30 304
Jaarnota Integratiebeleid 2005

nr. 8
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 14 december 2005

De algemene commissie voor Integratiebeleid1 heeft op 12 december 2005 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over Integratiebeleid over de Jaarnota Integratiebeleid (30 304).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van algemene commissie voor Integratiebeleid,

Kalsbeek

De adjunct-griffier van algemene commissie voor Integratiebeleid,

De Groot

Stenografisch verslag van een notaoverleg van de algemene commissie voor Integratiebeleid

Maandag 12 december 2005

10.00 uur

De voorzitter: Kalsbeek

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Kalsbeek, Dijsselbloem, Lambrechts, Van de Camp, Hirsi Ali, Azough, Varela, Huizinga-Heringa en Kant,

en mevrouw Verdonk, minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die vergezeld is van enige ambtenaren van haar ministerie.

Aan de orde is de behandeling van:

de Jaarnota Integratiebeleid 2005 (30304);

het beleidsartikel 16 Integratie van de Rijksbegroting Justitie (30300 VI);

de brief d.d. 22 september 2005 met de Kabinetsreactie op het RMO-advies "Eenheid, verscheidenheid en binding" (30304, nr. 4);

de brief d.d. 6 oktober 2005 inzake de Kwalitatieve rapportages inburgering oud- en nieuwkomers 2004 (30304, nr. 3);

de brief d.d. 3 november 2005 inzake reactie op de Integratiebarometer (30304, nr. 6);

de brief d.d. 24 oktober 2005 inzake het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring (27017, nr. 13).

De voorzitter:

Ik open de vergadering en heet de minister en haar medewerkers van harte welkom en eveneens de mensen op de publieke tribune. Voor de mensen thuis: dit overleg duurt van 10.00 uur tot 17.00 uur. De fracties hebben uiteenlopende spreektijden. Ik excuseer mij dat ik van 11.15 uur tot 12.15 afwezig zal zijn. De heer Dijsselbloem zal dan voorzitten.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Voorzitter. Tijdens dit integratiebegrotingsdebat zal ik de vraag centraal stellen hoe het eigenlijk gaat met de integratie in Nederland. Wij hebben een heftig debat, dat loopt nog steeds. Wij hebben forse polarisatie en wij hebben volop aandacht vanuit het buitenland voor wat er in Nederland gaande is. Zijn er echter ook positieve ontwikkelingen in gang gezet? Zijn er trends gekeerd? Is er beleid van de grond gekomen? Wat zijn de resultaten? Buiten kijf staat dat de minister zich zeer inspant om immigratie zo veel mogelijk aan banden te leggen en veel mensen te laten terugkeren naar het land van herkomst, maar in dit debat gaat het daar niet over. Het gaat over de integratie van die mensen die in Nederland blijven, die onderdeel zijn van onze samenleving. Het gaat dus over de mate waarin migranten en hun kinderen erin slagen om op vele maatschappelijke terreinen een gelijkwaardige positie te verwerven. Is de sociale cohesie versterkt? Zijn wij met ons allen aan het werk gegaan? Is het aantal inburgeringscursisten daadwerkelijk gestegen? Is het aantal vroegtijdig schoolverlaters verminderd? En natuurlijk is er de belangrijke vraag wat de minister daaraan heeft kunnen bijdragen.

Gelukkig zijn er onafhankelijke rapportages met relevante kengetallen. Die staan vandaag ook op de agenda. Daaruit komt een beeld naar voren waarbij bijna alle kengetallen op rood staan. De werkloosheid onder niet-westerse allochtonen is weer fors gestegen. Zij is onder allochtone jongeren nog steeds drie tot vier keer zo hoog als gemiddeld, namelijk 23%. Jongeren met een rare achternaam die het wel goed doen op school hebben vervolgens moeite om een stageplaats te vinden. Jongeren die die stage dan toch hebben afgerond, hebben moeite om op gesprek te komen voor een vacature.

De Armoedemonitor toont eenzelfde beeld: drie tot vier keer zoveel armoede onder migrantengemeenschappen. Hoewel de onderwijsprestaties van Marokkaans- en Turks-Nederlandse kinderen de afgelopen jaren snel zijn verbeterd, is de gemiddelde achterstand aan het einde van de basisschool nog steeds twee, respectievelijk tweeënhalf jaar. In Amsterdam mag een kwart van de basisschoolleerlingen aan het eind van de basisschool niet meedoen aan de Cito-toets omdat zij simpelweg niet voldoende niveau hebben gehaald. Een kwart van alle basisschoolleerlingen in Amsterdam! Die kinderen kunnen dus nog naar de praktijkschool of naar het onderste deel van het vmbo. Over vier jaar staan zij op straat en misschien al eerder. Misschien zijn zij wel een van 64.000 vroegtijdig schoolverlaters. Dat cijfer van 25% is overigens een forse stijging ten opzichte van de afgelopen jaren. Het is een trend die echt de verkeerde kant op gaat. Wij kunnen daar niet in berusten.

Doordat het aantal nieuwkomers de afgelopen jaren fors is gedaald, zou het mogelijk moeten zijn geweest om het aantal inburgeringscursussen voor oudkomers te verhogen en daarmee een begin te maken met een enorme inhaalslag die wij nog te maken hebben op dit punt. Dat is niet gebeurd, stel ik vast, ondanks de toegenomen animo onder oudkomers. Volgens de kwalitatieve rapportage die wij hebben ontvangen staan ongeveer tienduizend oudkomers structureel op wachtlijsten in de grote steden. De totale groep van die inhaalslag volgens de nieuwe wet bedraagt ongeveer een half miljoen oudkomers. Op dit moment volgen twintigduizend oudkomers een inburgeringscursus. Dus dat loopt lekker in. De resultaten van de inburgering zijn nog altijd te laag en veelal onvoldoende om door te stromen naar een vervolgopleiding. Een kabinetsperiode is bijna verspild.

Het aantal sociale contacten tussen migranten, migrantenkinderen, en autochtone Nederlanders is verder afgenomen. De gemeente Amsterdam signaleert de afgelopen jaren een toename van segregatie onder jonge kinderen; nieuwe scheidslijnen worden veel minder doorbroken. Trevor Philips noemt dat proces in Engeland "sleepwalking to ghettoes". Hoogleraar Latten noemt onze samenleving zwanger van segregatie. Er dreigt een nieuwe, overwegend gekleurde, permanente onderklasse te ontstaan en wij staan erbij en kijken ernaar.

De schaal van Parijs is niet vergelijkbaar met die van Nederland, zo zeiden velen na de rellen in Frankrijk. Ik voeg eraan toe dat de aard van de problemen, de frustratie, de vervreemding en de radicalisering zeer vergelijkbaar zijn. Het grote verschil is dat wij het tij nog kunnen keren.

De afgelopen jaren laten nog weinig ombuigingen zien. Deze minister heeft de gevoelde urgentie nog niet in daden omgezet. Wij moeten ons realiseren dat de integratiebegroting van ruim 300 mln. voor het overgrote deel, namelijk 270 mln., opgaat aan inburgering. De gevraagde nieuwe wet inburgering laat nu al drie jaar op zich wachten. Wij hebben drie jaar vastgezeten in een juridisch moeras. De wet inburgering in het buitenland stuit op problemen met het computersysteem. Het aan banden leggen van de nationaliteit is verworden tot een klein wetsvoorstel en is marginaal beperkt. De afschaffing van de Remigratiewet is gelukkig afgeblazen. De bindingsdagen van het kabinet met vertegenwoordigers uit het middenveld hebben niets zichtbaars opgeleverd voor de integratie of de lotsverbondenheid.

Het enige positieve tegengeluid komt uit wijken en buurten. Er is een ongekend aantal initiatieven ontwikkeld door buurtbewoners die elkaar opzoeken. Er worden vriendschapsverenigingen opgericht en sportclubs nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid met allerlei buurtprojecten. Overal worden gesprekken en debatten georganiseerd en er worden diverse vrijwilligersactiviteiten opgezet. Dit zijn slechts een paar voorbeelden.

Vrouwen van de opleiding zorg en werk van het Nova Collega in Haarlem vertelden onze commissie over hun stage in ziekenhuizen en verzorgingshuizen. Vrijwilligers van de Stichting Ontmoeting Buitenlandse Vrouwen in Den Haag geven elke week taalles aan allochtone vrouwen die niet naar buiten kunnen, durven of mogen. Na afloop van de eerste lesperiode gaan de meeste vrouwen wel buitenshuis activiteiten ontplooien. Het Rijnstate Ziekenhuis in Haarlem helpt nieuwkomers aan stageplekken, van waaruit zij ook aan de interne opleiding kunnen meedoen. Wekelijks bezoeken zeker honderd vrouwen het vrouwenhuis Cleo-Patria in Rotterdam voor taallessen en ondersteuning. Ik kan zo eindeloos doorgaan; er zijn ongelooflijk veel kleine maar doelgerichte initiatieven in alle steden van Nederland. Deze positieve tegenbeweging verdient veel meer waardering en ondersteuning.

Ik vraag de aandacht van de minister voor een reeks concrete punten. Het eerste punt is de problematiek van de stageplekken. Minister Van der Hoeven meldde bij de behandeling van de OCW-begroting dat zij de Inspectie een onderzoek laat doen naar deze problematiek. Het kabinet heeft geld vrijgemaakt voor simulatie van stageplekken voor leerlingen die geen reguliere stageplek kunnen vinden. Dat is een uiterste oplossing, maar wij zijn er nog niet aan toe om ons bij dit probleem neer te leggen. Er moet een meer operationele en doelgerichte aanpak voor dit gebrek aan stageplekken komen. Laten wij de vmbo's, de mbo's en de hbo's vragen of zij binnen een maand gegevens op tafel kunnen leggen over namen, rugnummers, de opleiding en de gewenste stageplekken. Het zou praktisch zijn als de lokale wethouders voor onderwijs of economische zaken worden ingeschakeld bij het zoeken naar stageplekken voor het vmbo. Voor de stageplekken voor de roc's en het hbo kan de taskforce Jeugdwerkloosheid, met als voorzitter de heer Hans de Boer, worden ingeschakeld. Ik heb Hans de Boer gesproken en hij heeft aangeboden hieraan mee te werken. Hij zegt een "machientje" te hebben dat draait om het vinden van banen en hij kan het ook inzetten voor het vinden van stageplekken. Hij is daartoe bereid, maar heeft natuurlijk wel de gegevens nodig. Het lijkt mij dat het kabinet dit initiatief moet nemen.

Het tweede punt is de radicalisering. Het kabinet trekt volgend jaar een bedrag van 3 mln. uit voor een reeks van initiatieven, met het risico dat het geld wordt versplinterd. Naar aanleiding van het debat dat wij daarover hebben gevoerd, is een motie aangenomen van mevrouw Lambrechts en mijzelf, waarin het kabinet wordt gevraagd dit bedrag te verruimen. Dit extra geld is vooral bedoeld voor een project dat er in het beroepsonderwijs voor moet zorgen dat in elke instelling een of twee mensen zijn getraind in het herkennen en omgaan met radicalisering. In alle scholen zeggen docenten dat zij niet weten hoe zij op een goede manier met radicalisering moeten omgaan. Onze eenvoudige opvatting is dat het toch mogelijk moet zijn deze instellingen te steunen door per instelling een paar mensen te leren hoe zij tijdig op dit probleem moeten reageren. Wij hebben een amendement ingediend om daarvoor geld vrij te maken. Dat amendement is nu al gesteund door mevrouw Hirsi Ali.

