30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 november 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel D worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da. In artikel 3.15, zesde lid, wordt «€ 0,18» vervangen door: € 0,19.

Db. In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 0,18» vervangen door: € 0,19.

b. Na onderdeel N worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

Na. In artikel 6.18, zesde lid, onderdeel a, wordt «€ 0,18» vervangen door: € 0,19.

Nb. In artikel 6.36 wordt «€ 0,18» vervangen door: € 0,19.

c. Onderdeel U wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 42 469» vervangen door: € 44 034.

2. In het tweede lid wordt «€ 802» telkens vervangen door: € 892.

d. Na onderdeel Z wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Za. Aan artikel 9.2, zevende lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bronbelasting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, en bronbelasting, bedoeld in het negende lid.

2.

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da. In artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 0,18» vervangen door: € 0,19.

b. Na onderdeel S wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

T. Voor artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38i

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een goede invoering of een doelmatige toepassing van de wijzigingen die zijn aangebracht in deze wet bij de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IIB of hoofdstuk VIII van deze wet.

3.

Artikel XV komt te luiden:

ARTIKEL XV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 8, onderdeel e, vervalt «, indien de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 40 000 kubieke meters per jaar».

B. Artikel 12, eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. afvalstoffen: afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer, en zeer laag radioactief afval.

aa. zeer laag radioactief afval: radioactieve afvalstoffen van natuurlijke bronnen van ioniserende straling, waarin de activiteit van de betrokken natuurlijke bronnen op enig moment gelijk is aan of hoger is dan de in bijlage 1, tabel 1, van het Besluit stralingsbescherming vermelde waarde, en de activiteitsconcentratie van de betrokken natuurlijke bronnen gelijk is aan of hoger is dan de in bijlage 1, tabel 1, van het Besluit stralingsbescherming vermelde waarde en lager is dan tien maal die waarde.

4.

Artikel XIX komt te luiden:

ARTIKEL XIX

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c wordt «de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting» vervangen door: de kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting.

2. Het tweede lid, onderdeel q, komt te luiden:

q. de ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij een uitvoerder als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van die wet opgebouwde voorziening.

B. Artikel 34, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. de voorziening, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel q.

5.

In artikel XX wordt «die een vrijwilliger is» vervangen door: «die als vrijwilliger». Voorts wordt «die uitsluitend» vervangen door: uitsluitend.

6.

In de artikelen XXI en XXII wordt «die een vrijwilliger is» vervangen door: «degene die als vrijwilliger». Voorts wordt «die uitsluitend» vervangen door: uitsluitend.

7.

Na artikel XXVIII wordt een artikel toegevoegd luidende:

ARTIKEL XXVIIIa

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 7:1 wordt vervangen door:

Begrippen

Artikel 7:1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. levensloopregeling: een regeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;

b. uitvoerder: een kredietinstelling, een verzekeraar of een beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

B. Artikel 7:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De werkgever draagt het op verzoek van de werknemer ter zake van een levensloopregeling ingehouden loon af aan de door de werknemer aangewezen uitvoerder.

2. In het derde lid wordt «op de levenslooprekening of als premie voor de levensloopverzekering te storten loon» vervangen door: af te dragen loon.

3. In het vijfde lid wordt «stortingen» vervangen door: afdrachten.

8.

Artikel XXXV wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «artikel I, onderdelen A, O» vervangen door: artikel I, onderdelen A, Na, Nb, O.

b. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. In afwijking van het eerste lid werkt artikel XV, onderdeel B, terug tot en met 26 september 2004.

Toelichting

I. ALGEMEEN

Inleiding

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwing is de motie Verhagen (Kamerstukken II vergaderjaar 2005/06, 30 300, nr. 10) door de Tweede Kamer aangenomen. Deze motie verzoekt de regering de (gestroomlijnde) kinderkorting met € 90 te verhogen ten opzichte van het Belastingplan 2006. Zoals in de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 3 oktober jl. met een overzicht van de financiële gevolgen die voortvloeien uit de bij de Algemene Politieke Beschouwingen aangenomen moties (Kamerstukken II vergaderjaar 2005/06, 30 300, nr. 36) is aangegeven, zal de betreffende motie worden uitgevoerd. Dit betekent dat de maximale (gestroomlijnde) kinderkorting wordt verhoogd van € 802 naar € 892.

In deze nota wordt verder voorgesteld het uniforme bedrag, dat in de inkomstenbelasting in aftrek gebracht kan worden en in de loonbelasting onbelast vergoed mag worden voor zakelijke kilometers, te verhogen naar € 0,19, in plaats van de huidige € 0,18. Deze verhoging is een onderdeel van de bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 21 en 22 september jl. door de Tweede Kamer aangenomen motie Van Aartsen c.s. (Kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 18). Ook worden de voor de inkomstenbelasting aftrekbare bedragen per kilometer voor de buitengewone uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling en in het kader van de giftenaftrek verhoogd van € 0,18 naar € 0,19.

