30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

nr. 35
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN CRONE EN VAN AS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 25

Ontvangen 11 november 2005

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel VIIa worden na onderdeel H twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ha. Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, toegevoegd,:

c. onroerende zaken die op grond van artikel 3.91 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij de erflater of schenker behoorden tot een werkzaamheid, mits de onderneming waaraan de onroerende zaak ter beschikking was gesteld, door de verkrijger ook is verkregen en rechtstreeks wordt voortgezet en de verkrijger de verkregen onroerende zaak rekent tot het ondernemingsvermogen van die onderneming en dat ook mag rekenen;

d. onroerende zaken die op grond van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij de erflater of schenker behoorden tot een werkzaamheid, mits de aandelen in de vennootschap waaraan de onroerende zaak ter beschikking was gesteld, door de verkrijger ook is verkregen, deze de verkregen onroerende zaak ter beschikking stelt aan de vennootschap dan wel daarin inbrengt tegen uitreiking van aandelen en de feitelijke werkzaamheid van de vennootschap een andere is dan het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of een daarmee overeenkomende werkzaamheid.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde respectievelijk zevende lid, worden na het derde lid twee leden ingevoegd, luidende:

3. Indien aan de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde werkzaamheid van de erflater of schenker een einde is gekomen ten gevolge van het overlijden van de ondernemer aan wie de onroerende zaak ter beschikking was gesteld, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, de onroerende zaak die op het tijdstip van dat overlijden tot de werkzaamheid behoorde, nog gedurende ten hoogste 12 maanden na dat tijdstip aangemerkt als behorend tot een werkzaamheid.

4. Indien aan de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde werkzaamheid van de erflater of schenker een einde is gekomen ten gevolge van vererving van de aandelen in de vennootschap waaraan de onroerende zaak ter beschikking is gesteld, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel d, de onroerende zaak die op het tijdstip van dat overlijden tot de werkzaamheid behoorde, nog gedurende ten hoogste 12 maanden na dat tijdstip aangemerkt als behorend tot een werkzaamheid.

Hb. Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, toegevoegd:

c. indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel c of onderdeel d, betreft: de verkregen onroerende zaak behoorde gedurende ten minste vijf jaren tot een werkzaamheid van de schenker.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. In gevallen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, gelden de voorwaarden genoemd in de aanhef van het vierde lid in plaats van voor de schenker van de in dat lid bedoelde onroerende zaak, voor degene die de onderneming dan wel de aandelen in de vennootschap waaraan de onroerende zaak ter beschikking is gesteld overdraagt

II

In artikel VIIa wordt na onderdeel I een onderdeel toegevoegd luidende:

Ia. Artikel 53b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 35b, tweede lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 35b, tweede lid, onderdeel a of onderdeel c.

2. In het derde lid worden na onderdeel b twee onderdelen ingevoegd, luidende:

c. indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel d, betreft voor de situatie waarin de verkrijger de verkregen onroerende zaak aan de vennootschap ter beschikking stelt: de verkrijger niet langer ter beschikking stelt, uitgezonderde de situatie waarin hij de verkregen onroerende zaak alsnog inbrengt in de vennootschap, of met betrekking tot de aandelen in de vennootschap zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in onderdeel b;

d. indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel d, betreft voor de situatie waarin de verkrijger de verkregen onroerende zaak in de vennootschap heeft ingebracht: een gebeurtenis als bedoeld in onderdeel b;.

3. In het derde lid, laatste zinsnede, wordt «de waarde van de in onderdeel a en b bedoelde verkrijging» vervangen door: de waarde van de in onderdeel a, b, c of d bedoelde verkrijging.

III

Na Artikel XI wordt ingevoegd:

ARTIKEL XIA

1. De accijns voor sigaretten wordt met ingang van 1 februari 2006 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse sigaretten € 1,00 per 1000 stuks hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 31 januari 2006. Indien met ingang van 1 februari 2006 het aldus berekende accijnsbedrag lager is dan het bedrag dat overeenkomt met 57 percent van de kleinhandelsprijs van de meest gevraagde prijsklasse sigaretten, berekend per 1000 stuks, geldt het laatstbedoelde bedrag.

2. De accijns van rooktabak wordt met ingang van 1 februari 2006 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse rooktabak € 0,50 per kilogram hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 31 januari 2006.

