30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 36
BRIEF VAN HET LID VAN AS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2005

Hierbij bied ik u het Belastingplan van de Lijst Pim Fortuin aan dat ik vandaag namens de Fractie heb gepresenteerd.

Dit plan is een reactie op het Belastingplan 2006 van de regering en richt zich op de jaren 2006 t/m 2010.

Van As

Belastingplan 2006 Het kan beter, het moet beter!

Inhoudsopgave

Onderwerppagina
   
1.Inleiding3
2.Doelstellingen en uitgangspunten belastingheffing3
3.Inkomstenbelasting voor particulieren4
4.Inkomstenbelasting voor ondernemers6
5.Loonbelasting6
6.Vennootschapsbelasting7
7.Omzetbelasting9
8.Successie- en schenkingsrecht9
9.BPM9
10.Financiële onderbouwing maatregelen9
11.Overige maatregelen12
12.Slotwoord12

1. Inleiding

Wat is een rechtvaardige belastingheffing? Dat is een vraag die naar tijd en plaats anders zal worden beantwoord. Toch is dit een vraag die een ieder zichzelf respecterende politieke partij moet durven stellen. Belastingheffing is iets wat jaarlijks terugkomt bij de invoering van de Rijksbegroting en de behandeling van de miljoenennota op Prinsjesdag. Het onderwerp leent zich echter juist ook voor een langetermijnvisie.

Belastingopbrengsten keren weliswaar jaarlijks terug, maar variëren wel in hun opbrengst afhankelijk van de economische situatie. Een visie op belastingen is niet alleen voor de korte termijn (jaarlijks), maar tevens voor de middellange termijn (5 à 10 jaar) van belang.

Daarnaast kampt de overheid met nog een typisch lange termijnprobleem als de vergrijzing.

Om zowel met de korte-, middellange als lange termijnontwikkelingen rekening te kunnen houden, moet een belastingstelsel gebaseerd zijn op bepaalde uitgangspunten. Deze uitgangspunten vormen namelijk de «fiscale vertaling» van de (rechts-)beginselen waar een politieke partij voor gekozen heeft.

Het gedachtegoed van de Lijst Pim Fortuyn is gebaseerd op de volgende (rechts-)beginselen: gelijkheid, solidariteit, draagkracht, eenvoud en zelfredzaamheid.

Fiscale vertaling

Gelijkheid: Gelijke gevallen moeten (ongeveer) gelijk worden behandeld: geen bijzondere fiscale faciliteiten voor bepaalde groepen belastingplichtigen, tenzij voor de samenleving deze faciliteit een aantoonbaar voordeel oplevert uit oogpunt van werkgelegenheid.

Solidariteit: Belastingplichtigen die weinig verdienen (kleine bedrijven en particulieren) moeten niet opdraaien voor eventuele belastingverlaging voor grote(re) belastingplichtigen.

Draagkracht: De belasting daar heffen waar burgers financieel het minste door getroffen worden (beginsel van de «minste pijn»). Uit dit oogpunt verdient verlaging van het successie- en schenkingstarief niet of minder de voorkeur dan verlaging van het lage BTW-tarief en verlaging van de belasting op de inkomsten van werknemers (inkomstenbelasting) en bedrijven (inkomsten- en vennootschapsbelasting).

Eenvoud: Bij belastingverlaging geen nieuwe wetgeving invoeren, maar met behulp van de reeds bestaande belastingwetten de belastingdruk verlagen (bijvoorbeeld door het verhogen van de arbeidskorting) en de bestaande wetgeving vereenvoudigen («aftuigen fiscale kerstboom»).

Zelfredzaamheid: Zoveel mogelijk progressieve belastingheffing, omdat de zelfredzaamheid van burgers en bedrijven die veel verdienen over het algemeen groter zal zijn dan burgers en bedrijven die minder of weinig zullen verdienen.

2. Doelstellingen en uitgangspunten belastingheffing

Bij de belastingheffing moet een onderscheid worden gemaakt tussen doelstellingen van belastingheffing enerzijds en uitgangspunten voor belastingheffing anderzijds.