Voorts wordt in de Wet op de loonbelasting 1964 een delegatiebepaling opgenomen die het mogelijk maakt om met het oog op de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen die de invoering van deze wet vergemakkelijken. Deze delegatiebepaling wordt met name gebruikt om de ruimte voor inkoop van ouderdomspensioen over de jaren voor 2006 ruimhartiger vast te stellen.

Daarnaast wordt in deze nota het begrip afvalstoffen in de afvalstoffenbelasting gewijzigd. Dit betreft een technische aanpassing. Zeer laag radioactief afval wordt in het afvalstoffenbegrip apart vermeld.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog enige technische aanpassingen in het wetsvoorstel aan te brengen.

Deze nota van wijziging is voorzien van een onderdeelsgewijze toelichting op de betreffende (wijzigings)voorstellen. De voorgestelde wijzigingen hebben geen EU-aspecten. Het budgettaire effect van deze nota bedraagt € 204 mln. Dit bedrag bestaat uit € 106 mln als gevolg van de verhoging van de onbelaste kilometervergoeding en € 98 mln voor de verhoging van de gestroomlijnde kinderkorting. Dit bedrag zal worden verwerkt in het lastenbeeld. Omdat tegelijkertijd de uitgavenreserve is vervallen, doet zich per saldo geen effect voor op het EMU-saldo. Tot slot hebben de voorgestelde wijzigingen geen of een verwaarloosbaar effect op de uitvoeringskosten en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

II. ONDERDEELSGEWIJS

Onderdelen 1, onder a en b, 2, onder a, en 8, onder a

Artikel I, onderdelen Da, Db, Na, Nb; (artikelen 3.15, 3.17, 6.18 en 6.36 van de Wet inkomstenbelasting 2001) artikel III, onderdeel Da (artikel 15b van de Wet op de loonbelasting 1964) en artikel XXXV (inwerkingtredingsbepaling)

De wijzingen in artikel 3.15, 3.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 15b van de Wet op de loonbelasting 1964 bewerkstelligen dat het uniforme bedrag dat in de inkomstenbelasting in aftrek gebracht kan worden en in de loonbelasting onbelast vergoed mag worden voor zakelijke kilometers, wordt gesteld op € 0,19 in plaats van de huidige € 0,18. Deze verhoging is een onderdeel van de bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 21 en 22 september jl. door de Tweede Kamer aangenomen motie Van Aartsen c.s. (kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 18).

Ook worden de voor de inkomstenbelasting aftrekbare bedragen per kilometer voor de buitengewone uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling en in het kader van de giftenaftrek verhoogd van € 0,18 naar € 0,19. Deze bedragen worden, anders dan het uniforme bedrag dat in de inkomstenbelasting in aftrek gebracht kan worden en in de loonbelasting onbelast vergoed mag worden voor zakelijke kilometers, bij het begin van het kalenderjaar automatisch voor de inflatie gecorrigeerd. Om te voorkomen dat de inflatiecorrectie per 1 januari 2006 toepassing vindt op het bij deze wijziging verhoogde bedrag, is in de inwerkingtreding bepaald dat deze verhoging pas plaatsvindt nadat de inflatiecorrectie is toegepast. Door de in de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 opgenomen koppeling tussen het bedrag voor weekenduitgaven voor gehandicapten en het bedrag voor buitengewone uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling, werkt deze verhoging ook door naar de weekenduitgaven voor gehandicapten.

Onderdeel 1, onder c

Artikel I, onderdeel U (artikel 8.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijziging wordt uitvoering gegeven aan de motie Verhagen (Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 10). De wijziging houdt in dat de kinderkorting wordt verhoogd met € 90. De maximale kinderkorting wordt daardoor € 892.

Het inkomensniveau waarop de geleidelijke afbouw van de kinderkorting wordt gestart, blijft ongewijzigd op € 28 521. Ook het afbouwpercentage blijft gelijk aan 5,75%; voor elke euro dat het verzamelinkomen boven € 28 521 ligt, wordt de kinderkorting met € 0,0575 verminderd. Hierdoor stijgt het verzamelinkomen waarbij het recht op kinderkorting wordt verloren van € 42 469 naar € 44 034. Met deze aanpassing van de gestroomlijnde kinderkorting ontvangen alle huishoudens met kinderen, dat wil zeggen ook huishoudens met 3 of meer kinderen, en een verzamelinkomen tot € 42 086 in 2006 een hogere kinderkorting dan in 2005. Alleen gezinnen met kinderen en een verzamelinkomen hoger dan € 42 086 maar beneden de grens van de huidige algemene kinderkorting van ongeveer € 60 447, ontvangen in 2006 minder kinderkorting dan in 2005 of verliezen het recht op kinderkorting.