3. Bij ministeriële regeling worden met ingang van 1 februari 2006 de tarieven van de accijns, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet op de accijns aangepast. De aanpassing geschiedt zodanig dat voor sigaretten en rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse het specifieke gedeelte van de accijns 50% bedraagt van de som van de totale accijns en de omzetbelasting. Daarbij dient het bedrag van de totale accijns gelijk te blijven aan het bedrag van de totale accijns dat na de verhoging van de accijns verschuldigd zou zijn zonder de aanpassing. Bij de aanpassing vindt afronding plaats van het procentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent.

IV

In artikel XXXV, eerste lid, wordt in de tweede volzin «onderdelen A, B, C, D, F, H, I, en J» vervangen door: onderdelen A, B, C, D, F, H, Ha, Hb, I, Ia, en J.

Toelichting

De tekst van dit amendement vervangt de tekst van amendement 30 306, nr. 25. De toelichting op amendement 30 306, nr. 25 is echter wel integraal van belang voor het onderhavige amendement. Naast het onderstaande wordt derhalve verwezen naar de toelichting op het genoemde amendement.

Uitgangspunt is dat een tot een werkzaamheid behorende onroerende zaak in combinatie met de onderneming waaraan de zaak ter beschikking is gesteld, dan wel in combinatie met de aandelen van de vennootschap waaraan de zaak ter beschikking is gesteld, op de bedrijfsopvolger van de onderneming/de BV moet overgaan. Indien enkel de ter beschikking gestelde onroerende zaak over gaat, is de voorgestelde faciliteit niet van toepassing.

Om voor de faciliteit voor bedrijfsopvolging in aanmerking te komen moeten de onroerende zaken die bij de erflater of de schenker op grond van artikel 3.91 van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot een werkzaamheid behoorden bij de verkrijger tot het vermogen van de onderneming gaan behoren die in combinatie met de onroerende zaken is overgedragen. Als het gaat om onroerende zaken die op grond van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij de schenker of erflater tot een werkzaamheid behoorden (ter beschikkingstelling aan een vennootschap) moeten deze zaken ook door de verkrijger aan die vennootschap ter beschikking worden gesteld, gedurende een periode van ten minste vijf jaren dan wel in die vennootschap worden ingebracht tegen uitreiking van aandelen. In dat laatste geval mogen die aandelen gedurende een periode van vijf jaren niet worden vervreemd.

Indien de bedrijfsopvolging plaatsvindt bij het overlijden van de ondernemer zal de onderneming of zullen de aandelen in de vennootschap doorgaans niet gelijktijdig met de ter beschikking gestelde onroerende zaak op de bedrijfsopvolger kunnen overgaan. Stel bijvoorbeeld dat de aandelen van een BV in handen zijn van de man en zijn vrouw een bedrijfspand heeft dat zij verhuurt aan de BV. De man overlijdt en de aandelen vererven naar de beoogde bedrijfsopvolger. Op het moment van overlijden van de man behoort het pand niet langer tot het vermogen van een werkzaamheid van de vrouw. Het gevolg zou zijn dat het pand niet meer met toepassing van de faciliteit op de bedrijfsopvolger kan overgaan. Om dit te ondervangen is bepaald dat de onroerende zaak in dergelijke gevallen voor de toepassing van de faciliteit nog gedurende een periode van 12 maanden na het overlijden voor de toepassing van de faciliteit worden aangemerkt als behorend tot een werkzaamheid. In het gegeven voorbeeld hebben de betrokkenen dus nog een jaar de tijd om het bedrijfspand over te dragen naar de bedrijfsopvolger.

Voor gevallen dat de faciliteit bij bedrijfsopvolging betrekking toepassing vindt bij schenking bevat de faciliteit, ter voorkoming van oneigenlijk gebruik, de eis dat, kort gezegd, het ondernemingsvermogen dan wel de aandelen, gedurende een periode van vijf jaren in bezit moeten zijn geweest van de schenker. In lijn hiermee geldt dat in geval van schenking van ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen, deze gedurende een periode van vijf jaren vóór de schenking tot een werkzaamheid van de schenker moeten hebben behoord. Degene die in combinatie hiermee de onderneming of de aandelen overdraagt moet voldoen aan de al in het betreffende lid geformuleerde eisen betreffende leeftijd of arbeidsgeschiktheid die gelden voor iemand die een onderneming schenkt.

De kosten van dit amendement bedragen € 20 mln. De dekking wordt gerealiseerd door een verhoging van de accijns op sigaretten en rooktabak. De tabakaccijns wordt verhoogd met € 0,025 per pakje sigaretten van 25 stuks en per pakje shag van 50 gram. De verhoging betekent een prijsstijging van € 0,03, zowel voor een pakje sigaretten van 25 stuks als voor een pakje shag van 50 gram.

Crone

Van As

Naar boven