Doelstellingen

De doelstellingen zijn de eisen waaraan de belastingheffing op lange termijn moet voldoen.

De doelstellingen voor de belastingdruk zijn volgens de fractie Lijst Pim Fortuyn:

I Evenwichtige verdeling van de belastingheffing over burgers en bedrijven;

II Eenvoud waar mogelijk en gewenst;

III Economische ontwikkeling stimulerend, waar mogelijk;

IV Eerlijke belastingheffing, waarbij kwetsbare groepen worden ontzien.

Uitgangspunten

De fractie Lijst Pim Fortuyn vertaalt bovenstaande doelstellingen in de volgende uitgangspunten bij een belastingherziening:

1. Belastingverlaging door een vermindering van de overheidsuitgaven;

2. Vereenvoudiging van met name inkomsten- en vennootschapsbelasting door het schrappen van belastingfaciliteiten waarvan het nut niet is aangetoond;

3. Verbetering ondernemersklimaat voor kleine, middelgrote en grote ondernemers;

4. Koopkracht van burgers met lagere en middeninkomens bij een belastingherziening stimuleren;

5. Stimuleren van zelfredzaamheid door het bevorderen van sparen voor de oude dag;

6. Tegengaan belastingontwijking door grote bedrijven en harde(re) aanpak wetsovertreders;

7. Vermindering administratieve lasten voor bedrijven;

8. Werken moet meer lonend worden dan onder de huidige wetgeving.

Aan te pakken belastingen

Het streven van een politieke partij moet volgens de fractie Lijst Pim Fortuyn zijn dat de grootste problemen of misstanden als eerste worden aangepakt.

Dit streven vertaalt zich voor de belastingheffing in een herziening die in eerste instantie gericht is op:

– Inkomstenbelasting voor particulieren (punt 3);

– Inkomstenbelasting voor ondernemers (punt 4);

– Loonbelasting (punt 5);

– Vennootschapsbelasting (punt 6);

– Omzetbelasting (punt 7);

– Successie- en schenkingsrecht (punt 8).

Per punt zullen concrete maatregelen of voorstellen worden gedaan. Indien het een budgettaire opbrengst betreft, wordt dit aangegeven met OP. Indien het budgettaire derving betreft, wordt dit aangegeven met AF. Indien de gevolgen voor de belastingheffing naar verwachting neutraal zullen zijn, wordt dit met een aangegeven.

Voor de financiële onderbouwing, zowel van de opbrengsten als de dervingen van de maatregelen of voorstellen, zullen – indien beschikbaar – de gegevens van de miljoenennota 2005 het uitgangspunt vormen. De financiële onderbouwing zal in punt 11 separaat aan de orde komen.

3. Inkomstenbelasting voor particulieren

Algemeen

Handhaving van hypotheekrenteaftrek, omdat deze aftrek de zelfredzaamheid van de burger stimuleert. Afschaffing of verlaging van de hypotheekrente aftrek is voor de fractie Lijst Pim Fortuyn alleen bespreekbaar in combinatie met een «uitruil» van de overdrachtsbelasting voor bestaand onroerend goed, de BTW-heffing op nieuw onroerend goed en de heffing over het eigenaarsdeel van de onroerende zaak belasting (ozb).

Om het sparen te stimuleren moeten de werknemersspaarregelingen, o.a. spaarloon, worden gehandhaafd.

Maatregelen

3.1 Reservering geld voor gat levensloopregeling (AF)

Bij zelfredzaamheid hoort het zoveel mogelijk zelf sparen voor de oude dag. Omdat de levensloopregeling is aangekondigd als een vervanging voor de aftrek van prepensioen premies, acht de Lijst Pim Fortuyn een budgettair beslag van maximaal 365 miljoen euro in 20091 veel te laag geschat. Om dit gat te dekken, wordt een bedrag van 1,1 miljard euro gereserveerd. Burgers in «snelslijtende» beroepen zullen immers niet kunnen doorwerken tot hun 65e en zullen tot hun pensionering een beroep moeten doen op een uitkering van de overheid.