Dan kom ik bij het probleem van de passiviteit en de lethargie die ontstaat onder asielzoekers doordat er nog steeds heel lange procedures zijn in Nederland, ondanks de nieuwe wet. Het zou ons veel waard zijn als wij tijdens het wachten op de uiteindelijke beslissing mensen zouden kunnen blijven activeren, zodat zij niet hun vaardigheden verliezen en hun sociale participatie niet helemaal wegzakt.

Het is mogelijk om asielzoekers binnen de bestaande regeling als vrijwilliger werkzaamheden te laten verrichten binnen de opvang of daarbuiten en hen daarvoor een kleine vergoeding te geven. Wij zijn er voorstander van als daarvan in alle centra gebruikgemaakt zou worden, zodat mensen de mogelijkheid krijgen iets bij te verdienen. Ik vraag een reactie van de minister.

De heerVan de Camp(CDA)

Hoe verhoudt zich een dergelijk initiatief tot de verdere pogingen om die procedures te bekorten?

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik geloof dat daar iedereen wel voor is, onder waarborgen van zorgvuldigheid – het debat gaat altijd over: wat is nog zorgvuldig en kan het allemaal nog sneller. Natuurlijk zijn mensen erbij gebaat om zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben, onder waarborgen van zorgvuldigheid. Ik constateer dat het nog steeds lang duurt en dat mensen lang in de opvang zitten. Het risico van totale passiviteit sluipt erin. Mensen hebben niets te doen en zakken weg in depressiviteit et cetera. Er is een praktische mogelijkheid en die bestaat al in de regeling. Ik wil graag dat daarvan op grote schaal gebruikgemaakt wordt.

De heerVan de Camp(CDA)

Zal dat niet leiden tot verdere valse verwachtingen?

De heerDijsselbloem(PvdA)

Als de heer Van de Camp dat vindt, dan zegt hij eigenlijk dat hij niet voor die regeling is. Die regeling bestaat al, en in sommige centra wordt daarvan ook gebruikgemaakt, daar kunnen mensen klussen doen op het terrein van het opvangcentrum. Ik denk dat wij dat op grote schaal moeten doen om mensen op die manier betrokken en actief te houden.

Dan kom ik bij de inburgering van statushouders. Een groep van 2500 mensen die al een status heeft en dus mag blijven in Nederland – tijdelijk of definitief – wacht op een woning. Wij hebben de Huisvestingswet gewijzigd om gemeenten aan te pakken die tekortschieten in het aanbieden van woningen aan statushouders. Gebeurt dat nu ook feitelijk? Wordt deze wet toegepast door minister Dekker? Ik ben ervan overtuigd dat die gemeenten al jarenlang bekend zijn. Er zijn een aantal notoire veelplegers onder gemeenten die jaar in jaar uit niet die woningen leveren. Ik vind dat die moeten worden aangepakt nu de wet is gewijzigd.

Het tweede project is om de mensen die nog wachten op een woning al te laten beginnen met inburgering. Dat lijkt mij prima. Ik zou zeggen: schaal dat op tot de gehele groep. Kan dat? Gebeurt dat al? Ik las ergens dat de inburgering vrijwillig is. Het lijkt mij dat wij tijdwinst kunnen boeken door het verplicht te stellen. Ik begrijp niet goed waarom in deze situatie de inburgering niet verplicht is. Het gaat immers om nieuwkomers. Kunnen wij de ambitie daar verhogen?

Een ander thema wordt gevormd door de problemen rond seksualiteit en allochtone jongeren en discriminatie van homoseksuelen. De minister heeft de Kamer een goede brief gestuurd over discriminatie van homoseksuelen, waarvoor lof. Een breder thema dan seksualiteit is dat van seksuele omgangsvormen onder allochtone jongeren, in het bijzonder Marokkaanse, Antilliaanse en Kaapverdiaanse jongens met een lage opleiding. Wij kennen allemaal de voorbeelden, uiteenlopend van zwembaden die tijdelijk zijn gesloten doordat die jongens zich structureel misdragen en meisjes lastig vallen, de discotheekeigenaren, die voorbeelden geven van jongens die meisjes lastig vallen op de dansvloer, bij de damestoiletten of waar dan ook, tot en met de extreme voorbeelden van loverboys en recente zaken van groepsverkrachtingen. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over deze oprukkende respectloze straatcultuur.

Wij moeten gewoon vaststellen dat de opvoeding hier op een of andere manier tekortschiet. Wij hebben bij de begroting van VWS een motie ingediend om, mede gerelateerd aan deze problematiek, de komende jaren de opvoedingsondersteuning aanmerkelijk op te schalen. Die motie is aangenomen. Wij moeten meer gaan doen aan opvoedingsondersteuning, waar wij soms opvoedingstekorten zien.

Er is ook het aparte punt van de seksuele voorlichting, die niet alleen over de techniek gaat, want die zal wel onder controle zijn. Het gaat mij veel meer om de manier waarop met seksualiteit wordt omgegaan, de seksuele omgangsvormen, respect voor elkaars integriteit et cetera. De opvoeding moet gericht plaatsvinden. Daarom heb ik een tweede amendement ingediend, samen met collega Hirsi Ali, om met 2 mln. de komende jaren een begin te maken, vooral in Rotterdam en Amsterdam. Ik stel die beperking omdat het budget dat wij voor het amendement hebben kunnen vrijmaken ook beperkt is. Wij wensen zeer gerichte projecten, waarbij kan worden gedacht aan een organisatie zoals Pretty Woman, die veel ervaring heeft met dit type voorlichtingsprojecten.

Wanneer komt de reactie van de minister op het ACVZ-rapport over gedwongen huwelijken, Tot het huwelijk gedwongen? Zal de minister komen met een verbod op uithuwelijking, zoals een Kamermeerderheid wil? Eenzelfde vraag geldt het rapport van het ACVZ over imams, Toelating en verblijf voor religieuze doeleinden. Ik verwijs naar de aangenomen motie-Sterk en de ingediende, maar niet in stemming gebrachte motie-Bos.

Over Islam en burgerschap hebben wij elk jaar dezelfde discussie. Een ruime Kamermeerderheid wil die club in leven houden. Zij vindt dat zij goed werk doet. Het is een klein bedrag, maar elk jaar zet de minister het mes er in. Het begint een traditie te worden, maar wel een beetje een vervelende, zeurende traditie. Wij hebben opnieuw met het CDA een amendement ingediend om de stichting overeind te houden. Ik verzoek de minister dringend om met dit politieke spel op te houden. Het is een te klein bedrag en het is evident dat de Kamer dit bedrag jaar in jaar uit beschikbaar wil stellen.

Er is inmiddels een tweede opleiding voor imams in Nederland aangewezen, nu bij Inholland; lof voor dit resultaat. Wel valt op dat Diyanet zich opnieuw heeft teruggetrokken. Dat lijkt elke keer te gebeuren. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Hoe staat het met de gesprekken die de minister voert met de Turkse overheid over de manier waarop de uitzending van imams vanuit Turkije kan worden gestopt? Die toezegging heeft zij in april van dit jaar in een AO gedaan.

Het valt op dat de koepel CGI op het laatste moment buiten het initiatief met Inholland is gehouden. Hoe is dat verlopen? Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Hoe kan zij ervoor zorgen dat de meer liberale islamitische stromingen, die deels in CGI vertegenwoordigd zijn, meedoen met een van de initiatieven voor de opleiding van imams?

Daarop aansluitend vraag ik om een evaluatie van het CMO, dat eind 2004 is gestart, in 2006. Hoe loopt het? Wat komt eruit? Hoe vaak spreekt men elkaar? Zijn de goede onderwerpen aan de orde? Komen er resultaten uit? Hoe zit het met de representativiteit van de vertegenwoordigers van het CMO? Mijn fractie vindt nog steeds dat er één contactorgaan voor moslims en overheid zou moeten zijn, waarin alle stromingen worden vertegenwoordigd.

Het komend jaar komen wij volop te spreken over inburgering, als de wetgeving aan de orde is. Een praktisch probleem doet zich voor in de steden waar op scholen cursussen worden gegeven voor oudkomers. De ouders brengen hun kinderen naar school en volgen daarna in hetzelfde schoolgebouw een cursus Nederlands. Mij is verteld dat het onmogelijk is daarvoor gelden voor oudkomers beschikbaar te stellen. De wethouder onderwijs wil graag een vergoeding voor een docent op zo'n school geven, maar dat kan niet vanwege de aanbestedingsplicht voor de oudkomersgelden. Kent de minister dit probleem? Is zij bereid om het weg te nemen? Wil zij de aanbestedingsplicht zo nodig afschaffen of op dat punt nuanceren?

De minister was in Marokko. Ik was daar later, met een aantal van mijn PvdA-collega's. Wij hebben gesproken met een aantal gesprekspartners van de minister. Wij hebben nog eens over de kwestie van de nationaliteit gesproken. Ons werd verteld dat de nationaliteit nog altijd heilig en niet bespreekbaar is. Misschien kan de minister nog eens reflecteren hoe dat is verlopen. Welke conclusies trekt zij uit haar contacten? Het thema blijft volop op de agenda staan, want wij vinden dat de mensen de individuele keuze moeten hebben om hun nationaliteit eventueel te laten vervallen. Als een in Nederland wonende Marokkaan zijn Marokkaanse nationaliteit wil laten vervallen, moet dat kunnen. Het kan nu niet.

Ook willen wij graag weten hoe het staat met de bilaterale samenwerkingscommissies inzake vraagstukken van familierecht, een thema dat ook te maken heeft met ontvoering en achterlating. Hoe vaak is deze commissie nu bijeen geweest en welke voortgang heeft zij geboekt? Wij hebben van de Marokkaanse minister van justitie begrepen dat er ook een bilaterale commissie voor integratie is ingesteld. Dit verbaast ons zeer, want de commissie-Blok heeft er nadrukkelijk op gewezen dat dergelijke vormen van bemoeienis van overheden van herkomstlanden met de integratie in Nederland dit proces niet bevorderen. Kan de minister dit ophelderen? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Bos inzake het tot stand brengen van een bilateraal verdrag met Marokko inzake familierecht en nationaliteitswetgeving?

Wij hebben nog een amendement ingediend om de stichting Steunpunt Remigranten in leven te houden, die in Marokko, maar ook vanuit Nederland goed werk doet voor migranten en remigranten, onder andere voor de groep van achtergelaten vrouwen. Deze stichting dreigt om te vallen doordat de bijdrage van Cordaid in 2006 zal worden beëindigd.

Tot slot. Het is ongelooflijk belangrijk om te blijven werken aan tolerantie. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Bos/Dittrich over het opstellen van een handvest voor burgerrechten met de belangrijkste normen, waarden en grondrechten? Dit handvest moet volgens de motie worden uitgereikt op het moment waarop een immigrant een verblijfsvergunning verkrijgt, als het certificaat van inburgering wordt uitgereikt, en op de feestelijke naturalisatiedag. Heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken dit handvest inmiddels opgesteld en is het beschikbaar? Daarnaast is verleden jaar in november een initiatiefwet van PvdA en LPF aangenomen waarin geregeld is dat het onderwijs ook een verantwoordelijkheid heeft voor sociale integratie en burgerschapsvorming. Met deze wet in de hand moet de Inspectie van het Onderwijs scholen aanpakken die hun leerlingen isoleren van de Nederlandse samenleving. Helaas zijn er in de afgelopen tijd enige concrete kwesties met islamitische scholen geweest. Het Islamitisch College in Amsterdam bepleitte dat hoofddoek dragende moslima's niet zouden worden uitgesloten van een kans op stage of werk, maar het weigerde zelf een sollicitante die geen hoofddoek droeg. Wethouder Aboutaleb heeft dit college hier terecht op aangesproken. Hoe zal de minister er met deze nieuwe wet op toezien dat er tolerantie in het onderwijs is en dat burgerschap een plek krijgt? Het bevorderen van tolerantie is meer dan ooit nodig, dit schept verplichtingen voor iedereen.

De heerVan de Camp(CDA)

Voorzitter. De nota biedt een gedegen overzicht van de ontwikkelingen in het integratiebeleid van de afgelopen jaren, van de problemen en de knelpunten die zich hebben voorgedaan, maar ook van de vele goede initiatieven die het kabinet tot dusverre heeft ondernomen en die het nog zal ontplooien om die problemen aan te pakken. Uit de nota blijkt dat het kabinet in het algemeen adequaat op de ontwikkelingen reageert. Ik plaats nog wel een kritische kanttekening bij de opbouw van de nota; die zou wat ons betreft, gelet op de overlappingen op een aantal punten, wel wat compacter en korter kunnen. Ik denk aan de overlappingen van de hoofdtekst en de bijlagen bij de onderwerpen vrouwenemancipatie, criminaliteit en arbeidsmarktbeleid. Het zou beter zijn om elk onderdeel als een geheel te behandelen.

Het beleid levert nog te veel een gemengd beeld op; er zijn veel ontwikkelingen die de goede kant op gaan, maar er zijn ook nog bergen werk te verzetten. Ook wij willen de ogen niet sluiten voor de cijfers uit de armoedemonitor. Op de rangschikking van de cijfers in dit stuk is het nodige af te dingen, maar het is duidelijk dat een aantal groepen allochtone burgers aan de onderkant verkeren. Dit is een serieus signaal dat verdere versterking van het integratiebeleid nodig is. Bij het al door de heer Dijsselbloem genoemde werkbezoek van de vaste Kamercommissie aan Amsterdam bleek dat 28% van de Amsterdamse basisschoolkinderen niet aan de Cito-toets deelneemt, maar niet omdat de scholen of de ouders er principiële bezwaren tegen hebben, wat in "witte" kringen wel voorkomt, maar omdat deze kinderen het minimumniveau van deze toets niet kunnen halen. Daar staat tegenover dat als je de aula van de Haagse Hogeschool binnenwandelt, je een multiculturele pluriforme instelling voor hoger onderwijs betreedt. Het kán dus wel. De onderwijsparticipatie en de politieke participatie zijn de afgelopen jaren gegroeid.

Maar er zijn nog bergen werk te verzetten, niet in het minst door de mensen zelf die tot de diverse doelgroepen van het integratiebeleid behoren. Er is in Nederland nog te veel een afwachtende houding. Wat kunnen de diverse overheden voor mij doen, wat kunnen wij van de diverse overheden verwachten? Het CDA zou nog meer een handen-uit-de-mouwenmentaliteit willen zien, onder het adagium: integreren doe je zelf. Wat kunnen mensen zelf doen om beter in de Nederlandse samenleving te integreren? Wat kunnen de zelforganisaties en maatschappelijke organisaties betekenen voor de integratie van de verschillende groepen in de Nederlandse samenleving? Integratie is dus meer een kwestie van mentaliteit dan van subsidies.

In de afgelopen jaren is er internationaal veel gebeurd dat de positie van de islam in de wereld heeft beïnvloed. Opmerkelijk is dat, ondanks het in autochtone ogen vaak negatieve karakter van deze gebeurtenissen, zij wel tot meer zelfbewustheid van de moslimburgers hebben geleid, ook in andere delen van Europa. Veel jongeren ontlenen aan deze ontwikkelingen een nieuwe identiteit, helaas vaak een negatieve, niet op de Nederlandse samenleving gerichte identiteit. Het CDA vraagt of er met name in de psychologie van het integratiebeleid voldoende rekening wordt gehouden met deze ontwikkelingen. Wij betwijfelen dat. Je kunt nog jaren praten over spreidingsbeleid, onderwijsbeleid en binding, als je de onderstroom niet erkent van die nieuwe bewustwording, die niet op Nederland is gericht.

Daar staat tegenover dat de islam een wereldgodsdienst is. Er zijn grote religieuze en culturele verschillen binnen de islam. Alle stromingen over een kam scheren, is dom en gevaarlijk. Tussen de in Europa meer gangbare religies en wereldbeschouwingen zoals het christendom, het jodendom en het humanisme zijn er ook grote verschillen. Maar ondanks deze verschillen dienen de diverse wereldgodsdiensten met respect benaderd en behandeld te worden. Dat is een wederzijds proces. Respect betonen mag geen belemmering betekenen voor een ware integratie in de Nederlandse samenleving. Bovendien is het CDA van mening dat autochtone Nederlanders zich meer kunnen verdiepen in de religieuze en culturele eigenschappen van de nieuwe Nederlanders. Veel angst en discriminatie komt immers voort uit pure onkunde. Opmerkelijk in dit verband is de passage op pagina 21 van de jaarnota: "Secularisering is een belangrijke component van de huidige Nederlandse cultuur, maar Turken en Marokkanen lijken er voorlopig immuun voor." Hoezo immuun? Is religie soms een ziekte? Het blijft blijkbaar voor de schrijvers van deze jaarnota heel moeilijk om iets positiefs te zeggen over rol en functie van religie, ook in de huidige Nederlandse samenleving.

Het CDA vindt het een positieve ontwikkeling dat de Nederlandse moslimgemeenschappen de ramadan, bijvoorbeeld met de iftar-maaltijden, maar ook bijvoorbeeld het suikerfeest, aangrijpen om meer bekendheid te geven aan de islam. Deze polderbenadering zou wel eens meer effect kunnen sorteren dan puur formele voorlichting, beperkte aandacht in het onderwijs en folders of websites. Bovendien wordt door dit soort activiteiten van de moslimgemeenschap de binding aan de Nederlandse samenleving versterkt.

MevrouwAzough(GroenLinks)

De heer Van de Camp zegt eerst dat het beleid meer zou moeten zijn gericht op de onderstroom. Daarna noemt hij een hele reeks nuanceringen. Maar waar spreekt hij minister Verdonk nu op aan? Wat moet zij volgens hem concreet veranderen aan haar beleid?

De heerVan de Camp(CDA)

Ik heb sterk de indruk dat in de analyses die onder het beleid liggen, nog te weinig rekening wordt gehouden met die onderstroom in de Nederlandse samenleving, in het bijzonder bij moslimjongeren. Ik vraag de minister of zij bij het concretiseren van haar integratiebeleid daarmee rekening houdt.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Hoe zou zij daar dan precies rekening mee moeten houden?

De heerVan de Camp(CDA)

Als ik met de mensen in debat ga, blijkt dat zij veel van het integratiebeleid als opgelegd pandoer zien: u moet dit en u moet dat. Ik zou liever tot een heldere dialoog komen: u bent in de Nederlandse samenleving opgenomen, u wilt integreren, wat doet u er zelf aan en wat kan de overheid voor u doen. Dit in plaats van alleen maar het dictaat.

MevrouwLambrechts(D66)

De heer Van de Camp wilde wat meer positieve aandacht voor de islam. Is het überhaupt wel vruchtbaar om zo te focussen op de islam? Zou het niet veel vruchtbaarder zijn om andere aspecten van nieuwe Nederlanders in beeld te brengen en te laten zien? Zij zijn op de eerste plaats moeder, leraar, wetenschapper, student en noem maar op.

De heerVan de Camp(CDA)

De tijd is voorbij om de afzonderlijke groepen niet afzonderlijk te benoemen. De Hindoestaanse gemeenschap integreert veel sneller, duidelijker en beter. Dat geldt ook voor grote groepen Turkse mensen. Op een aantal punten blijven andere groepen achter. Ik denk dat de tijd een beetje voorbij is dat wij de grote gemene vergeler over al die groepen heen kunnen leggen.

MevrouwLambrechts(D66)

Misschien is de tijd wel weer aangebroken dat wij die aspecten meer in beeld moeten brengen.

De heerVan de Camp(CDA)

Bij integratie moet je al die aspecten benoemen. Het is echter onvoldoende om die alleen maar te benoemen en de groepen een beetje te knuffelen.

MevrouwKant(SP)

Ik wil even terugkomen op de aanleiding voor de heer Van de Camp om hierover te spreken. Hoorde ik hem goed zeggen dat er geen sprake is van secularisatie in deze groepen? Een paar jaar geleden heeft het SCP een onderzoek gedaan waaruit twee trends bleken, namelijk in het algemeen secularisatie – ik begrijp dat het CDA daar niet zo blij mee is, ook niet als het om de islam gaat – en daarnaast een religieuze revitalisatie bij kleine groepen. Mijn vraag is of je het beleid niet moet afstemmen op die twee trends.

De heerVan de Camp(CDA)

In antwoord op het eerste deel van de interruptie van mevrouw Kant verwijs ik slechts naar bladzijde 21 van de jaarnota. Daar staat: secularisering is een belangrijke component van de huidige Nederlandse cultuur, maar Turken en Marokkanen lijken er voorlopig immuun voor. Ik heb naar aanleiding daarvan gevraagd: hoezo immuun, is religie soms een ziekte.

Wat het tweede deel van de interruptie betreft, merk ik op dat mij af en toe de klompen uitvallen als ik zie hoe kleine levendige religieuze gemeenschappen in stedelijke gebieden moeten bedelen voor een kerkruimte. Het is echt gênant om te zien hoe bijvoorbeeld Ghanese christenen en Hindoestanen moeten bedelen voor een ruimte om hun religie te kunnen beleven. Als ik de gemeenten in Nederland over het hoofd van mevrouw Kant heen kan oproepen om meer mee te werken aan kleine religieuze ruimtes, dan hebben wij vanochtend al heel wat gewonnen.

MevrouwKant(SP)

De minister kan wel iets opschrijven over het integratiebeleid, maar ik benadruk dat het SCP iets anders heeft geconstateerd, namelijk dat er wel sprake is van secularisatie. U moet u dat wel beseffen, als u zegt wat u zegt. Daarnaast zouden wij meer oog moeten hebben voor de ook geconstateerde revitalisatie van kleine groepen die neigen naar fundamentalisme. Volgens mij moeten wij ons daarop focussen met het beleid.

