30 307
Wijziging van enkele belastingwetten (Wet VPB-pakket 2006)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD1

Voorstel van Wet

In artikel I, onderdeel A, was het tweede lid niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd.

Memorie van toelichting

In het algemeen deel was onder het kopje «Evenwichtiger gemengde kostenafrek» de volgende zin niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:

Het gevolg is dat bijvoorbeeld voor een werknemer met een modaal loon van € 30 000 bij de onderneming een relatief gering bedrag van € 120 forfaitair als (niet aftrekbare) gemengde kosten in aanmerking wordt genomen.

In het algemeen deel was onder het kopje «Vervallen afwaarderingsverliesregeling in de vennootschapsbelasting» de volgende tekst niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:

In de nota Werken aan winst is aangegeven dat het vanwege het fiscale vestigingsklimaat wenselijk is om het vennootschapsbelastingtarief aanzienlijk te verlagen. De belangrijkste reden daarvoor is dat Nederland het zich niet kan permit-teren de algemene tendens in Europa, tariefverlaging door middel van grondslagverbreding, te negeren. Het vervallen van de afwaarderingsverliesregeling is één van de voorgestelde grondslagverbredende maatregelen en levert in 2006 € 180 mln. op. Door deze maatregel met ingang van 1 januari 2006 in werking te laten treden, kan na de tariefverlaging van 2005 het tarief in 2006 reeds verder worden verlaagd. Daarbij moet bedacht worden dat de afwaarderingsverliesregeling een regeling is die een tijdelijke tegemoetkoming (een liquiditeitsvoordeel) biedt aan een beperkte groep belastingplichtigen, terwijl een tariefverlaging structureel is en een algemene werking heeft. Daarnaast past de afschaffing in de lijn om de deelnemingsvrijstelling consequenter en eenvoudiger te maken.

In de toelichting op artikel I, onderdeel A, was de volgende tekst niet opgenomen in het wetsvoorstel dat aan de Raad was voorgelegd:

Op grond van het veertiende lid wordt het bedrag van € 4000 jaarlijks aangepast aan de inflatie (indexering). Dat gebeurt doordat het desbetreffende bedrag van rechtswege wordt vervangen door het bedrag dat op grond van artikel 10.1 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt vastgesteld voor het bedrag genoemd in artikel 3.15, eerste lid, van die wet.


XNoot
1

Wijzigingen van redactionele aard zijn niet opgenomen.

Naar boven