3.2 Omzetting algemene heffingskorting in verhoging arbeidskorting (–)

Deze maatregel stimuleert ondernemen of werken in loondienst (arbeidskorting) in plaats van een heffingskorting die geen direct verband heeft met werken of ondernemen (algemene heffingskorting).

3.3 Wijziging vermogensrendementsheffing (box III) (–)

Afschaffing van het vaste («forfaitaire») percentage van 4% en dit vervangen door een percentage dat gelijk is aan de heffings- en invorderingsrente aan het begin van het belastingjaar.

Een belastingplichtige wil zo veel mogelijk worden belast naar de werkelijke opbrengst die hij/zij behaalt. Omdat een belastingheffing ook eenvoudig moet zijn, verdient handhaving van de huidige forfaitaire rendementsheffing (box III) de voorkeur.

3.4 Verhoging van het belastingtarief voor winsten uit aanmerkelijk belang (box II) (OP)

De houders van aandelen in een eigen B.V. of N.V. (houders van een aanmerkelijk belang) genieten indirect voordeel van een belastingverlaging door verlaging van het vpb-tarief. Hierdoor worden ondernemers die hun onderneming in BV- of NV-vorm drijven (box II) bevoordeeld boven ondernemers die hun onderneming als eenmanszaak of in een personenvennootschap (maatschap, v.o.f.) uitoefenen (box I). Tegelijkertijd dient in box II een forfaitair rendement als (minimum) voorheffing op het daadwerkelijke rendement jaarlijks te worden belast.

Om dit voordeel teniet te doen en belastingarbitrage tussen box II en box III te verminderen, moet het tarief voor houders van een aanmerkelijk belang worden verhoogd van 25 tot 30%. De opbrengst moet worden gebruikt om de zelfstandigenkorting voor ondernemers die hun onderneming in box I uitoefenen extra te verhogen.

Om een (ongeveer) gelijke belastingdruk tussen ondernemers in box I en box II te waarborgen, zal het vpb-tarief voor het zogenaamde «tariefopstapje» niet worden verlaagd.

4. Inkomstenbelasting voor ondernemers

Maatregelen

4.1 Afschaffing kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en omzetting in een belastingkorting voor ondernemers.

OP: 291 000 000 euro (minimumopbrengst in de periode 2005–20091 )

4.2 Afschaffing zelfstandigheidsaftrek en startersaftrek en omzetting in een belastingkorting voor ondernemers.

OP: 1 476 000 000 euro (minimumperiode in de periode 2005–20091)

4.3 Afschaffing energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek

OP: 215 000 000 (minimumopbrengst in de periode 2005–2009)

Het milieueffect van bovenstaande maatregelen is niet aangetoond en de belastingheffing wordt daardoor onnodig ingewikkeld.

Motivering 4.1 t/m 4.3: de zelfstandigen- en investeringsaftrek levert voor een ondernemer pas geld op, indien (1) hij belasting moet gaan betalen (geldt voor veel kleine ondernemers niet) en (2) de zelfstandigenaftrek gunstig is voor zelfstandigen met een hoog inkomen.

Om de zelfstandigenaftrek en startersaftrek ten goede te laten komen aan de ondernemers die het echt nodig hebben (met lage winsten), stelt de fractie LPF een belastingkorting voor. Deze belastingkorting kan dan (in een percentage) afhankelijk worden gemaakt van de omzet.

Op deze wijze wordt het ondernemen gestimuleerd, ook indien ondernemers geen inkomstenbelasting verschuldigd zijn, doordat zij bijvoorbeeld in enig jaar een verlies behalen. Deze belastingkorting moet dan jaarlijks worden uitbetaald door de belastingdienst, ongeacht of een ondernemer wel of geen inkomstenbelasting in dat jaar is verschuldigd.

De afschaffing van een kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de afschaffing van de zelfstandigheidsaftrek geschiedt derhalve budgettair neutraal.

4.4 Verhoging arbeidskorting voor werkenden

AF: 1 300 000 000 (PM)

Door de verhoging van de arbeidskorting voor werkenden wordt werken meer lonend ten opzichte van een uitkering en wordt de armoedeval bestreden. Per werkende (uitgaande van 8 miljoen werkenden) kan de arbeidskorting 162,50 per jaar worden verhoogd.

5. Loonbelasting

Maatregelen

5.1 Afschaffing afdrachtverminderingen loonbelasting

OP: 757 000 000 (minimumopbrengst in meerjarenraming 2005–20091)

Iedere vorm van werken moet worden gestimuleerd. Daarom en uit overwegingen van eenvoud geeft de Lijst Pim Fortuyn de voorkeur aan een verhoging van de arbeidskorting voor werkenden.

6. Vennootschapsbelasting

Maatregelen

6.1 Administratieve lastenverlichting door vereenvoudiging en duidelijkheid op de volgende punten:

– Deelnemingsvrijstelling;

– Onderscheid eigen vermogen en vreemd vermogen;

– Vaststellen van richtlijnen voor (1) hantering verrekenprijsmethode en (2) de bandbreedte voor het vaststellen van een zakelijke beloning

De technische uitwerkingen van deze onderwerpen kan worden meegenomen bij de Wet Vennootschapsbelasting 2007. De bedoeling van de vereenvoudiging is uitdrukkelijk niet meer belastingopbrengst, maar meer eenvoud en (rechts-)zekerheid voor het bedrijfsleven (grote ondernemingen).

Stimulering van het ondernemersklimaat voor middelgrote en grote ondernemers door:

6.2 Verlaging van het vpb-tarief van 29,6% – tarief per 1 januari 20071 – naar 26,0% (gefaseerd) AF:2

Wil Nederland in Europa kunnen concurreren met zijn vpb-tarief, dan zal dit moeten worden verlaagd. Deze verlaging wordt voor een groot gedeelte gefinancierd door vermindering of afschaffing van een aantal subsidies. Aangezien deze subsidies niet van het ene op het andere moment kunnen worden beëindigd, zal moeten worden voorzien in een overgangsregeling.

Stapsgewijze verlaging als gevolg van overgangsregeling afschaffing subsidies

Deze overgangsregeling zal moeten worden voorzien in een stapsgewijze afbouw van subsidies in bijvoorbeeld vijf jaar tot het bedrag van de bezuinigingstaakstelling is behaald. De andere kant van de medaille is dat het vpb-tarief ook slechts stapsgewijs kan worden verlaagd. Dat is echter de prijs die door een fatsoenlijke overheid, die rekening houdt met de financiële en sociale aspecten van de afschaffing van subsidies, moet worden betaald. Gedacht kan worden aan een stapsgewijze afschaffing van de subsidies in de jaren 2006 t/m 2010 met 20% per jaar.

6.3 Verhoging tarief box II en verhoging tariefsopstapje

Om het verschil in de totale belastingdruk voor ondernemers binnen de inkomstenbelasting (box I) en ondernemers die hun onderneming in een rechtspersoon drijven (box II + vennootschapsbelasting) niet te zeer uit de pas te laten lopen, stelt de Lijst Pim Fortuyn de volgende belastingverhogingen voor:

– Verhoging tarief box II van 25 naar 30%;

– Verhoging MKB-tarief van 25,5% naar 26,0%.

De totale belastingdruk over de eerste 40 000 euro (belastbare) winst bedraagt dan 48,2% (26% vpb-tarief volgens Lijst Pim Fortuyn – + 30% over de resterende 74%).

OP: onbekend

6.4 Aanpak buitenlandse belastingvrijstaten

De Kanaaleilanden en Man gelden nog steeds als belastingvrijstaten. Guernsey, Jersey en Man kennen niet of nauwelijks een winstbelasting zoals Nederland die kent.

Deze kanaaleilanden zijn verregaand zelfstandig binnen het Verenigd Koninkrijk, zo kan de centrale regering in Londen niet zomaar belastingen opleggen aan de Kanaaleilanden1.

Merkwaardig genoeg bevat de Nederlandse winstbelasting nog steeds een lacune op dit punt. Als een Nederlandse vennootschap 5% of meer van de aandelen houdt in een vennootschap die op de kanaaleilanden is gevestigd – en deze vennootschap is geen beleggingsvennootschap – accepteert Nederland het lage tarief op de Kanaaleilanden. Accepteren wil zeggen dat in Nederland geen belasting wordt bijgeheven als de winst van een vennootschap op de kanaaleilanden tegen 1 à 2% wordt belast (in Nederland bedraagt de winstbelasting minimaal 29,6% boven het zogenaamde «tariefsopstapje»).