De heerVan de Camp(CDA)

Het spijt mij, maar als plaatsvervangend woordvoerders heb ik die cijfers van het SCP niet paraat. Ik kan op dit moment dus niet beoordelen hoe die cijfers zich verhouden tot de jaarnota. Verder begrijp ik dat mevrouw Kant op een andere revitalisering doelt dan ik, namelijk op de revitalisering van kleine radicale groepen. Wij hebben hier uitgebreid besproken hoe wij met die radicalisering moeten omgaan. Laten wij die maatregelen alsjeblieft eerst in de praktijk brengen, voordat wij daar weer een nieuwe batterij maatregelen overheen leggen.

De Kamer heeft terecht een strak tijdschema afgesproken voor de behandeling van het wetsvoorstel Inburgering in Nederland. Zo wordt de nota naar aanleiding van het verslag voor het kerstreces verwacht en zijn er enkele rondetafelgesprekken gepland voor eind januari 2006. Op pagina 10 van de jaarnota is evenwel te lezen dat dit wetsvoorstel reeds in april 2006 zijn beslag krijgt en als wet in werking kan treden. Wij gaan ervan uit dat de minister inmiddels tot een realistischer planning is gekomen. In dit verband is het ook de vraag hoe het staat met de behandeling van het wetsvoorstel Inburgering in het buitenland in de Eerste Kamer.

Wie de kwalitatieve rapportages inburgering oud- en nieuwkomers 2004 bestudeert, schrikt opnieuw van de hoge percentages uitval. Gezien de tijd, sluit ik mij aan bij de vragen die collega Dijsselbloem hierover heeft gesteld. De CDA-fractie is van mening dat de uitvalpercentages op dit moment nog steeds te hoog zijn. Wat gaat de minister daar concreet aan doen? In onze ogen kunnen wij niet gaan zitten wachten op de nieuwe wet Inburgering in Nederland. Ik denk dat tussentijds ook het nodige moet gebeuren. Hoe ziet de minister dat?

Onze fractie wil nadere duidelijkheid over het uiteindelijke beschikbare budget voor de versterking van de emancipatie van allochtone vrouwen en meisjes. Volgens de laatste brief, van 25 november, is nu zeker gesteld dat tweemaal 22,5 mln. ter beschikking is voor de jaren 2006 en 2007. Van een verdubbeling via de ESF-financiering is echter geen sprake meer. Betekent de brief van 25 november jongstleden dat het bedrag van 90 mln. voor de inburgeringstrajecten voor allochtone vrouwen is zeker gesteld?

Dan kom ik op de opvang van meisjes en jongens bij gedwongen uithuwelijking. In hoeverre kan de minister garanderen dat ook uitgehuwelijkte meisjes onder de 18 jaar van hulp en opvang verzekerd zijn? Voor boven-18-jarigen is dit in onze ogen naar behoren geregeld, maar hoe zit het met degenen die jonger zijn dan 18? Ook hier wachten wij dacht ik nog op een kabinetsreactie op het uitgebrachte ACVZ-advies.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Wat is het oordeel van het CDA over het strafrechtelijke aspect van het uithuwelijken van meisjes onder de 18 jaar? Moeten degenen die de meisjes uithuwelijken niet vervolgd en berecht worden?

De heerVan de Camp(CDA)

In tweede termijn zal ik op deze vraag terugkomen. Ik kan die vraag niet à la minute beantwoorden.

Voorzitter. Op pagina 19 van de begroting, beleidsartikel 16, is sprake van een in te stellen EU-integratiefonds en een daarmee samenhangende internationale dimensie van het integratiebeleid. Het staat er allemaal weer zo Haags. Wat gaat dit alles betekenen voor het Nederlandse beleid, en met name voor het nieuwe inburgeringsstelsel? Uit het reeds bestaande Europese Vluchtelingenfonds krijgt Nederland voor de jaren 2005 en 2006 slechts 2,4 mln. op jaarbasis. Moet daar niet harder aan getrokken worden?

Opnieuw vraagt onze fractie aandacht voor de zogenaamde Belgiëroute bij gezinshereniging en gezinsvorming. De fracties van het CDA en de Partij van de Arbeid hebben daar vragen over gesteld. Nederlanders van allochtone afkomst vestigen zich tijdelijk in België om op die manier gebruik te kunnen maken van het soepeler EU-gemeenschapsrecht voor inburgering en de strengere Nederlandse regels te omzeilen. Bij brief van 8 december, dus van afgelopen vrijdag, heeft de minister ons geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Deze brief is echter meer een beschrijving dan een oplossing van het probleem. Zeker als Nederland nog vijf jaar Europees overleg in moet, is het de vraag of de Belgiëroute niet nog steeds optimaal, of in onze ogen niet optimaal, wordt gebruikt. De fractie van het CDA vraagt opnieuw om tempo te maken, vooral met de samenwerking met de Belgische overheid.

Dan ga ik in op de neiging van sommige ouders, met name Turkse ouders, om hun kinderen voortgezet onderwijs te laten volgen in Turkije. De ACVZ is gevraagd een advies uit te brengen over de scholing van kinderen in het land van herkomst. Kunnen wij dat advies inderdaad rond de jaarwisseling verwachten en wanneer maakt het kabinet zijn standpunt hierover kenbaar?

In aansluiting op de vraag van collega Dijsselbloem vraag ook ik naar de stand van zaken bij het realiseren van de Nederlandse imamopleidingen. De heer Khan van de Contactgroep Islam heeft zware beschuldigingen geuit aan het adres van vrijwel iedere actor. Hoe gaan wij nu verder? Moeten wij er niet tegen waken het onverenigbare te willen verenigen? Met andere woorden: de religieuze verschillen binnen de islam in Nederland zijn zo groot dat wellicht nu reeds gekozen moet worden voor het stichten van een derde imamopleiding. Al met al komt bij onze fractie de vraag op waarop nu nog wordt gewacht. Het ministerie staat weliswaar bol van de initiatieven, maar concretisering en uitvoering laten wel erg lang op zich wachten.

Voorzitter. Tijdens de werkbezoeken die ik de afgelopen maanden mocht afleggen, is mij duidelijk geworden dat stageplaatsen, beroepspraktijkvormingsplaatsen en regulier werken de sleutels zijn tot participatie en derhalve tot integratie. Daar kan geen project of subsidie tegenop. Mij moet van het hart dat ik de minister weinig hoor over arbeidsparticipatie, stageplaatsen, contacten met VNO/NCW of MKB Nederland. Meer betrokkenheid van haar op dit punt kan het beleid een veel positievere uitstraling geven. In veel gemeenten kiest men inmiddels voor een strikt individuele benadering. De jongeren worden als het ware in hun kraag gegrepen, opgeleid en bijgeschoold. Er worden stageplaatsen gezocht en uiteindelijk volgt toeleiding naar een volwaardige baan. Mijn fractie steunt deze aanpak zeer. Een klein verschil in benadering met die van de PvdA-fractie is wellicht dat wij dit echt op gemeentelijk niveau willen houden. Nog te veel jongeren zijn al dan niet tijdelijk de weg kwijt. Geschat wordt dat het gaat om zo'n 25.000 allochtone en autochtone jongeren. Op dit beleidsonderdeel mogen overheden best paternalistisch zijn. Een dergelijke opstelling voorkomt afglijden in sociaal, financieel en maatschappelijk opzicht. Bij het laatste gaat het om de vraag "wie ben ik eigenlijk in Nederland?" Uit onderzoek blijkt dat de maatschappelijke binding wordt vergroot en de ontvankelijkheid voor radicalisme afneemt als daadwerkelijk wordt geparticipeerd in de Nederlandse samenleving.

De werktop van 20 november heeft gelukkig een aantal extra inspanningsverplichtingen opgeleverd van het kabinet. Maar ook hier weer veel intenties en nog weinig cijfers. Wat levert die werktop concreet op in de komende jaren?

Besturen, commissies, ledenvergaderingen en ondernemingsraden van werkgevers- en werknemersorganisaties en kamers van koophandel vormen in hoge mate homogene witte gezelschappen. Kan dat niet meer worden opengegooid? Kan de overheid hierin niet stimulerend optreden? Wat doen klassieke serviceclubs als Rotary, Lions en Probus eigenlijk aan integratie? Zouden zij niet een aandachtswijk kunnen adopteren?

Er zijn veel initiatieven met betrekking tot het allochtone ondernemerschap. Is er enig zicht op de cijfers en de producten die de gezamenlijke inspanningen van de minister en staatssecretaris Van Gennip opleveren, of zitten wij nog steeds in de intentiefase?

In het RMO-advies "Eenheid, verscheidenheid en binding" wordt niet expliciet gekozen voor een spreidingsbeleid. Het kabinet doet dat wel: sociaal-culturele binding én meer spreiding. Wanneer kunnen wij het vervolgadvies over een gemeenschappelijk eenheidskader voor democratische basiswaarden verwachten op grond waarvan eenheid en binding in de wijk tot stand kunnen worden gebracht?

Ten slotte wil ik mijn warme steun uitspreken voor het amendement-Dijsselbloem/Van de Camp met betrekking tot de stichting Islam en Burgerschap. Als de minister niet toezegt het structureel in de meerjarenramingen op te nemen, komt er een motie-Van de Camp/Dijsselbloem.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Voorzitter. De woordvoerders van de fracties van de PvdA en het CDA hebben al een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld waarin mijn fractie zich kan vinden. Zo heeft de heer Van de Camp gelijk wanneer hij erop wijst dat de nota een gedegen overzicht geeft van de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in het integratiebeleid en de vele goede initiatieven die het kabinet tot dusver heeft genomen. Ik zal mij in dat licht beperken tot een zestal opmerkingen. Mijn eerste punt is de toonzetting van het debat, waarvoor 10 mln. is uitgetrokken.

Ik ga niet meer hard tekeer. Ik bied mijn excuses aan aan het ganse volk. Sorry, sorry, sorry. Dit zei Youp van 't Hek in 1995; zover ga ik niet. Toch zal ik mij vandaag van mijn beste, "polderse" kant laten zien. De toon waarop het integratiedebat wordt gevoerd, zowel in de Kamer als daarbuiten, is omstreden. Er zijn mensen die zeggen dat dingen bij de naam noemen of het voortdurend spreken over problemen een ongewenste bijwerking kan hebben. Zij wijzen op de heftige emoties van afwijzing, verdriet en boosheid bij vele migranten, met name moslims. Zij zijn bang dat een debat waarin alles wordt gezegd, averechts kan werken, zeker wanneer steeds meer migranten zich in een hoek gedrukt voelen. Zij benadrukken bijvoorbeeld de overeenkomsten tussen de islam en de westerse waarden. Daarentegen zijn er anderen die er juist voor pleiten om de politiek correcte tijden achter ons te laten. Zij wijzen op de al verstoorde verhouding tussen sommige migranten en sommige moslims en sommige niet-moslims en sommige autochtonen. Zij wijzen op de verschillen tussen sommige westerse waarden en de waarden van sommige niet-westerse migranten, met name moslims.

