30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 721
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2006

In het Algemeen Overleg van 23 maart jl. (kamerstuk 30 306/25 946, nr. 70) over stimulering biobrandstoffen is een aantal toezeggingen gedaan. In deze brief zal ik, mede namens de staatssecretaris van Financiën, op deze toezeggingen ingaan. Het betreft achtereenvolgens:

• de budgettaire gevolgen van uitbreiding van de accijnsvrijstelling naar nieuwe PPO-projecten,

• het PPO-beleid in andere Europese lidstaten,

• de mogelijkheden van Nederlandse PPO in het Nederlandse biobrandstoffenbeleid,

• de wijze waarop de invloed van het biobrandstoffenbeleid op de prijsontwikkeling van brandstoffen zal worden gemonitord.

Met betrekking tot de toezegging om bij nadere brief in te gaan op de motie Hofstra c.s. over de benzinemarkt (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XII, nr. 24) en de schriftelijke vragen die daaromtrent zijn gesteld, kan worden gewezen op de toezegging van de minister van Verkeer en Waterstaat om na overleg met de ministers van Financiën en Economische Zaken nog voor de zomer inhoudelijk op deze motie te reageren (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XII/A, nr. 37).

Budgettaire gevolgen van uitbreiding van de accijnsvrijstelling naar nieuwe PPO-projecten

De vrijstelling voor de huidige drie PPO-projecten betreft in totaal 7 mln. liter per jaar. Inmiddels liggen er aanvragen voor accijnsvrijstelling voor nieuwe PPO-projecten voor in totaal 85 mln. liter per jaar. Het gebruik van PPO in voertuigen die nu op diesel rijden, leidt ertoe dat een brandstof (diesel), die wordt belast met een accijns van € 0,365 per liter, wordt vervangen door een brandstof (PPO), die van accijns vrijgesteld zou zijn. Per liter brandstof is dan sprake van een budgettaire derving van € 0,365. Indien vorenbedoelde aanvragen voor accijnsvrijstelling zouden worden gehonoreerd, leidt dit tot een budgettaire derving van circa € 31 mln. per jaar (85 mln. liter * € 0,365 cent). Het honoreren van deze aanvragen zal er naar mag worden verwacht toe leiden dat meer aanvragen voor accijnsvrijstelling zullen volgen met de daaruit voortvloeiende extra budgettaire derving.

PPO-beleid in andere Europese lidstaten

Het beleid ten aanzien van PPO in een aantal Europese landen is als volgt:

Duitsland heeft onlangs besloten de algehele belastingvrijstelling los te laten en per 1 augustus aanstaande op biobrandstoffen een accijns te heffen van 10 eurocent voor pure biodiesel en 15 eurocent voor biodiesel in blends en voor PPO. Duitsland heeft aangekondigd om begin 2007 een verplichtstelling voor biobrandstoffen in te voeren, die dan in plaats zal komen van de fiscale stimulering. Dit is ook verwoord in het coalitieakkoord van eind 2005 van de nieuwe Duitse regering.

België, Frankrijk, Ierland en Zweden hebben accijnsverlagingen voor PPO. Het betreft in alle gevallen accijnsverlagingen onder voorwaarden. In Ierland en Zweden gelden de verlagingen voor enkele projecten. In België en Frankrijk wordt alleen accijnsverlaging gegeven onder strikte voorwaarden, zoals alleen voor landbouwtoepassingen en (in het geval van België) alleen voor door de landbouwer geproduceerde en door hem, zonder tussenpersoon, aan de verbruiker verkochte PPO.

• Het Verenigd Koninkrijk heeft een accijnsvrijstelling waar PPO niet onder valt, en stimuleert het gebruik van PPO daarmee niet.

Mogelijkheden van Nederlandse PPO in het Nederlandse biobrandstoffenbeleid

Vanuit duurzaamheidsoverwegingen is er voor het kabinet geen reden om PPO anders te behandelen dan andere biobrandstoffen. Het kabinet kiest er dan ook niet voor om PPO een bijzondere positie te geven in het komende biobrandstoffenbeleid. Desalniettemin ontstaan er onder het aangekondigde biobrandstoffenbeleid nieuwe mogelijkheden voor PPO. Bij de verplichtstelling voor biobrandstoffen, die op 1 januari 2007 in werking zal treden, wordt namelijk administratieve verhandelbaarheid van de biobrandstoffenverplichting toegestaan. Dit houdt in dat leveranciers van transportbrandstoffen ook (deels) aan hun verplichting kunnen voldoen door biobrandstoffen, die door andere leveranciers op de Nederlandse markt zijn gebracht, administratief van deze leveranciers in te kopen. Op deze wijze kunnen PPO leveranciers, net als nu, PPO direct aan de Nederlandse markt leveren. Zij kunnen deze PPO dan echter tevens administratief verhandelen met andere leveranciers van transportbrandstoffen. Die andere leveranciers kunnen op die manier aan (een deel van) hun biobrandstoffenverplichting voldoen. Hierdoor ontstaat voor de PPO-producenten een toegevoegde economische waarde bovenop de «kale prijs» van op de Nederlandse markt gebrachte PPO. PPO kan natuurlijk ook direct fysiek worden verkocht aan leveranciers van transportbrandstoffen, die de PPO na verestering als pure biodiesel of bijgemengd bij gewone diesel kunnen leveren aan de Nederlandse markt. Door de verplichtstelling ontstaat ook hier een toegevoegde economische waarde bovenop de «kale prijs» van PPO. Naast het inzetten van PPO om aan de verplichtstelling te voldoen kunnen innovatieve PPO-projecten net als andere projecten met innovatieve biobrandstoffen worden ingediend voor de subsidieregeling Innovatieve Biobrandstoffen.

Monitoren prijsontwikkeling brandstoffen

SenterNovem zal met ingang van de tweede helft van 2006 de ontwikkelingen van de Nederlandse prijzen van benzine en diesel en de opbouw van deze prijzen monitoren en nagaan of de introductie van de biobrandstoffen verplichting leidt tot aantoonbare verhogingen van de brandstofprijzen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Eerder abusievelijk gepubliceerd onder kamerstuknr. 30 306/30 300 XII, nr. 72 en onder kamerstuk 30 306, nr. 72. Deze stukken komen hierbij te vervallen.

Naar boven