang van 1 januari, de bedragen, genoemd in artikel 18, eerste lid (referentie-inkomensijkpunten), aangepast met het percentage, waarmee de in het berekeningsjaar verwachte corresponderende bedragen krachtens artikel 17, eerste lid, onderdelen a en b, en de in het berekeningsjaar verwachte corresponderende bedragen en tegemoetkomingen krachtens de onderdelen c en d van dat artikellid (minimum-inkomensijkpunten), afwijken van de corresponderende bedragen en tegemoetkomingen die in het daaraan voorafgaande berekeningsjaar gelden krachtens de in dat artikellid genoemde wetten.

2. Het zevende lid, tweede volzin, komt te luiden:

De maximum-inkomensgrens, bedoeld in het vierde lid, met inbegrip van de vermeerderingen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen c en d, en de bedragen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

B

Na artikel IV, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. het maximaal toegestaan inkomen, bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van de vermeerderingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en d, het maximaal toegestaan vermogen, bedoeld in het eerste lid, en de bedragen, bedoeld in het tweede en vierde lid, worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 25;.

C

Artikel VIII komt te luiden: De Wet werk en bijstand, zoals deze komt te luiden indien artikel 3.8.20 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in werking is getreden, wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 23 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Het bedrag van de norm, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met:

a. voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 51,00;

b. voor gehuwden € 73,00.

B

Artikel 37, eerste lid, komt te luiden:

1. In deze paragraaf wordt onder netto minimumloon verstaan het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met de aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, en vermeerderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

C

In artikel 38 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. De bedragen, genoemd in artikel 23, tweede lid, worden herzien, indien het drempelinkomen, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag, wordt aangepast, de percentages, bedoeld in artikel 2 van die wet, worden gewijzigd of het bedrag van de standaardpremie op grond van artikel 4 van die wet op een ander bedrag wordt vastgesteld.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat nog een aantal technische wijzigingen in de Wet op de huurtoeslag en de Wet bevordering eigenwoningbezit.

Voorts wordt de norm voor zak- en kleedgeldgerechtigden in de Wet werk en bijstand (WWB) verhoogd in verband met de Zorgverzekeringswet, zodat de premie voor de zorgverzekeraar niet uit deze norm hoeft te worden betaald.

Onderdeel A, onder 1

In het voorgestelde onderdeel A, onder 1 (wijziging van artikel 17, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet op de huurtoeslag), wordt bewerkstelligd dat voor de bedragen uit de Wet werk en bijstand en de Algemene Ouderdomswet ten behoeve van het berekenen van de minimum-inkomensijkpunten en de als gevolg daarvan aan te passen referentie-inkomensijkpunten telkens wordt gekeken naar de (verwachte) bedragen uit die wetten over een geheel berekeningsjaar in plaats van naar de bedragen uit die wetten (verwacht) op één bepaalde datum, te weten 1 januari van het berekeningsjaar. Met deze voorgestelde wijzigingen kunnen de betreffende bedragen nog nauwkeuriger worden vastgesteld.

Onderdeel A, onder 2 (deels)

In het voorgestelde onderdeel A, onder 2 (deels) (de wijzigingen in artikel 27, zesde lid, eerste volzin, van de Wet op de huurtoeslag) is een wijziging aangebracht in de aanhef van artikel III, onderdeel B, van het oorspronkelijke wetsvoorstel en in de redactie van het in dat onderdeel opgenomen artikel 27, zesde lid, eerste volzin, van de Wet op de huurtoeslag.

Onderdelen A, onder 2 (deels), en B

In de voorgestelde onderdelen A, onder 2 (deels), en B (de wijzigingen in artikel 27, zevende lid, tweede volzin, van de Wet op de huurtoeslag en artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet bevordering eigenwoningbezit) zijn de zogenoemde afrondingsregels afgestemd op het bij de maximum-inkomensgrenzen respectievelijk maximaal toegestane inkomens optellen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet. Voorgesteld wordt de som van deze bedragen naar boven af te ronden op een veelvoud van € 25.

Onderdeel C

In de WWB (artikel 19, vierde lid) is geregeld dat de algemene bijstand wordt verhoogd met loonbelasting, premies volksverzekeringen alsmede met de over die bijstand verschuldigde ziekenfondspremie. Voor de zak- en kleedgeldgerechtigden houdt dit in dat de door hen verschuldigde ziekenfondspremie ad € 4,80 per dag (artikel 13a Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw) als aparte component ten laste van de bijstand komt. Deze bepaling komt met ingang van 1 januari 2006 te vervallen als gevolg van het intrekken van de Ziekenfondswet. Het uitgangspunt dat de premie voor een zorgverzekeraar die op grond van de Zorgverzekeringswet is verschuldigd, niet uit het normbedrag voor personen in inrichtingen bepaling die tot de invoering van de Zoprgverzekeringswetet is verschuldigd niet uit het normbedrag kan worden voldaan, blijft echter gelden. In verband hiermee wordt het normbedrag genoemd in dat artikel verhoogd met de uiteindelijk ten laste van de betrokkene blijvende premie. Daarbij is uitgegaan van de standaardpremie zoals die door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag wordt vastgesteld in de Regeling vaststelling standaardpremie, verminderd met de maximale zorgtoeslag. De zorgtoeslag bedraagt het verschil tussen de standaardpremie en de voor verzekerde geldende normpremie. Voor het bepalen van de normpremie (en dus de draagkracht) wordt uitgegaan van een drempelinkomen. Dit drempelinkomen wordt bepaald aan de hand van het wettelijk minimumloon, volgens de definitie in artikel 1 van de Wet op de zorgtoeslag. De percentages voor de vaststelling van de normpremie kunnen op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet op de zorgtoeslag worden gewijzigd.

De in artikel 23, tweede lid, genoemde bedragen zijn het verschil per maand tussen de standaardpremie en de maximale zorgtoeslag. Indien de standaardpremie en de bedragen die bepalend zijn voor de hoogte van de zorgtoeslag wijzigen worden de bedragen in artikel 23 dienovereenkomstig aangepast, zo wordt in het nieuwe vijfde lid van artikel 38 bepaald (nieuw onderdeel C van artikel VIII). Van de herziene bedragen en de ingangsdatum zal in de Staatscourant mededeling worden gedaan.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven