nr. 28
AMENDEMENT VAN HET LID DE NERÉE TOT BABBERICH
Ontvangen 9 november 2005
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel III, onderdeel Dbis, wordt, onder
vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Aan het derde lid wordt vóór de punt aan het slot
ingevoegd: en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet
gebruikt kan worden.
II
Artikel III, onderdeel Q, komt te luiden:
Q. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het
eind van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking
gestelde bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen 1992, indien in verband met de aard
van het werk de bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door meer
dan twee werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of
en aan wie de bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld.
In afwijking van artikel 13bis, eerste lid, wordt dit loon voor de werknemers
tezamen op jaarbasis gesteld op € 600. Bij ministeriële regeling
kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het
eerste lid, onderdeel i.
2. Aan het tweede lid, onderdeel c, wordt, onder vervanging van de
punt aan het eind van ten tweede door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
3°. 50 percent, met betrekking tot het voordeel van een voor
privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel i.
3. Onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid, wordt na
het negende lid een lid ingevoegd, luidende:
10. Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende
groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige
is gewisseld, wordt er voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f,
geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te hebben plaatsgevonden.
Toelichting
Door dit amendement wordt vastgelegd dat de bestelauto die buiten werktijd
niet gebruikt kan worden (de bestelauto die «achter het hek blijft»)
niet onder de autokostenfictie valt. Voor de bestelauto die door de aard of
inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor
vervoer van goederen is de autokostenfictie al niet van toepassing.
Het amendement strekt er verder toe de toepassing van de autokostenfictie
bij bestelauto’s in twijfelgevallen praktisch te regelen. Het gaat hier
om de situatie dat een bestelauto in verband met de aard van het werk doorlopend
afwisselend aan verschillende werknemers ter beschikking wordt gesteld. Een
voorbeeld is de situatie van een installatiebedrijf waarin de bestelauto op
maandag wordt gebruikt door werknemer A, op dinsdag door werknemer B, op woensdag
weer door werknemer A, op donderdag door werknemer C en op vrijdag weer door
werknemer C. In die situatie is een individuele toepassing van de autokostenfictie
bezwaarlijk. Een praktische oplossing is te bereiken via eindheffing. Deze
mogelijkheid is echter niet van toepassing als een bestelauto bijvoorbeeld
een kwartaal wordt gebruikt door werknemer A, het volgende kwartaal door werknemer
B enzovoorts. Het gaat om de situatie dat de bestelauto vanwege de aard van
het werk doorlopend afwisselend door meer dan twee werknemers wordt gebruikt.
De waarde van het privé-gebruik wordt door middel van een eindheffing
van de werkgever belast. Dit voordeel wordt per bestelauto op jaarbasis gesteld
op € 600. Het tarief wordt gesteld op 50%. Er kunnen ministeriële
regels gesteld worden ten behoeve van een goede uitvoering van deze regeling.
Dit amendement is budgettair neutraal.
De Nerée tot Babberich