In beide genoemde benaderingen zijn migranten vertegenwoordigd, hoewel in mindere mate in de tweede benadering. Opvallend is ook dat beide stemmen in het kabinet maar ook in elke fractie en partij hoorbaar zijn. Soms loopt het op naar aanleiding van een gebeurtenis, zoals de moord op Theo van Gogh of de vechtpartij in Venray. Dat is normaal in elk gevoelig maatschappelijk debat. De toon of het imago van een debat is een subjectieve zaak. Een absoluut juiste of onjuiste toon bestaat niet. Daarom is het verbijsterend dat de minister maar liefst 10 mln. wil uitgeven aan het zorgen voor een positiever imago van het integratiebeleid. Is het kabinet van plan om ook 10 mln. uit te trekken voor het creëren van een positief beeld van het debat over de koopkracht of dat over de gezondheidszorg? Beide debatten zijn in zekere zin ook heftige debatten geweest, of zijn dat nog steeds. Let op, het is wel belangrijk om de aanhoudend heftige emoties die gepaard gaan met het integratiebeleid, te verklaren. Gaat het slecht met migranten omdat zij in de beeldvorming van de ontvangende samenleving stelselmatig in verband worden gebracht met negatieve zaken? Of hechten veel niet-westerse migranten, met name veel moslims, zozeer aan beeldvorming, eer en imago dat alleen al het constateren van dingen die niet goed gaan, binnen sommige van deze gemeenschappen tot heftige emoties kan leiden? Het is bekend dat bij zeer hechte groepen het openbaar maken van misstanden, het de vuile was buiten hangen, wordt gezien als verraad indien dit gebeurt door leden van de eigen groep en als aanval op de groep indien vermeende buitenstaanders dit doen. Misschien kan het lage incasseringsvermogen dat de minister eerder heeft geconstateerd, hieruit worden verklaard.

Volgens mij spelen beide aspecten een rol, maar wordt te veel de nadruk gelegd op het eerste, het begrijpen en het verbeteren van de negatieve beeldvorming bij de ontvangende samenleving. Er is te weinig aandacht voor en er wordt te weinig onderzoek gedaan naar dat tweede aspect. Wil de minister een deel van het geld besteden aan dit tweede aspect?

Ik denk dat het wel goed zit met de beeldvorming van autochtonen ten opzichte van migranten. Denk aan de belangrijkste conclusie van de commissie-Blok. Alle migranten die geïntegreerd zijn, hebben dat gedaan ondanks het overheidsbeleid en dankzij zichzelf en met behulp van andere autochtonen. Denk ook aan de mate waarin sommige uitgeprocedeerde asielzoekers uitstekend geïntegreerd zijn met behulp van autochtonen, terwijl zij helemaal buiten het beleid zijn geplaatst. De heer Van de Camp heeft weer gelijk: integratie is een kwestie van mentaliteit en niet van subsidies.

Wat betreft de schooluitval sluit ik mij aan bij de vragen van de collega's Dijsselbloem en Van de Camp.

MevrouwAzough(GroenLinks)

U houdt een heel verhaal over het feit dat beeldvorming er niet toe doet. Maar uit internationaal vergelijkend onderzoek van het Pew Research Center blijkt dat Nederland veel negatiever staat tegenover moslims dan bijvoorbeeld Engeland of de VS. Vindt u dat geen belangrijke zaak en vindt u dat dit moet worden verbeterd? Ik ben het met u eens dat dit niet via een campagne moet worden aangepakt. Als u daartegen bent, dan hoop ik dat u een motie van mij zult steunen. Het gaat om het voeren van concreet beleid dat meer uitgaat van wederzijdse wisselwerking en niet alleen van decreten, zoals de heer Van de Camp het noemde.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik vind de vraag van mevrouw Azough suggestief.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Dat zegt u altijd. Vragen zijn altijd suggestief of doen er niet toe. Kunt u gewoon antwoord geven?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Als u mij dat toestaat. Ik ken het onderzoek van het Pew Research Center. Daarin wordt geconstateerd dat de beeldvorming ten opzichte van een deel van de moslims, met name de islam, in Nederland in vergelijking met andere landen negatief is. Tegelijkertijd wordt in dat onderzoek ook uitgelegd waar die negativiteit mee te maken heeft. Er zijn terroristische aanslagen gepleegd, de moord op Theo van Gogh heeft plaatsgevonden en een aantal moslims weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zaken die uit naam van hun geloof worden gedaan. Met verantwoordelijkheid bedoel ik afwijzing. Ik vind het eigenlijk wel een constatering dat er burgers zijn die zeggen dat zij daar geen positief oordeel over hebben. Dat was ook in andere landen het geval. Tegelijkertijd onderstreep ik dat er in Nederland veel energie in wordt gestoken, zowel door de overheid als door burgers, om het migranten en met name moslims zoveel mogelijk naar de zin te maken. Beide kanten zijn er dus.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Ik ben een beetje verbaasd over het antwoord van mevrouw Hirsi Ali. Uit dat onderzoek kwam juist naar voren dat Nederland vergeleken met landen zoals Spanje, waar hele treinen zijn opgeblazen, beduidend negatiever denkt over de islam. De reden kan niet liggen in de terroristische aanslagen. Dat was nu juist het interessante en zorgelijke van de uitkomsten van het onderzoek.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Die conclusie deel ik niet. Over de verhouding Spanje-Nederland kan ik zeggen dat in er in Nederland met brandstichting in moskeeën, maar ook in kerken is gereageerd op de moord op Theo van Gogh. De maatschappelijke onrust was groot. Ik ben er absoluut tegen dat er in Spanje zomaar mensen zijn opgepakt die allemaal verdachten zijn. Zij woorden maandenlang en soms jarenlang vastgehouden zonder vorm van proces. Dat hebben wij in Nederland niet gedaan.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Dit is geen antwoord op mijn vraag. Het onderzoek toont aan dat in Nederland negatiever wordt gereageerd en dat dit niet verklaard kan worden vanuit terroristische aanslagen. Mevrouw Hirsi Ali zegt dat er in Nederland negatiever werd gereageerd en dat het dus geen wonder is dat wij negatiever denken. Dat is toch een heel vreemd antwoord?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

In antwoord op de vraag van mevrouw Azough heb ik gezegd dat dit ook te maken heeft met de houding van sommige moslims ten opzichte van een aantal zaken die met de islam te maken hebben. Als men daar afwijzend op reageert en dit via een onderzoek wordt geconstateerd, dan is dat zo. Dit is echter een realiteit waarmee wij te maken hebben. De vraag is wat de oorzaak daarvan is. Uw mening over de oorzaak en mijn mening daarover, zijn verschillend.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Mevrouw Hirsi Ali hoeft die conclusie niet te delen, maar de feiten in het onderzoeksrapport waren wel degelijk wetenschappelijk onderbouwd. Mevrouw Hirsi Ali refereert aan moslims, maar in Engeland is er ook een grote moslimgemeenschap waarvan een deel er traditioneel conservatieve gedachten op nahoudt. Hetzelfde geldt voor Spanje. Dat kan dus niet een reden zijn. Kan mevrouw Hirsi Ali duidelijker ingaan op de reden waarom mensen in Nederland negatievere gedachten hebben over de islam en moslims?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik bestrijd dat mensen in Nederland negatievere gedachten hebben over de islam en moslims. Na de terroristische acties in Engeland op 7 juli jongstleden is er een aantal rellen geweest. Er is zelfs iemand vermoord. In Nederland is dat gelukkig niet gebeurd. Dit maatschappelijk debat wordt op dit moment in alle landen op heftige wijze gevoerd. Naar mijn oordeel stellen autochtone Nederlanders zich ten opzichte van moslims niet anders op dan autochtonen in andere landen.

Mede in reactie op het rapport van de commissie-Blok heeft dit kabinet zich ten doel gesteld om segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Mijn fractie is benieuwd of het kabinet erin is geslaagd om van de gescheiden scholen gemengde scholen te maken. Zo ja, wat is dan het aantal gemengde scholen op dit moment? Mijn fractie heeft indertijd speciale aandacht gevraagd voor de islamitische scholen. In het belang van de kinderen en de Nederlandse samenleving zou meer toezicht op die scholen worden gehouden. Kan de minister ons verzekeren dat er in het bestaande aanbod van moslimscholen geen misstanden plaatsvinden en dat de scholen uit kwalitatief oogpunt voldoen aan de eisen die in de wet worden gesteld? Zowel de minister van Financiën als de minister van Onderwijs heeft de Kamer in 2003 gemeld dat het streven is om op grond van artikel 23 van de Grondwet te voorkomen dat nieuwe gescheiden scholen in het leven worden geroepen. In Beverwijk, Den Haag, Rotterdam, Oss en in andere gemeenten worden echter wel islamitische scholen opgericht voor bij uitstek zwarte leerlingen. Hoe kan dat worden verklaard? Heeft het kabinet stappen gezet om bijzondere witte scholen buiten de grote steden te overreden om kinderen van migranten toe te laten? Heeft het kabinet overwogen om quota in te stellen? Als dat niet het geval is, vraag ik mij af op welke wijze het de segregatie daadwerkelijk wil aanpakken.

MevrouwKant(SP)

Mevrouw Hirsi Ali heeft in haar inleiding gesproken over tolerantie. Buiten de Kamer doet zij relatief veel uitspraken over dit onderwerp waarmee ik het over het algemeen hartgrondig eens ben. Is de VVD-fractie dusdanig tolerant dat mevrouw Hirsi Ali op dit punt vandaag voorstellen mag doen? Durft zij vandaag artikel 23 ter discussie te stellen? Mevrouw Hirsi Ali heeft eerder het standpunt ingenomen dat het noodzakelijk is om het stichten van islamitische scholen niet meer toe te staan. Hoe ver durft zij wat dat betreft te gaan?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik heb niet over tolerantie gesproken. Dat neemt niet weg dat ik uitgebreid over de VVD-fractie wil spreken. De VVD is een discussiepartij die er geen problemen mee heeft als er een minderheidsstandpunt wordt ingenomen. Ik ben van mening dat artikel 23 de segregatie bevordert en dat het niet in deze tijd past. Dat kan nadelige gevolgen hebben voor een gedegen integratiebeleid. Dat standpunt kan ik te allen tijden uiten, al kon ik daarvoor geen meerderheid krijgen.

MevrouwKant(SP)

De VVD-fractie heeft een andere opvatting over artikel 23 dan mevrouw Hirsi Ali. Dat schiet dus niet op. Jaren geleden hebben wij heftige discussies gevoerd over islamitische scholen. Toen heeft mevrouw Hirsi Ali ook gezegd dat de apartheid daarmee wordt bevorderd. Islamitische scholen bevorderen de integratie absoluut niet. Wat moeten wij dan doen om tot een oplossing te komen?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Mijn standpunt over islamitische scholen is niet veranderd. Ik ben nog steeds van mening dat die niet meewerken om de integratie te bevorderen. Dat is niet in het belang van de kinderen. Zowel mijn fractie als ik zijn tegenstander van islamitische scholen. Destijds is echter een compromis gesloten om het stichten van dergelijke scholen op grond van artikel 23 te voorkomen. Daarom heb ik mijn vragen tot de minister gericht. Het gaat over artikel 23 langs de weg van de financiering. De heer Zalm en mevrouw Van der Hoeven hebben daarover afspraken gemaakt. Ik ben zeer benieuwd hoe het daarmee staat. De VVD heeft zich neergelegd bij een meer actieve benadering door de inspectie. Dat betreft het bestaande aanbod. Dat hebben wij gedaan om chaos te voorkomen. Ook wat dit betreft ben ik zeer benieuwd naar de stand van zaken. Ook hierover heb ik vragen gesteld. In die zin is het dus absoluut niet veranderd.

