30 305
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening

nr. 15
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DE KROM EN HESSELS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 11

Ontvangen 18 mei 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1, eerste lid, onder w, komt te luiden:

w. warmtekrachtkoppeling: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit;.

2. Aan artikel 1, wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.  Productie-installaties voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie op het land die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling en die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, worden geacht te beschikken over één aansluiting

II

In artikel I, worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 16c, eerste lid, wordt de zinsnede «1 MW» vervangen door: 10 MVA.

Ab

Artikel 27, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. iedere afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is;

2. Onderdeel f, komt te luiden:

f. een afnemer, niet zijnde een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, recht heeft op een standaardaansluiting, waarbij de aansluitcapaciteit van deze aansluiting is gerelateerd aan de standaard gebruikte nominale aansluitspanning;

3. Toegevoegd wordt een onderdeel luidende:

g. het aansluittarief wordt gebaseerd op de grootte van de aansluitcapaciteit.

Toelichting

Ter voorkoming van misbruik van monopolie door netbeheerders en een redelijke toerekening van kosten van netten aan afnemers voorziet de Elektriciteitswet 1998 in een stelsel van gereguleerde nettarieven. De bestaande regeling inzake standaardaansluitingen, d.w.z. aansluitingen waarbij een bepaalde aansluitcapaciteit is gekoppeld aan een bepaald spanningsniveau, waarbij wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten van alle standaardaansluitingen in dezelfde categorie, is een wezenlijk onderdeel van de gereguleerde aansluittarieven. Deze regeling dient dan ook, omwille van de bescherming van afnemers, onverkort te worden gehandhaafd. Het is evenwel niet wenselijk dat exploitanten van grote windparken van de gereguleerde standaardaansluitingen oneigenlijk gebruik kunnen maken, door een groot windpark op te knippen in kleinere eenheden, teneinde op deze (oneigenlijke) wijze kosten voor netinvesteringen af te wentelen op netbeheerders en afnemers. Door te bepalen dat de windturbines die tot eenzelfde onderneming of instelling behoren en die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen voor de toepassing van de Elektriciteitswet 1998 worden geacht te beschikken over één aansluiting wordt het «opknippen» van deze windparken teneinde te profiteren van de regelingen voor aansluitingen tot 10 MVA voorkomen. Het «in elkaars onmiddellijke nabijheid» moet daarbij worden gezien in relatie tot de omvang van de individuele windturbine De huidige regeling als neergelegd in artikel 27, tweede lid, onderdeel d en f, van de Elektriciteitswet 1998, dat mede een uitwerking geeft aan het in artikel 36, lid 1, onder b, van de Elektriciteitswet 1998 genoemde belang van een duurzame en milieuhygiënische elektriciteitsvoorziening, blijft onverkort van toepassing op kleine windparken (tot 10 MVA). Deze vorm van «beleid op het net», waarbij voor kleine windparken wordt afgeweken van het kostenveroorzakingsprincipe, is wenselijk vanuit een oogpunt van de stimulering van duurzame productie van elektriciteit. Bij de vaststelling van tariefstructuren komt deze vorm van beleid op het net vaker voor. In dit verband wordt verwezen naar het op 0% stellen van het LUP ter bevordering van een gunstig investeringsklimaat voor grote elektriciteitsproducenten en de regeling inzake aansluitingen met meerdere verbindingen, welke het vestigingsklimaat voor de energie-intensieve industrie ten goede komt. Ter voorkoming van het zogeheten «cherry picking» wordt de mogelijkheid tot het openbaar aanbesteden van aansluitingen (ex artikel 16c E-wet ’98) afgestemd op het recht van afnemers op een standaardaansluiting. Dit wordt bereikt door de in artikel 16c van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen grens van 1 MVA te verhogen tot 10 MVA. Door de mogelijkheid van openbaar aanbesteden van aansluitingen te beperken tot grote afnemers kan de huidige systematiek van gereguleerde aansluittarieven onverkort worden gehandhaafd. Vanuit een oogpunt van een hoog niveau van bescherming van afnemers is handhaving van dit systeem gewenst. De aansluittarieven zijn gebaseerd op de grootte van de aansluitcapaciteit (en de bijbehorende nominale aansluitspanning). Deze systematiek van aansluittarieven, die los staan van de feitelijke aansluitsituatie, en daarom ook wel worden aangeduid als «virtuele aansluittarieven» doet recht aan het uitgangspunt van niet-discriminerende aansluittarieven en laat de netbeheerder de vrijheid de inrichting van zijn net zelf te bepalen. Het uitgangspunt dat de grootte van de aansluitcapaciteit bepalend is voor het aansluittarief betreft een wezenlijk element van de regulering en wordt daarom wettelijk verankerd.

De Krom

Hessels

Naar boven