nr. 15
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DE KROM EN HESSELS TER
VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 11
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1, eerste lid, onder w, komt te luiden:
w. warmtekrachtkoppeling: de gecombineerde opwekking van warmte en
elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan
de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit;.
2. Aan artikel 1, wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Productie-installaties voor de opwekking van elektriciteit met
behulp van windenergie op het land die behoren tot eenzelfde onderneming of
instelling en die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen
hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, worden geacht te
beschikken over één aansluiting
II
In artikel I, worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 16c, eerste lid, wordt de zinsnede «1 MW» vervangen
door: 10 MVA.
Ab
Artikel 27, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. iedere afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde
punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met
dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een
aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde
punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is;
2. Onderdeel f, komt te luiden:
f. een afnemer, niet zijnde een afnemer die een aansluiting op het
net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, recht heeft op een standaardaansluiting,
waarbij de aansluitcapaciteit van deze aansluiting is gerelateerd aan de standaard
gebruikte nominale aansluitspanning;
3. Toegevoegd wordt een onderdeel luidende:
g. het aansluittarief wordt gebaseerd op de grootte van de aansluitcapaciteit.
Toelichting
Ter voorkoming van misbruik van monopolie door netbeheerders en een redelijke
toerekening van kosten van netten aan afnemers voorziet de Elektriciteitswet
1998 in een stelsel van gereguleerde nettarieven. De bestaande regeling inzake
standaardaansluitingen, d.w.z. aansluitingen waarbij een bepaalde aansluitcapaciteit
is gekoppeld aan een bepaald spanningsniveau, waarbij wordt uitgegaan van
de gemiddelde kosten van alle standaardaansluitingen in dezelfde categorie,
is een wezenlijk onderdeel van de gereguleerde aansluittarieven. Deze regeling
dient dan ook, omwille van de bescherming van afnemers, onverkort te worden
gehandhaafd. Het is evenwel niet wenselijk dat exploitanten van grote windparken
van de gereguleerde standaardaansluitingen oneigenlijk gebruik kunnen maken,
door een groot windpark op te knippen in kleinere eenheden, teneinde op deze
(oneigenlijke) wijze kosten voor netinvesteringen af te wentelen op netbeheerders
en afnemers. Door te bepalen dat de windturbines die tot eenzelfde onderneming
of instelling behoren en die onderling technische, organisatorische of functionele
bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen voor de
toepassing van de Elektriciteitswet 1998 worden geacht te beschikken over één
aansluiting wordt het «opknippen» van deze windparken teneinde
te profiteren van de regelingen voor aansluitingen tot 10 MVA voorkomen. Het «in
elkaars onmiddellijke nabijheid» moet daarbij worden gezien in relatie
tot de omvang van de individuele windturbine De huidige regeling als neergelegd
in artikel 27, tweede lid, onderdeel d en f, van de Elektriciteitswet 1998,
dat mede een uitwerking geeft aan het in artikel 36, lid 1, onder b, van de
Elektriciteitswet 1998 genoemde belang van een duurzame en milieuhygiënische
elektriciteitsvoorziening, blijft onverkort van toepassing op kleine windparken
(tot 10 MVA). Deze vorm van «beleid op het net», waarbij voor
kleine windparken wordt afgeweken van het kostenveroorzakingsprincipe, is
wenselijk vanuit een oogpunt van de stimulering van duurzame productie van
elektriciteit. Bij de vaststelling van tariefstructuren komt deze vorm van
beleid op het net vaker voor. In dit verband wordt verwezen naar het op 0%
stellen van het LUP ter bevordering van een gunstig investeringsklimaat voor
grote elektriciteitsproducenten en de regeling inzake aansluitingen met meerdere
verbindingen, welke het vestigingsklimaat voor de energie-intensieve industrie
ten goede komt. Ter voorkoming van het zogeheten «cherry picking» wordt de mogelijkheid tot het openbaar aanbesteden van aansluitingen
(ex artikel 16c E-wet ’98) afgestemd op het recht van afnemers op een
standaardaansluiting. Dit wordt bereikt door de in artikel 16c van de Elektriciteitswet
1998 opgenomen grens van 1 MVA te verhogen tot 10 MVA. Door de mogelijkheid
van openbaar aanbesteden van aansluitingen te beperken tot grote afnemers
kan de huidige systematiek van gereguleerde aansluittarieven onverkort worden
gehandhaafd. Vanuit een oogpunt van een hoog niveau van bescherming van afnemers
is handhaving van dit systeem gewenst. De aansluittarieven zijn gebaseerd
op de grootte van de aansluitcapaciteit (en de bijbehorende nominale aansluitspanning).
Deze systematiek van aansluittarieven, die los staan van de feitelijke aansluitsituatie,
en daarom ook wel worden aangeduid als «virtuele aansluittarieven»
doet recht aan het uitgangspunt van niet-discriminerende aansluittarieven
en laat de netbeheerder de vrijheid de inrichting van zijn net zelf te bepalen.
Het uitgangspunt dat de grootte van de aansluitcapaciteit bepalend is voor
het aansluittarief betreft een wezenlijk element van de regulering en wordt
daarom wettelijk verankerd.
De Krom
Hessels