Ernstiger is dat de staatssecretaris van Financiën deze gunstige fiscale behandeling heeft goedgekeurd. De goedkeuring bestaat er namelijk uit dat de Kanaaleilanden stuk voor stuk – maar ook bijvoorbeeld Gibraltar – als «land» («Mogendheid») worden aangemerkt2.

De status als «land» leidt ertoe dat op grond van de Nederlandse winstbelasting in Nederland bij de moeder geen belasting over de winst(en) van de dochters op de Kanaaleilanden mag bijheffen3.

De Lijst Pim Fortuyn is van mening dat de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën van een aantal eilanden belastingparadijzen maakt. Naast de eilandengroepen (baljuwschappen) Guernsey en Jersey, betreft dit zoals gezegd Man en Gibraltar. De goedkeuring moet worden ingetrokken, omdat belastingparadijzen volgens de Lijst Pim Fortuyn niet fiscaal moeten worden gesubsidieerd.

Daarbij moet de staatssecretaris van Financiën de fiscale positie van de Kanaaleilanden, Man en Gibraltar bij zijn Engelse collega aan de orde stellen. Binnen het Verenigd Koninkrijk hebben de eilandengroepen Guernsey en Jersey, maar ook Man en Gibraltar een gunstige fiscale positie waaraan de centrale regering in Londen kennelijk niet aan wenst te tornen4. Vergelijk de Kanaaleilanden met de Nederlandse waddeneilanden die een laag winstbelastingtarief zouden kennen, hetgeen door de regering en Kamer in Den Haag zou worden geaccepteerd.

Een dergelijke lankmoedige houding van de centrale regering van het Verenigd Koninkrijk in Londen is immers, zou het de Nederlandse regering betreffen, voor de fractie Lijst Pim Fortuyn onacceptabel. De Lijst Pim Fortuyn bepleit derhalve voor de afschaffing van de fiscale faciliteiten voor belastingvrijstaten.

OP: onbekend

6.5 Afschaffing liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting

Door de zogenaamde «deelnemingsvrijstelling» mag Nederland als hoofdregel geen belasting heffen (1) op dividend die de moeder van de dochter ontvangt en (2) op koerswinst bij de verkoop van de aandelen in de dochtermaatschappij.

De deelnemingsvrijstelling zorgt ervoor dat eventuele verliezen bij de verkoop of liquidatie van een dochtermaatschappij niet aftrekbaar zijn van de winst van de moedermaatschappij.

De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering op deze hoofdregel: als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan een verlies bij de liquidatie van een (buiten Nederland gevestigde) dochter van de winst van een Nederlandse moedermaatschappij worden afgetrokken.

De fractie Lijst Pim Fortuyn bepleit afschaffing van deze fiscale subsidie voor het grootbedrijf die subsidieert dat bedrijven investeren buiten Nederland.

OP: 100 000 0001

7. Omzetbelasting

Maatregelen

7.1 Invoering van een verlaagd tarief van 5% voor voedingsmiddelen. AF: onbekend

In het bijzonder de lager betaalden zijn door de invoering van de euro financieel zwaar getroffen. Voor de lager betaalden bestaan de uitgaven voor een belangrijk deel uit voedingsmiddelen. Om in het bijzonder hun koopkracht te verbeteren wordt het verlaagde BTW-tarief van 6% verlaagd tot 5%. Een verdere verlaging zou wenselijk zijn, maar is op grond van Europese regelgeving uit «Brussel» (de Zesde Btw-richtlijn) niet toegestaan.

7.2 Verhoging van het «hoge» Btw-tarief van 19 tot 20%. OP: 1 600 000 000 (PM)

Deze maatregel dient enerzijds als financieringsmiddel en anderzijds om de hogere inkomensgroepen zwaarder te belasten ten gunste van de laag betaalde inkomensgroepen.

