30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 66
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2005

Zoals door mij is toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg inzake het Belastingplan 2006 op 7 november jongstleden, ontvangt u hierbij mijn reactie op de besproken amendementen van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Crone/Van As en De Nerée tot Babberich ter zake de fiscale behandeling van de bestelauto van de zaak.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Inleiding

Met betrekking tot alle drie de amendementen merk ik vooraf het volgende op.

Sinds 1 januari 2004 wordt er voor de fiscale behandeling geen onderscheid meer gemaakt tussen de bestelauto en de personenauto. Sindsdien worden alle woon-werkverkeerkilometers aangemerkt als zakelijke kilometers waardoor bijtelling alleen aan de orde is als er privé gereden wordt. Bovendien kan een bestelauto evenzo geschikt zijn voor privé-gebruik als een personenauto. In een systeem waarin het met privé-gebruik samenhangende privé-voordeel door middel van een forfaitaire regeling belast wordt, past een dergelijk onderscheid niet. Voorts ligt het aanbrengen van het onderscheid per 1 januari aanstaande niet voor de hand aangezien er met het onder de loonbelasting brengen van de auto van de zaak in de autokostenfictie als zodanig niets verandert. Het onder de loonbelasting brengen van de autokostenfictie betekent dan ook niet dat er meer rittenregistraties bijgehouden moeten worden.

In verband met de omstandigheid dat ook de bestelauto onder de loonbelasting is gebracht, heb ik echter begrip voor deze amendementen voorzover ze strekken tot een praktische toepassing van deze heffing. De randvoorwaarden hierbij zijn dat de amendementen leiden tot een juridisch te rechtvaardigen regeling en niet leiden tot een budgettaire derving. Dit brengt ook met zich mee dat de regeling handhaafbaar en uitvoerbaar dient te blijven.

Het amendement van mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink

Strekking

Alle auto’s met een zogenoemd «grijs kenteken» worden buiten de heffing van de loon- en inkomstenbelasting gebracht. Het budgettaire effect hiervan wordt in het amendement gesteld op € 90 miljoen per jaar, conform de geraamde opbrengst voor 2006 van het autokostenforfait voor deze categorie. Dekking hiervoor wordt gevonden in een verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers.

Commentaar

Deze voorgestelde regeling staat op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. In de motorrijtuigenbelasting en de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen wordt weliswaar het onderscheid tussen «geel en grijs kenteken» ook gemaakt, maar daarbij is voor de vraag van de wijze waarop de fiscale behandeling plaatsvindt een zakelijk aspect onderscheidend. Namelijk of er sprake is van een ondernemer of niet. Met de autokostenfictie wordt echter het privé-gebruik van de auto als voordeel belast. Dit voordeel bestaat zowel bij privé-gebruik met een auto met een «grijs kenteken» als bij een auto met een «geel kenteken». Het is daarom niet te rechtvaardigen dat de ene werknemer met een auto op «geel kenteken» wel belast wordt en de werknemer met een auto op grijs kenteken niet. Dat alle ondernemers met auto’s meebetalen door de verhoging van motorrijtuigenbelasting doet daar niet aan af.

Dat alle ondernemers meebetalen aan de regeling acht ik bezwaarlijk, aangezien er veel zijn die niet op enige wijze van de regeling profiteren. Voor veel bestelauto’s is de bijtelling immers niet van toepassing omdat er geen privé-kilometers mee worden gereden. Voor deze bestelauto’s moet volgens de regeling wel extra motorrijtuigenbelasting betaald gaan worden.

Bovendien zal deze regeling leiden tot een verschuiving van gele naar grijze kentekens. Indien de werknemer immers een personenauto van € 25 000 voor privé-doeleinden ter beschikking gesteld krijgt, bedraagt de loonbelasting € 2 310 bij een marginaal tarief van 42%. Dit is zo’n € 2 000 meer dan de in dit amendement voorgestelde stijging van de motorrijtuigenbelasting op een bestelauto, waardoor ik een verschuiving verwacht van door de werkgever ter beschikking gestelde «gele kentekens» naar «grijze kentekens». De budgettaire gevolgen worden daardoor geraamd op € 260 miljoen in plaats van € 90 miljoen. De gestelde verhoging van de motorrijtuigenbelasting is daarvoor niet voldoende en het amendement is daarmee niet budgettair neutraal. In combinatie met het verder onbelast laten van deze auto’s met grijs kenteken, voorzie ik dat er meer privé-kilometers gereden zullen gaan worden. Ook met het oog op de files en het milieu acht ik dit onwenselijk.