Voorzitter. De segregatie in het onderwijs is ten dele een gevolg van de etnisch eenzijdig samengestelde buurten en wijken. Een ander belangrijk voornemen van het kabinet is om de segregatie in de huisvesting aan te pakken. Kan de minister ons informeren over de voortgang in dat beleid?

Ik kom heel kort te spreken over de jeugdzorg. De minister voor V en I zou bij de behandeling van de begroting van Justitie voor 2005 de Kamer informeren over de oorzaken van de lagere uitstroom bij de plaatsing in een jeugdinrichting, met name in scholengemeenschappen en proefverloven. Dit staat namelijk op bladzijde 210 van die begroting van Justitie. Mijn fractie is niet alleen benieuwd naar de oorzaken, maar ook naar de oplossingen die de minister ziet. De cijfers over de jeugdcriminaliteit zijn zeer verontrustend. Ik probeer zo veel mogelijk het begrip "allochtoon" te vermijden, maar daar is nu toch wel reden toe. Opvallend is namelijk dat 80% van allochtone jongeren in aanraking komt met jeugdzorg via de strafrechtelijke weg en 80% van de autochtone jongeren via de civielrechtelijke weg. Dit betekent dat jeugdzorg vrij vroeg betrokken raakt bij autochtone gezinnen. Hulpverleners kunnen dan tijdig ingrijpen bij problemen, zoals schooluitval en geweld in het gezin. Hoe komt het dat hulpverleners vrijwel afwezig zijn bij allochtone gezinnen, totdat die crimineel worden?

Nog iets over de emancipatie van vrouwen en meisjes. De voorwaarden tot emancipatie (armoede, onwetendheid en een achterstandspositie) zijn aanzienlijk beter dan in de landen van herkomst van de migranten in Nederland. Het grootste obstakel op de weg van emancipatie is geweld, gepleegd door familieleden. Volgens mijn fractie moeten de volgende onderdelen tegelijkertijd uitgevoerd worden. A. erkennen van de seksuele moraal, B. een gedegen onderwijs dat voorkomt dat aanstaande generaties zich het gedachtegoed van de seksuele moraal eigen maken, C. bescherm vrouwen die voor een zelfstandige weg kiezen en D. bestraf de geweldplegers en degenen die met geweld dreigen.

De Kamer en het kabinet hebben hierover sinds 2003 regelmatig van gedachten gewisseld. Het gevoel van urgentie van minister Verdonk is goed. Zij heeft al vele maatregelen uitgezet. Mijn fractie is evenwel ontevreden over de onderbenutting van de bestaande strafrechtelijke middelen, laat staan specifieke nieuwe wetgeving. De hierover ingediende moties zijn niet uitgevoerd. Hoe zit het met het vervolgen van mannen die hun vrouwen dumpen in het land van herkomst? Worden broers en echtgenoten die meisjes en vrouwen met de dood bedreigen, vervolgd? Komen zij voor de rechter? Worden vaders die hun minderjarige dochters tot het huwelijk dwingen, voor de rechter gebracht?

Nu kom ik te spreken over de mannen en de jongens. Door sommigen wordt gezegd dat zij eigenlijk ook in aanmerking moeten komen voor het emancipatiebeleid. Volgens ons betekent emancipatie bevrijding van een toestand van onderdrukking. Veel migrantenmannen genieten thuis een zeer bevoorrechte positie. Zij zullen die niet snel afstaan. Ik deel de mening dat daaraan iets gedaan moet worden. Mannen en jongens moeten namelijk leren omgaan met hun seksuele verlangens. Zij moeten deze leren beheersen, net zoals de meisjes en de vrouwen. Collega Dijsselbloem heeft hier al iets over gezegd.

Mijn fractie denkt evenals die van de Partij van de Arbeid dat een deel van de 10 mln. die voor een positieve toonzetting gereserveerd is, beter besteed kan worden aan de sekseducatie voor de migrantenjongens en -mannen die daarvoor in aanmerking komen. Is de minister dat met ons eens?

Wat de kansen op de arbeidsmarkt betreft, is de VVD-fractie van mening dat de overheid de marktwerking niet mag verstoren. Dit geldt ook voor de arbeidsmarkt. Een individu wordt volgens onze levensvisie geacht, zelf werk te zoeken. De taak van de overheid moet dan ook beperkt blijven tot het scheppen van zo veel mogelijk gelijke voorwaarden voor iedereen. De werkloosheid onder migranten en vooral jongeren is stuitend hoog. Deels ligt dit aan discriminatie op de arbeidsmarkt. Mijn fractie is benieuwd naar de acties die de minister heeft ondernomen om deze discriminatie in kaart te brengen en de middelen die zij heeft ingezet om discriminatie uit te bannen.

Voor een ander deel ligt het, als men goed luistert naar de werkgevers, aan sommige migranten zelf. Onvoldoende taalbeheersing, gebrek aan diploma's, lage arbeidsethiek, ongemotiveerd naar het werk gaan, enzovoort. Houdt het kabinet wel rekening met de klachten van de werkgevers door bijvoorbeeld in het voortraject, bij opleidingen en trainingen, migranten voor te bereiden op de eisen van de werkvloer? Ik verzoek de minister hierop in te gaan.

Een derde verklaring voor de werkloosheid kan te maken hebben met andere kenmerken van onze verzorgingsstaat. Zijn er voldoende banen ontstaan door de economische hervormingen die dit kabinet heeft doorgevoerd? Worden prikkels tot werken wel goed benut? Met andere woorden, loont het om te werken in Nederland? Kan nu al worden gezegd dat de nieuwe Wet werk en bijstand als stimulans heeft gewerkt om mensen te laten kiezen voor het werk? Is binnen het kabinet een verlaging van het minimumloon bespreekbaar?

Ik kom op ongewenste en ongeziene effecten van immigratie. Wij hebben in de jaren tachtig en negentig de zogenaamde witte vlucht uit de grote steden meegemaakt naar aanleiding van wat de degenen die wegtrokken beschouwden als een onleefbare situatie of een onleefbaar milieu. Mijn fractie maakt zich ernstige zorgen dat een dergelijke witte vlucht zich aan het voltrekken is voor heel Nederland. Op 2 november jongstleden maakte de NOS bekend dat 8% van de bevolking serieuze plannen had om te emigreren. Zij grepen de moord op Theo van Gogh aan als aanleiding, maar deze trend dateert van voor de moord. Wat vindt het kabinet hiervan? Doet het kabinet iets om deze groep, die soms de ruggengraat van onze economie wordt genoemd, binnenboord te houden? Dit wegtrekken is slecht voor Nederland, zeker als dit gepaard gaat met de instroom van analfabeten of laagopgeleiden die niet bijdragen aan de economie. Door de verscherpte aanpak van de immigratie via gezinsformatie en gezinshereniging is een daling merkbaar. Dat is goed, maar mijn fractie dringt er bij het kabinet op aan om door te zetten.

Ik grijp deze gelegenheid aan om namens mijn fractie het kabinet ook te wijzen op andere ongeziene effecten van het restrictieve immigratiebeleid en de overlap met andere beleidsterreinen, zoals ontwikkelingssamenwerking. Een doorn in ons oog is de handel in mensen. Handel in mensen is slavernij. Er wordt in de wereld vooral in vrouwen en kinderen gehandeld. In Nederland worden deze vrouwen en kinderen gebruikt als seksslaven.

Twee factoren dragen bij aan de schaalvergroting in Nederland van deze onaanvaardbare en gruwelijke handel. De eerste is ons immigratiebeleid, dat wel restrictief is maar niet sluitend. De tweede is de aanwezigheid van een legale markt voor prostitutie op vooral de Wallen in Amsterdam. De politie verlangt van de meerderheid van de slachtoffers dat zij als getuigen optreden, maar als de slachtoffers aantoonbaar niet terug kunnen naar hun land en getuigen tegen hun pooier of hun slavenhouder, komen zij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Het is een cirkelredenering want politie en het Openbaar Ministerie verlangen dat zij meewerken, maar als zij niet meewerken, worden zij uitgezet en dus werken zij niet mee. Hoe denkt de minister daarover? Het gaat vooral om buitenlandse vrouwen en dus gaat het de minister voor Integratie aan. Het heeft ook te maken met mensenrechten. Nederland heeft heel veel mensenrechtenverdragen ondertekend. Dit is echt iets dat wij zo veel mogelijk moeten ontmoedigen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: Dijsselbloem

MevrouwLambrechts(D66)

Voorzitter. Gaat het goed of gaat het niet goed met de integratie? Tekenend voor de huidige situatie is dat het merendeel van de bevolking, en niet alleen van de autochtone bevolking, niet positief oordeelt over deze vraag. Afgezien van de vraag of het wordt gestaafd door de werkelijke feiten, is dit gevoelen wel een signaal. Negatieve gevoelens zijn natuurlijk een slecht uitgangspunt om tot meer begrip en waardering voor elkaar te komen.

Een en ander vertaalt zich onmiddellijk in de weerstand om jongeren van allochtone afkomst een stageplek of werkplek te gunnen. Je ziet het zelfs al op het vmbo en het mbo, waar het toch om nog heel jonge kinderen gaat. Vervolgens krijg je drop-outs, werkloosheid en jongeren die het gevoel hebben dat zij niet mogen meedoen, hoewel zij aan alle kwalificaties voldoen. Uiteindelijk zal het zich vertalen in het zich terugtrekken binnen de eigen culturele subcultuur, die zich steeds meer afzet tegen de Nederlandse samenleving. Een publiciteitscampagne is niet echt het goede antwoord op dit probleem.

Men zou kunnen zeggen dat het onderwijs en de stageplekken ook te maken hebben met de economische ontwikkelingen van dit moment. Dat geloof ik niet en anderen ook niet. Het gaat ook om de verharding van de houding ten opzichte van vluchtelingen, vreemdelingen en de islam. Het heeft ook te maken met de negatieve houding ten opzichte van de mensen die hier vaak al tien jaar of langer zijn en echt het verschil wel merken. Men staat negatief ten opzichte van veel wat ooit als leuk en uitdagend werd beschouwd.

Wordt het niet eens tijd voor een andere aanpak? Wij hebben het geprobeerd met een strenge aanpak, die zich richtte op de vele problemen. Wij hebben laten gebeuren dat het politieke en maatschappelijke debat volledig verislamitiseerd is. Tot nu toe hebben wij ons onvoldoende gericht op het creëren van een seculiere voorhoede onder de nieuwe Nederlanders, die als rolmodel voor de nieuw- en oudkomers kunnen functioneren. Met de seculiere voorhoede bedoel ik overigens niet dat het geen mensen zouden kunnen zijn die islamitisch, christen of hindoe zijn. Zij vormen de voorhoede op andere gronden dan vanwege hun geloofsovertuiging. Het gaat om hun rol in de samenleving, namelijk die van student, leraar, wetenschapper, ondernemer, ouder enzovoort. Het zijn mensen die iets hebben bereikt, ongeacht hun religie. Het is de overtuiging van de D66-fractie dat het integratiedebat niet vooruit kan worden geholpen door uitsluitend te focussen op de islam, op de problemen die er zijn met de islam en op het bestrijden van de islam. Men moet zich focussen op kansen voor en successen van de nieuwe Nederlanders. Het gaat erom dat mensen het gevoel krijgen dat zij welkom zijn in Nederland. Ik verneem graag een reactie van de minister.