8. Successie- en schenkingsrecht

Maatregelen

8.1 Verhoging van de vrijstelling voor het successierecht van ondernemingsvermogen in een onderneming tot 80% van het ondernemingsvermogen, alsmede oplossing van de knelpunten in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit2.

AF: 160 000 000 euro (PM)

Onder het stimuleren van ondernemen valt ook een regeling die voorkomt dat ondernemers bij de overdracht van hun bedrijf geld aan hun bedrijf zouden moeten onttrekken. Bedrijfsoverdrachten moeten zo min mogelijk worden bemoeilijkt door de belastingheffing.

9. BPM

Deze belasting moet op termijn afgeschaft worden. Vooruitlopend op deze afschaffing moet de BPM verlaagd worden, omdat de financieel zwaar getroffen automobilist enigszins tegemoet te komen.

AF: 1 100 000 000

10. Financiële onderbouwing maatregelen

Algemeen

Met het aanvalsplan wil de Lijst Pim Fortuyn de burger de keuze voorleggen van lagere, eenvoudige belastingen in ruil voor minder overheidsuitgaven.

Daarnaast zullen lagere belastingen worden gefinancierd door bepaalde uitwassen van de belastingwetgeving aan te pakken.

Voorbeelden van uitwassen zijn de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting en de vrijstelling voor Nederlandse vennootschapsbelasting voor de vestigingen van Nederlandse bedrijven in belastingparadijzen. Beide maatregelen stimuleren de export van kapitaal en dienen daarom te worden afgeschaft.

De budgettaire dekking van het Aanvalsplan valt daarmee in de volgende onderdelen uiteen:

1. Afschaffing subsidiemaatregelen;

2. Bestrijding uitwassen belastingwetgeving;

3. Vereenvoudigingsmaatregelen.

1 Afschaffing subsidiemaatregelen

Voor het antwoord op de vraag of het wenselijk is dat een bepaalde subsidiemaatregel moet worden afgeschaft, is het relevant of een bepaalde subsidie effect heeft op de inkomens van individuele burgers. Indien het antwoord bevestigend luidt, is het in beginsel niet wenselijk dat een bepaalde subsidie wordt afgeschaft. Indien het antwoord ontkennend luidt, is het in beginsel wel wenselijk dat een bepaalde subsidie wordt afgeschaft.

Voor het bedrag van de gerealiseerde bezuinigingen is het rapport van de Edmund Burke Stichting als uitgangspunt genomen. Voor de motivering van de afschaffing wordt op deze plaats eveneens verwezen naar het rapport van de stichting1.

2 Bestrijding uitwassen belastingwetgeving

In de huidige vennootschapsbelasting zijn de volgende uitwassen te onderkennen:

I Aftrek van liquidatieverliezen:

II Vrijstelling voor vennootschapsbelasting bij investering in belastingparadijzen, met name binnen het Verenigd Koninkrijk (Guernsey, Jersey en Man).

De aftrek van liquidatieverliezen moet volledig worden afgeschaft terwijl de winsten bij investering in belastingparadijzen volledig moeten worden belast. De opbrengsten zouden bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt om de zelfstandigenkorting verder te verhogen.

Hierna volgt een overzicht van de door de Fractie Lijst Pim Fortuyn voorgestelde maatregelen en de financiering daarvan.