Conclusie

Ik wil dit amendement om deze redenen dan ook ten stelligste ontraden.

Het amendement van de heren Crone/Van As

Strekking

De bestelauto’s van de zaak worden volgens hetzelfde regime in de loonbelasting belast als de personenauto’s. Dit is echter anders voor de bestelauto’s waarvan het privé-gebruik is beperkt (geen achterbank, niet meer dan 10 000 privé-kilometers) en waarvoor de keuze voor deze bestelauto in de aard van de werkzaamheden ligt. Voor deze bestelauto’s is de werkgever verplicht een eindheffing van € 650 te betalen.

Commentaar

Evenals het amendement van de heer De Nerée tot Babberich (zoals hierna aan de orde komt), stelt dit amendement een praktische heffing met betrekking tot bestelauto’s voor. Door feitelijk aan te sluiten bij de aard en de inrichting van de bestelauto wordt een grote groep bestelauto’s buiten de autokostenfictie gehouden. De heer De Nerée tot Babberich sluit meer aan bij de wijze van gebruik van de bestelauto. Aansluiten bij de wijze van gebruik is doelmatiger en daardoor kan in de door de heer De Nerée tot Babberich voorgestelde regeling een beperktere groep buiten de autokostenfictie gehouden worden.

De voorgestelde regeling is lastig uit te voeren omdat één van de criteria voor de vraag of de bestelauto wel of niet onder de autokostenfictie valt, inhoudt dat de bestelauto minder dan 10 000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. De werknemer hoeft hiervoor echter geen bewijs (rittenregistratie) te leveren zoals hij dat moet onder het reguliere regime. Het is daarmee aan de inspecteur om aan te tonen dat de bestelauto voor meer dan 10 000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Die bewijspositie is nagenoeg onmogelijk.

Bovendien kunnen ook werkgevers die bestelauto’s voor privé-doeleinden ter beschikking stellen waar niet meer dan 500 privé-kilometers mee worden gereden met de eindheffing geconfronteerd worden. Het is immers een verplichte eindheffing. Deze bestelauto’s blijven thans geheel buiten de heffing.

Dit amendement is budgettair neutraal.

Conclusie

Ik ontraad dit amendement sterk.

Het amendement van de heer De Nerée tot Babberich

Strekking

De bestelauto’s van de zaak worden volgens hetzelfde regime in de loonbelasting belast als de personenauto’s. Dit is echter anders voor de bestelauto’s die in verband met de aard van het werk doorlopend afwisselend worden gebruikt door meer dan twee werknemers en als het daardoor bezwaarlijk is vast te stellen of en voor wie er sprake is van een bestelauto van de zaak. Voor deze bestelauto’s is de inhoudingsplichtige verplicht een eindheffing van € 300 te betalen. Bovendien wordt expliciet in de wet opgenomen dat de bestelauto’s die buiten werktijd niet gebruikt kunnen worden (omdat ze bijvoorbeeld achter het hek staan) worden vrijgesteld. Dit amendement bevat een afloopbepaling per 1 januari 2008.

Commentaar

Op de werkgever rust de last om aannemelijk te maken dat de bestelauto door wisselende bestuurders wordt gebruikt, want anders is de autokostenfictie en niet de eindheffing van toepassing.

Ook werkgevers die nu bestelauto’s voor privé-doeleinden ter beschikking stellen waarvoor nu tegenbewijs wordt geleverd en die daardoor geheel buiten de heffing blijven, kunnen worden geconfronteerd met een eindheffing van € 300.

De expliciete bepaling dat de bestelauto’s die buiten werktijd niet gebruikt kunnen worden niet onder de autokostenfictie vallen, betekent een verduidelijking van de bestaande praktijk waarin de bijtelling in die gevallen achterwege kan blijven.

Dit amendement is budgettair neutraal.

Conclusie

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Naar boven