De heerVan de Camp(CDA)

Wat nu als je belijdend moslim bent en bovendien succesvol ondernemer? Mag je dan als voorbeeld dienen of mag dat niet?

MevrouwLambrechts(D66)

De heer Van de Camp heeft mijn verhaal niet goed verstaan. Het gaat er mij niet om of deze man moslim is of niet. Het gaat erom dat hij in staat is geweest om als nieuwe Nederlander succesvol te ondernemen. Dat is interessant. Je moet kijken of dit van betekenis is voor mensen die dezelfde ambitie hebben.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Wil de D66-fractie nu zeggen dat er helemaal geen problemen zijn met de islam in Nederland? Is het de stelling van deze fractie dat de islam totaal irrelevant is voor het integratiebeleid?

MevrouwLambrechts(D66)

Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg ook niet dat er geen problemen met de islam zijn. Ook met andere vormen van radicalisering zijn overigens problemen. Voor de vooruitgang van het integratiedebat en het participeren, is het niet vruchtbaar als men zich alleen maar op de islam focust. Zeker niet in negatieve zin, maar eigenlijk ook niet in positieve zin, daarin kan men ook doorslaan. Het gaat om andere aspecten, om mensen die hier hun weg hebben kunnen vinden onder moeilijke omstandigheden. Wij willen ook anderen de vruchten laten plukken van het feit dat het wel kan, want de successen zijn er, soms zelfs in toenemende mate.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Zegt de D66-fractie, die deel uitmaakt van het kabinet, dat het kabinet zich uitsluitend focust op de islam in het integratiebeleid? Is dat wat u zegt?

MevrouwLambrechts(D66)

Nee, dat zeg ik helemaal niet. Ik zeg wel dat wij hebben laten gebeuren dat het debat, en daarmee het traject van de integratie, veel te sterk is geïslamiseerd en ik ben inmiddels tot de conclusie gekomen dat dit een heilloze weg is.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Dat is tegenstrijdig, maar goed.

MevrouwLambrechts(D66)

In welke zin bedoelt mevrouw Hirsi Ali dat?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Mevrouw Lambrechts heeft gezegd dat er alleen en uitsluitend wordt gefocust op de islam. Op mijn vraag of het kabinet dat doet, is het antwoord: nee. Op mijn vraag of de islam totaal niet relevant is voor het integratiebeleid, zegt de D66-fractie dat de islam wel relevant is, maar dat wij op een heilloze weg zijn beland, want wij hebben ons alleen maar op de islam gefocust. Dat is tegenstrijdig, want als mevrouw Lambrechts daar zo'n groot punt van maakt, moet zij dat ook kunnen onderbouwen. Die onderbouwing mis ik. Alle woordvoerders in de Kamer hebben gesproken over schooluitval, segregatie, discriminatie en kansen op de arbeidsmarkt, enzovoort. Zij hebben maar heel weinig over de islam gesproken, dus ik begrijp niet waar de bezorgdheid van de D66-fractie vandaan komt. Of is het gewoon verkiezingskoorts?

MevrouwLambrechts(D66)

Ik weet niet helemaal hoe ik hierop moet reageren, maar wat ik beoog te zeggen is dat er veel nieuwe Nederlanders zijn – voor een groot deel islamitisch, maar lang niet allemaal – die succesvol zijn, hun weg weten te vinden, deelnemen aan het hoger onderwijs, ondernemer zijn geworden, en die misschien wel islamitisch zijn, maar dat is niet de overwegende factor voor hun succes. Die kansen gunnen wij iedereen. Als wij willen dat meer mensen op die wijze participeren, zouden wij op die andere aspecten moeten focussen.

Ik heb overigens de indruk dat de minister dat wil, want zo versta ik de campagne die zij wil voeren, maar ik vraag me af of dit de beste weg is. De minister wil een Platform Ouders instellen voor het onderwijs. Hiermee worden mensen op iets anders aangesproken dan op hun geloof. En ik heb gezien dat er een integratieraad komt waarin naast allochtonen ook autochtonen zitten.

Ik heb de indruk dat het voor deze minister lastig is om een meer overtuigend integratiebeleid van de grond te krijgen, omdat zij als het ware een dubbelrol vervult. Zij voert een streng en stevig vreemdelingenbeleid en daarin heeft zij een specifiek streng profiel. Ik heb het idee dat dit het integratiebeleid overschaduwt. Hoe kijkt zij daar zelf tegenaan? Ziet zij kans om het komende anderhalf jaar meer balans in de twee poten van het beleid te brengen, zodanig dat zij straks niet alleen wordt herinnerd als de minister die de instroom een halt heeft toegeroepen, maar ook en vooral als de minister die meer integratie en participatie tot stand heeft gebracht en die de sociale samenhang inhoud en vorm heeft weten te geven?

MevrouwKant(SP)

Vindt u het achteraf gezien ook niet ongelukkig dat het vreemdelingen- en integratiebeleid is samengevoegd bij één minister?

MevrouwLambrechts(D66)

Ik moet eerlijk zeggen dat wij ons ook afvragen of dit een gelukkige combinatie is. Het is nu samengevoegd, dus wij zullen nu zeker niet voorstellen om het integratiebeleid bij deze minister weg te halen, maar ik ben wel benieuwd hoe de minister hier zelf tegenaan kijkt en of zij ook ervaart dat zij last heeft van het profiel en het beleid dat zij op het vreemdelingenbeleid moet voeren en voert.

Dan kom ik bij de overlap tussen de Integratiekaart en het rapport Integratie. De Integratiekaart leek een goed idee. Inmiddels heb ik gezien dat de makers en de conclusies van en de statistieken in het jaarrapport en de Integratiekaart dezelfde zijn. Is het dan zinvol om daar nog zoveel menskracht en geld aan te besteden? Voor mij is het Jaarrapport Integratie zoals het er nu uitziet voldoende.

Het inburgeringstraject in het onderwijs is behoorlijk vertraagd. Voor een deel is dat niet zo erg, omdat het huidige stelsel uiteindelijk toch niet zo slecht blijkt te werken, gelet op de resultaten. Voor een deel is het wel erg, omdat onduidelijkheid over de toekomst op zichzelf wel schadelijk is, al was het maar omdat zoveel partijen strijd en energie moeten steken in de opbouw van een nieuwe structuur en negatieve effecten voor het beroepsonderwijs moeten voorkomen. Daarnaast is het erg omdat er maatschappelijke onrust ontstaat, over de vraag welke groep de doelgroep is en wat daar precies van wordt verwacht. Welke beren verwacht de minister nu zelf op de weg? Ik heb toch goed begrepen dat het transitietraject en het transitiebudget niet te lijden zullen hebben onder de stop van ESF-gelden? De regering committeert zich toch aan de afspraken die zijn gemaakt met de bve, ook al betaalt Europa niet mee? Er was een hardheidsclausule, waarover ruis is ontstaan. Kan de minister ons eenvoudig toezeggen dat de afspraken met de bve staan en gewoon blijven zoals zij zijn?

Vooralsnog is afgesproken om het budget voor educatie en inburgering voor 2006 te laten lopen via de bestaande infrastructuur van de gemeenten. Kennelijk is ook afgesproken dat een evenredig deel van de 59 mln. die daarvoor beschikbaar zijn teruggevorderd kan worden op het moment dat de nieuwe wet in werking treedt. Is dat nu wel een begaanbaar pad? Is het niet heel erg lastig voor iedereen die erbij betrokken is en het toch nog moet doen op de oude wijze om er rekening mee te houden dat op enig moment, 1 april, 1 augustus of wanneer dan ook, er geld teruggevorderd kan worden? Met de heer Van de Camp vraag ik de minister om een realistisch invoeringstraject te kiezen en daarover zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Het kan bijna niet anders of de invoeringsdatum wordt 1 januari 2007, willen wij instellingen niet opnieuw erg in de problemen brengen.

Ik heb nog eens naar de nieuwe voorstellen voor de kinderopvang gekeken en mij afgevraagd of die niet een kans bieden voor een positieve bijdrage aan integratie en participatie, mits wij erin slagen te bewerkstelligen dat het niet alleen iets wordt voor ouders die het zich kunnen permitteren, maar dat ook kinderen van nieuwe Nederlandse ouders er aan kunnen deelnemen. Is het niet mogelijk er een beleidsrijke invulling aan te geven, bijvoorbeeld via taalcursussen voor de kinderen, in de zin van voor- en vroegschoolse educatie?

In het lerarenbeleid viel mij op dat het doel om meer allochtone leerkrachten in het onderwijs te krijgen als rolmodel, het Full Color 1-project, dat ik ontzettend belangrijk vind, eigenlijk niet goed werkt. Wij verliezen tijdens de studieperiode veel allochtone studenten, vaak juist op het moment dat zij aan een stage beginnen. Dat vind ik eerlijk gezegd bizar, in de wetenschap dat wij ze graag binnenhalen en dat er een groot tekort aan leraren ontstaat. Er moet toch iets te vinden zijn om te zorgen dat wij deze studenten, die echt gemotiveerd zijn, binnen houden?

Hoe staat het met het homoactieplan? Er is het afgelopen jaar ruim drie ton in geïnvesteerd. Wat gebeurt er daarna? Ik heb een amendement ingediend. Ik heb gezien dat er een zekere overlap is met het amendement dat door de heer Dijsselbloem is voorgesteld. Misschien is dat des temeer reden voor de minister om er eens inhoudelijk op te reageren.

De werkloosheid onder vluchtelingen is enorm hoog. Hun sociaal-economische positie is erg slecht. Toch zijn er over het algemeen heel sterke en talentvolle mensen bij. Op een of andere wijze moeten die talenten ruimte kunnen krijgen, zowel voor hun ontplooiing als voor de samenleving. Ik verzoek de minister daarom om eens heel specifiek na te gaan welke kansen en mogelijkheden er zijn om de participatie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt te bevorderen. Wat ons betreft, mag het voorstel dat zojuist door de PvdA-fractie is gedaan er bij betrokken worden.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Voorzitter. Als ik een noodklok had, zou ik die nu luiden, want de situatie op het gebied van integratie is niet rooskleurig. Meer en meer mensen kiezen voor mokken in de marge, maar ook steeds meer mensen denken vanwege werkloosheid of armoede dat zij niets te kiezen hebben. Wat heeft minister Verdonk bereikt in bijna drie jaar? Het is tijd voor een evaluatie.

Op het punt van de imamopleiding, homoseksualiteit en de commissie PaVEM zijn er positieve initiatieven genomen die een goed resultaat hebben opgeleverd. Wel moeten de ontbrekende ESF-gelden gecompenseerd blijven worden om de activiteiten die deze commissie heeft opgezet, te kunnen laten voortgaan. Maar dan de nieuwe inburgeringswet, het vlaggenschip van de minister; al het oude moest weg, alles moest anders. Nu, bijna drie jaar later, is het onduidelijk wat er eigenlijk nog over is van de oorspronkelijke wet, terwijl er bij de roc's nog steeds zo'n tienduizend oud- en nieuwkomers op cursussen wachten. Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen van mevrouw Lambrechts over de invoering van de wet en alle knelpunten die zich daarbij voordoen. Over inburgering in het buitenland komen wij deze week nog te spreken, maar het is duidelijk dat het oordeel van wetenschappers over de computertoets die hierbij gehanteerd wordt, bepaald niet positief is. Hoe gaat dit verder?