Financiering

Nr.subsidiemaatregelopbrengstministerie
1.medefinancieringsprogramma379 000 000BuZa
2.Oret/MILIEV108 765 000BuZa
3.Technische assistentie85 000 000BuZa
4.Programma’s int. Onderwijs59 037 000BuZa
5.Infrastructuurfonds MOL’s49 362 000BuZa
6.Goed bestuur en democratisering20 291 000BuZa
7.Milieu15 150 000BuZa
8.Thematische medefinancieringpr. 30 000 000BuZa
9.Onderzoeksprogramma24 000 000BuZa
10.Bekostiging cultuurbeleid170 750 000OCW
11.Exploitatie voormalige rijksmusea155 782 000OCW
12.Fondsen cultuur70 536 000OCW
13.Stedelijke vernieuwing276 587 000VROM
14.Innovatie stedelijke vernieuwing39 584 000VROM
15.Economische samenwerking30 000 000EZ
16.Compas van het Noorden28 672 500EZ
17.Wet Soc. Werkvoorziening0SZW
18.Reïntegratie van werklozen714 000 000SZW
19.Wet insch. van Werklozen130 000 000SZW
20.Sectorale stimulansen26 000 000SZW
21.Ontwikkelingssamenwerking500 000 000(PM)
22.Verhoging hoge BTW-tarief 1%1 600 000 000(PM)
23.Afschaffing energie- en milieuinvesteringsaftrek (4.3)243 000 000  
24.Afschaffing afdrachtsverminderingen (5)757 000 000  
25.Verhoging tarief box II (6.3)155 000 000PM
26.Verhoging grondslag tariefopstapje vpb (6.3) 155 000 000PM
  5 822 516 500 
 Financiering onvoorzien: 6.4+6.5  
    
 Maatregelen  
3.1Reparatie financieel gat levensloopregeling kabinet1 100 000 000 
3.2 Omzetting alg. heffingskorting in verhog. arbeidskorting neutraal
3.3Wijziging box III neutraal
4.1Afschaffing kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neutraal
4.2Afschaffing zelfstandigen- en startersaftrek neutraal
4.4Verhoging arbeidskorting voor werkenden1 300 000 000 
6.2Verlaging vpb-tarief van 29,6% naar 26,0%1 570 000 000  
8Invoering van een verlaagd tarief van 5% op voeding500 000 000(PM)
9 Verhoging vrijstelling successiewet bij bedrijfsoverdrachten160 000 000(PM)
10Verhoging zelfstandigenkorting ondernemers in box I 4.1+ 4.2
11Verlaging BPM1 100 000 000 
  5 730 000 000 
 Onvoorzien: 5 822 516 500– 5 730 000 + de opbrengst van de afschaffing van de liquidatieverliesregeling (100 000 000)  

Varianten

Variant 1:

Alternatief voor verhoging hoge BTW-tarief (1)

Geen verlaging lage BTW-tarief 500 000 000

Minder verlaging vpb 1 100 000 000

Geen verhoging BTW-tarief 1 600 000 000

Variant 2:

Alternatief voor verhoging hoge BTW-tarief (1)

Geen verlaging lage BTW-tarief 500 000 000

Geen verlaging BPM 1 100 000 000

Geen verhoging BTW-tarief 1 600 000 000

Variant 3:

Alternatief voor verlaging BPM (1)

Geen verlaging BPM 1 100 000 000

Extra verlaging vpb 1 100 000 000

Variant 4:

Geen verlaging BPM 1 100 000 000

Meer verhoging arbeidskorting 1 100 000 000

11. Overige maatregelen

Vermindering administratieve lasten

Afschaffing van de verplichte elektronische aangifte inkomstenbelasting voor ondernemers. Invoering van een keuzeregime, waarbij de kosten voor een papieren aangifte worden doorberekend aan de burger.

Op deze wijze behoudt een burger de keuzevrijheid om wel een papieren aangiftebiljet in te leveren, indien hij geen elektronische aangifte kan of wil doen.

Eerlijker en doeltreffender sanctionering

In de huidige belastingwetgeving kunnen twee typen sancties worden opgelegd: verzuim- en vergrijpboetes. De verzuimboetes worden opgelegd vanwege eenvoudige «vergrijpen» als het niet of niet-tijdig doen van aangifte. De mate van verwijtbaarheid is in beginsel irrelevant. Slechts de afwezigheid van alle schuld (avas) kan een reden vormen om een verzuimboete te laten vervallen.

De vergrijpboetes worden echter opgelegd als aan een belastingplichtige het verwijt kan worden gemaakt dat te weinig belasting kan worden geheven. De belastingheffing kent daarbij twee gradaties: opzet en grove schuld. De lichtste van deze twee schuldgradaties (grove schuld) kan niet worden opgelegd bij de eerste aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting, in deze situatie kan slechts een boete wegens opzet worden opgelegd.