Onderdeel 1, onder d

Artikel I, onderdeel Za (Artikel 9.2, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De toegevoegde zin aan artikel 9.2, zevende lid, zorgt ervoor dat de bronbelasting die bij toepassing van de zogenoemde spaartegoedenrichtlijn wordt ingehouden alleen als voorheffing in aanmerking komt indien zij betrekking heeft op bestanddelen die behoren tot het verzamelinkomen.

Met deze bepaling wordt discussie voorkomen over de vraag of buitenlandse belastingplichtigen deze bronbelasting in Nederland zouden kunnen verrekenen, terwijl de bronbelasting betrekking heeft op spaarrente die niet in Nederland is belast.

Deze bepaling geldt ook voor inwoners van Nederland die in bijvoorbeeld box 3 worden behandeld alsof zij buitenlands belastingplichtig zijn. Daarbij kan worden gedacht aan belastingplichtigen die op grond van artikel 2.6 Wet IB 2001 hebben gekozen voor partiële buitenlandse belastingplicht.

Onderdeel 2, onder b

Artikel III (Artikel 38i van de Wet op de loonbelasting 1964)

Deze nota van wijziging voorziet in de toevoeging van een delegatiebepaling in de Wet op de loonbelasting 1964 die het mogelijk maakt om met het oog op de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen die de invoering van deze wet vergemakkelijken. Deze delegatiebevoegdheid wordt bijvoorbeeld gebruikt om regels te stellen die uitvoering geven aan de aankondiging1 dat bij het bepalen van de fiscale ruimte voor collectieve inkoop van ouderdomspensioen over de jaren vóór 2006, geen rekening hoeft te worden gehouden met de voor 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken die betrekking hebben op pensionering vóór 65 jaar en de vóór 1 januari 2006 in de tweede pijler opgebouwde individuele oudedagsvoorzieningen.

Onderdelen 3 en 8, onder b

Artikelen XV (artikelen 8, onderdeel e, en 12, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag) en XXXV (inwerkingtredingsbepaling)

Met de inwerkingtreding van de Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (Stcrt. 2004, 184) (kortweg: NABIS) met ingang van 26 september 2004 wordt zeer laag radioactief afval, ZELA, niet meer aangemerkt als afvalstof in de zin van de Wet milieubeheer. ZELA valt nu onder de Kernenergiewet. Het afvalstoffenbegrip van de Wet belastingen op milieugrondslag sluit aan bij het begrip afvalstoffen zoals dat in de Wet milieubeheer wordt gehanteerd. Daarom is een wijziging van het afvalstoffenbegrip van de Wet belastingen op milieugrondslag noodzakelijk. Door aan het afvalstoffenbegrip zeer laag radioactief afval toe te voegen, wordt in deze wijziging voorzien. Aan deze wijziging zal terugwerkende kracht worden verleend tot en met de datum van inwerkingtreding van NABIS.

Onderdelen 4 en 7

Artikel XIX (artikelen 31 en 34 van de Wet werk en bijstand) en XXVIIIa (artikelen 7:1 en 7:2 Wet arbeid en zorg)

In de Wet arbeid en zorg wordt met ingang van 1 januari 2006 het wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling neergelegd. Dit is geregeld in artikel VI, van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. De verdere uitwerking van de levensloopregeling is opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964. Bij de onderhavige nota van wijziging wordt, vanwege een wijziging van artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964 waardoor naast banken en verzekeraars ook beheerders van beleggingsinstellingen de levensloopregeling kunnen uitvoeren, de Wet arbeid en zorg gewijzigd, omdat ook daarin de uitvoerders van de levensloopregeling worden genoemd. Met de wijziging van de artikelen 7:1 en 7:2 van de Wet arbeid en zorg wordt die wet aan de bovengenoemde wijziging aangepast. Hetzelfde geldt voor de Wet werk en bijstand (artikel 31, tweede lid, onderdeel q en artikel 34, tweede lid, onderdeel f).

Onderdelen 5 en 6

Artikelen XX, XXI en XXII (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van respectievelijk de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)

Na indiening van het wetsvoorstel is gebleken dat het voorgestelde artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van respectievelijk de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering aanpassing behoeft. Het betreft een louter technische aanpassing. Deze aanpassing heeft dan ook geen inhoudelijke consequenties.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

In de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Stichting van de Arbeid die als bijlage is opgenomen bij de brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 2005, Kamerstukken II, 2004/05, 29 760, nr. 57.

Naar boven