30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 40
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DE NERÉE TOT BABBERICH TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 28

Ontvangen 15 november 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel III, onderdeel Dbis, wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Aan het derde lid wordt vóór de punt aan het slot ingevoegd: en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake indien:

a. het verbod schriftelijk is vastgelegd;

b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;

c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en

d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden.

II

Artikel III, onderdeel Q, komt te luiden:

Q. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel e, komt als volgt te luiden:

e. loon met een bestemmingskarakter, zijnde:

1°. loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, bedraagt de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto € 300. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit loon;

2°. overig bij ministeriële regeling aan te wijzen loon;

2. In het tweede lid, onderdeel b, ten tweede, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel e, onder 2°.

3. Onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid, wordt na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:

10. Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te hebben plaatsgevonden.

Toelichting

Door dit amendement wordt vastgelegd dat de bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden (de bestelauto die «achter het hek blijft») niet onder de autokostenfictie valt. Tevens wordt vastgelegd dat de bestelauto niet onder de autokostenfictie valt indien de werkgever een verbod op privé-gebruik oplegt aan de werknemer. Hierbij is vereist dat het verbod schriftelijk is vastgelegd, dit kan in of naast de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen. De werkgever dient deze vastlegging bij de loonadministratie te bewaren. Tevens is vereist dat de werkgever passend toezicht houdt op de naleving van het verbod en dat hij een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden. Bij passende sancties kan gedacht worden aan het opleggen van een geldboete die in verhouding staat met de te betalen belasting in verband met de bijtelling, verhaal van de werkgever van de bij hem nageheven loonbelasting en ontslag uit de dienstbetrekking. Het passende toezicht kan bijvoorbeeld bestaan uit het afdoende controleren van kilometerstanden, maar ook uit het toezicht houden op boetes vanwege verkeersovertredingen, schademeldingen of met de leasemaatschappijen overeengekomen meldingen van het aantal gereden kilometers, hoeveelheid van de verbruikte brandstof of van het tanken van brandstof buiten werktijd. Zoals gebruikelijk, kan de werkgever over de vraag wanneer voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden afspraken maken met zijn inspecteur. De inspecteur zal hierbij alle feiten en omstandigheden van de betreffende situatie beoordelen om vast te kunnen stellen of er sprake is van het hier bedoelde verbod. Voor de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen is de autokostenfictie al niet van toepassing. Volledigheidshalve wordt ten eerste opgemerkt dat voor de buiten de autokostenfictie vallende bestelauto’s geen rittenregistratie vereist is. Ten tweede wordt opgemerkt dat voor deze bestelauto’s geldt dat het werkelijke voordeel van het privé-gebruik belast is. Echter, indien er geen sprake is van privé-gebruik betekent dit dat er niets belast wordt.

Het amendement strekt er verder toe de toepassing van de autokostenfictie bij bestelauto’s in twijfelgevallen praktisch te regelen. Het gaat hier om de situatie dat een bestelauto in verband met de aard van het werk doorlopend afwisselend aan verschillende werknemers ter beschikking wordt gesteld. Een voorbeeld is de situatie van een installatiebedrijf waarin de bestelauto op maandag wordt gebruikt door werknemer A, op dinsdag door werknemer B, op woensdag weer door werknemer A, op donderdag door werknemer C en op vrijdag weer door werknemer C. In die situatie is een individuele toepassing van de autokostenfictie bezwaarlijk. Een praktische oplossing is te bereiken via eindheffing. Deze mogelijkheid is echter niet van toepassing als een bestelauto bijvoorbeeld een kwartaal wordt gebruikt door werknemer A, het volgende kwartaal door werknemer B enzovoorts. Het gaat om de situatie dat de bestelauto vanwege de aard van het werk doorlopend afwisselend door twee of meer werknemers wordt gebruikt. Het privé-gebruik wordt door middel van een eindheffing van € 300 bij de werkgever belast. Om te voorkomen dat de hoogte van de eindheffing afhankelijk is van het loonniveau van de verschillende werknemers die de bestelauto gebruiken, is het bedrag van de belasting in afwijking van de wettelijke systematiek gesteld op een vast bedrag. Het bedrag van de eindheffing wordt op de loonaangifte verantwoord bij de rubriek Loon met een bestemmingskarakter. Het bedrag van € 300 geldt per bestelauto en op jaarbasis. Als een dergelijke bestelauto halverwege het jaar in gebruik wordt genomen, bedraagt de eindheffing voor de tweede helft van het jaar in totaal € 150. Er kunnen ministeriële regels gesteld worden ten behoeve van een goede uitvoering van deze regeling.

Dit amendement is budgettair neutraal.

De Nerée tot Babberich

Naar boven