Boete wegens grove schuld bij eerste aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting

Om een doelmatige sanctionering mogelijk te maken, moet de bewijslast voor de belastingdienst niet te zwaar zijn. Grove schuld maakt het dan mogelijk om eerder een boete op te leggen. Bij grove schuld hoeft de belastingdienst niet – in tegenstelling tot opzet – de intentie van een belastingplichtige om moedwillig (met «opzet») te weinig belasting te betalen aannemelijk te maken.

Een boete wegens grove schuld kan overigens onder de huidige wetgeving al worden opgelegd, indien een navorderingsaanslag wordt opgelegd. Het opleggen van een navorderingsaanslag is echter aan strenge regels gebonden.

Verzuimboete vanwege het niet of niet-tijdig doen van aangifte

Vanwege het niet of niet-tijdig doen van aangifte kan slechts een zogenaamde verzuimboete worden opgelegd. Deze verzuimboete bedraagt maximaal 1134 euro, ongeacht of er sprake is van een particulier of een groot bedrijf. Het ligt voor de hand dat deze boete voor vennootschaps- belastingplichtigen wordt gekoppeld aan een percentage van de omzet. Op deze wijze is er sprake van een evenredige bestraffing, omdat grote bedrijven over het algemeen kapitaalkrachtiger zullen zijn dan particulieren.

De opbrengst van bovenstaande maatregelen kan worden gebruikt om de zelfstandigenkorting verder te verhogen.

12. Slotwoord

Met het bovenstaande pakket is geprobeerd recht te doen aan de subtitel van het belastingplan «Het kan beter, het moet beter».

«Het kan beter» is tot uitdrukking gebracht door belastingverlaging voor de kleine-, middelgrote en grote ondernemingen en door verhoging van de arbeidskorting voor werkenden. Bij de financiering is er daarbij op gelet dat afschaffing van subsidies niet mag leiden tot een (verkapte) belastingverhoging voor de ondernemende burger.

Tegen degenen die de voorgestelde afschaffing van de subsidies politiek onaanvaardbaar vinden, willen de schrijvers van dit plan zeggen: onaanvaardbaar is niet de afschaffing van subsidies die niet productief zijn voor de ondernemende of werkende burger, onaanvaardbaar is het onevenredig zwaar belasten van de productiefactoren arbeid en kapitaal, waardoor de financiering van de overheidsuitgaven vooral op het terrein van de sociale zekerheid (nog verder) onder druk kan komen te staan.

Lijst Pim Fortuyn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

G. P. van As

Woordvoerder Financiën


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 760, nr. 3, p. 23.

XNoot
1

Miljoenennota 2005, bijlage 5, p. 148.

XNoot
1

Nota Werken en winst, Naar een laag tarief en een brede grondslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 107, nrs. 2, p. 3.

XNoot
2

Uit de Nota Werken en winst, Naar een laag tarief en een brede grondslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 107, nrs. 2, p. 38 blijkt dat 3,1% verlaging van de vpb (van 30,0% naar 26,9%) 1,335 mrd kost. Veronderstellenderwijs levert een verlaging met 1,57 mrd. een verlaging op van 3,1% (1,335 mrd.) + 0,5% (235 miljoen).

XNoot
1

Conclusie van A-G Pergola van 23 juni 1997, zaak C-171/96, voetnoot 7 onder VI.

XNoot
2

Mededeling staatssecretaris van Financiën van 1 maart 1994, nr. IFZ/224, V-N 1994/1220, punt 9.

XNoot
3

Vgl. artikel 13, eerste en tweede lid, tweede volzin, van de Wet op de Vennootschapsbelasting.

XNoot
4

Conclusie van A-G Pergola van 23 juni 1997, zaak C-171/96, voetnoot 7 onder VI.

XNoot
1

Zie Nota werken aan winst Naar een lager tarief en een brede grondslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 107, nr. 2).

XNoot
2

M.J. Hoogeveen, Bedrijfsopvolgingsfaciliteit: het ene bedrijfspand is het andere niet, NTFR 2005/1045.

XNoot
1

Edmund Burke Stichting, Nederland subsidiestaat, Torqueville reeks, nr. 5, september 2004.

Naar boven