Binding is een essentieel onderdeel van integratiebeleid. Steeds meer autochtone Nederlanders moeten niets van allochtonen hebben, en omgekeerd. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat de mensen in Nederland veel negatiever tegenover moslims staan dan die in andere Europese landen en in de Verenigde Staten. Ruim de helft staat vijandig tegenover moslims en ook onder allochtonen is de vervreemding toegenomen. Zo blijkt uit de jaarnota dat een kwart van de Turken en Marokkanen vindt dat de westerse leefwijze niet samengaat met de islam. Dit is nogal wat. En steeds meer hoog opgeleide jonge allochtonen en expats kiezen voor vertrek uit Nederland, juist de mensen die wij nodig hebben. Enfin, het lijkt erop dat in Nederland onder de hoede van de minister zowel de xenofobie als de islamofobie is toegenomen.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Uw uitspraak over vijandigheid ten opzichte van moslims intrigeert mij zeer. Zou u die met wat voorbeelden kunnen verduidelijken? Worden er islamitische begraafplaatsen beklad? Worden moskeeën aangevallen en vernietigd? Maakt u eens duidelijk hoe die islamofobie nu precies tot uiting komt.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Ik denk dat mevrouw Lambrechts dit al heel duidelijk heeft gemaakt. Het blijkt uit de onderlinge verhoudingen, uit de manier waarop de mensen elkaar benaderen. Zo zijn stageplekken voor allochtone jongeren heel moeilijk te vinden. Voor een deel komt het ook tot uiting in discriminatie op de arbeidsmarkt. Autochtonen hebben liever geen allochtone buren en liever ook geen allochtone partner voor hun dochter of hun zoon. En het omgekeerde geldt evenzeer, maar het probleem is dat de macht bij het creëren van stageplekken en het voeren van arbeidsmarktbeleid – niet voor niets zijn al de Rotaryclubs en de kamers van koophandel genoemd – niet zozeer bij allochtonen berust. Zij moeten hun best doen en zij moeten hun verantwoordelijkheid nemen, maar zij moeten daartoe wel de gelegenheid krijgen. U kunt dit ontkennen, maar dat is dan volgens mij een heilloze weg.

Integratie op het sociaal-economische vlak begint met onderwijs en werk. Zonder deze ingrediënten kunnen wij heel veel praten over de islam en over moderniteiten, maar daar blijft het dan ook bij, dan blijft het in zekere zin geklets. De cijfers geven reden tot zorg: 29% van de allochtone huishoudens leeft in armoede, tegenover 8% van de autochtone huishoudens. In sommige gebieden is het verschil nog groter, zoals bij ons werkbezoek aan Amsterdam bleek: bijna de helft van de Marokkaans-Amsterdamse kinderen groeit op in armoede.

De werkloosheid onder allochtonen is de afgelopen jaren onevenredig sterk gestegen. Dat is niet alleen het gevolg van de recessie. Onder sommige vluchtelingengroepen loopt het werkloosheidspercentage zelfs op tot bijna 50. Bij de grotere migrantengroepen steken vooral de Marokkaans-Nederlandse jongeren het ongunstigst af met een percentage van ruim 25.

Er is sprake van een aanzienlijke inhaalslag van allochtone kinderen in het onderwijs, maar de leer- en taalachterstand blijft groot. Wij zien op dit moment niet alleen een segregatie op islamitische scholen – dat is slechts 4,5% van het totale schoolaanbod – wij zien vooral een sociaal-economische segregatie gecombineerd met een etnische. De scholen homogeniseren: er komen aan de ene kant elitescholen en aan de andere kant brandpuntscholen. Met name in de middelgrote steden neemt die ontwikkeling sterk toe. Daartegenover staat dat 18% van de studenten medicijnen aan de Erasmus Universiteit allochtoon is. Er zijn dus ook wel positieve ontwikkelingen. Maar ik maak mij ernstig zorgen over die jonge kinderen die nu op die scholen zitten, van wie de kansen steeds verder achteruit lijken te gaan.

Ik maak mij er ook zorgen over dat ook het straatbeeld steeds gesegregeerder lijkt te worden. Over Frankrijk hoor je dat er in sommige banlieues geen vrouwen en meisjes op straat te zien zijn. Dat vind ik een heel zorgelijke situatie en ik vraag mij af in hoeverre dat in onze grote steden ook al te zien is. Als dat het geval is, als die signalen er zijn, dan moeten wij er nu al actie op ondernemen.

Mensen voelen zich aan alle kanten bedreigd in hun bestaanszekerheid. Niet alleen vragen zij zich af of zij zich financieel nog kunnen redden, maar ook of zij zich nog thuis kunnen voelen in dit land. Dit terwijl allochtonen in grote meerderheid huisje, boompje, beestje willen, hetzelfde als de rest van de Nederlandse bevolking. Maar het vertrouwen dat dit voor iedereen mogelijk is, is onder dit kabinet drastisch ontmanteld. Er is angst: angst voor de toekomst, voor vervreemding, voor werkloosheid, voor terreur. De consequenties van de toenemende afkeer van de ander zijn duidelijk.

Dit beeld stemt niet vrolijk. Er is genoeg aan te doen; het is zeker niet hopeloos, maar wij moeten er dan wel íets aan doen. Toch lijkt integratie, en zeker sociaal-economische integratie, bij dit kabinet geen prioriteit te hebben, heeft integratie geen prioriteit. Zelfs de woordvoerder van het CDA, mevrouw Sterk, klaagt erover. Als minister Verdonk al iets zou willen doen, wat is dan het budget waar zij zeggenschap over heeft? Een magere 300 mln. Als ik dat vergelijk met de miljardenbegroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, kunnen wij constateren dat wij aan het integratieprobleem nu minder besteden dan aan de aanleg van vijf km snelweg door een weiland. Vorig jaar gebruikte ik dit voorbeeld van de A5 Westrandweg al. Dat is nog steeds van toepassing. Wij besteden dit jaar zelfs nog minder aan het integratieprobleem dan aan die vijf km snelweg.

Toch kan de minister heel veel, zelfs met een mager budget. Zij kan haar collega-ministers enorm op de nek zitten, opdat hun beleid integratiebevorderend is. Zij kan de juiste signalen afgeven in de samenleving, maar wil deze minister dat? Onderwijs maakt vrij, vindt GroenLinks, maar minister Verdonk zit op dit punt te slapen. Minister Van der Hoeven zet een cruciale stap die het in de komende jaren voor allochtone kinderen veel moeilijker zal maken om hun achterstand in te lopen. Zij verandert namelijk de gewichtenregeling, waardoor witte autochtone achterstandskinderen in Friesland er niets aan hebben, en zwarte allochtone achterstandskinderen in bijvoorbeeld Rotterdam erop achteruitgaan. Minister Verdonk is geen minister van OCW, maar zij dient zich als coördinerend minister wel te laten informeren over de factoren die integratie negatief kunnen beïnvloeden. Daarom stel ik voor dat zíj nagaat welke gevolgen de veranderingen in de gewichtenregeling voor allochtone achterstandsleerlingen kunnen hebben. Graag een reactie. Ook vraag ik me af hoe het staat met de mentoringprojecten waar de minister in de begroting aan refereert.

Werk, werk, werk was de leus van een paar kabinetten geleden. Die leus is nog steeds van toepassing. Een baan met perspectief doet wonderen. Daarom zijn die werkloosheidscijfers onder jonge mensen, de leeftijd waarop je een gezinnetje begint en het huisje, boompje, beestje gaat spelen, cruciaal. Jonge mensen hebben zelf een verantwoordelijkheid, maar de minister en het kabinet hebben die ook.

Regelingen als de SPAG en de regeling voor bedrijfsadviseurs minderheden waren effectief. Zelfs Frans Weekers van de VVD-fractie vindt dat ze moeten terugkeren. Geef ze desnoods een andere naam, maar voer ze weer in. Gaat de minister ervoor zorgen dat dit soort regelingen opnieuw wordt ingevoerd? Het mag op een andere manier, het mag met een andere naam, maar de urgentie van dit soort zaken is alleen maar toegenomen.

Vluchtelingen zijn vaker hoogopgeleid en hebben meer contact met autochtonen. Men zou dus verwachten dat het met hen beter gaat. Juist ook deze groep kampt echter met grote problemen: werkloosheid en isolement. Het is daarom onbegrijpelijk dat de minister effectieve initiatieven als de maatschappelijke begeleiding uit de inburgeringsfase wil schrappen. Een goede start is essentieel. Vluchtelingen komen onvoorbereid en onvrijwillig naar Nederland en hebben geen sociaal netwerk. Begeleiding in de eerste periode is van onschatbaar belang en moet in de begroting terugkeren. De vluchtelingengemeenschappen moeten deel uitmaken van de in te voeren integratieraad.

Binding staat centraal. Er komt nu een campagne windowdressing, een campagne om het beeld van de integratie te verbeteren. Die tijd zijn wij voorbij. Het is pure symboolpolitiek die geen sikkepit gaat helpen. Ik denk aan de campagne onder minister Van Boxtel en aan de campagne om mannen meer aan het huishouden te krijgen. Alle evaluaties zijn ondubbelzinnig: dit soort campagnes is zinloos. Het is weggegooid geld. Ik stel voor om het budget anders te besteden, vooral aan huiswerkbegeleiding en tegengaan van schooluitval. Dat zijn de aspecten waar wij aan moeten werken als het gaat om integratie. Aan een campagne gaat iemand heel goed verdienen, maar niet de integratie.

Wat zegt het feit dat jonge hoogopgeleide allochtone Nederlanders een website www.wijblijvenhier.nl hebben opgericht? Te vaak wordt de suggestie gewekt dat hun bestaansrecht hier niet zeker is. Zij zijn hier in de ogen van velen nog steeds te gast. Aan deze jonge high potentials heeft dit kabinet niets te bieden. Dit kabinet kiest voor een benauwde, bekrompen angstige visie op Nederland met voortdurend eenzijdige signalen van repressie aan allochtone Nederlanders en een enorm gebrek aan signalen aan autochtone Nederlanders. Waarom zegt deze minister alleen tegen allochtonen waar het op staat? Waarom heeft de minister voor V en I niet een keer gezegd dat de islam een deel van Nederland is geworden? Dit betekent inderdaad dat er in Amsterdam een islamitische burgemeester kan komen. Als de heer Bolkestein bang is voor islamitische burgemeesters, moet hij nu trouwens ook al vrezen voor islamitische wethouders en Kamerleden.

De voorzitter:

Mevrouw Azough, u bent door uw spreektijd heen.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Het lijkt mij helder dat integratie weer terug moet naar het ministerie van Binnenlandse Zaken, want deze minister hanteert een binding van handboeien. Wat GroenLinks betreft, is het tijd om het tij te keren. De verschillen zijn alleen maar toegenomen, waardoor te veel talent onaangeroerd blijft. Dat is niet goed voor het talent zelf, maar ook niet voor ons.

MevrouwKant(SP)

Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Fenna Vergeer die ziek is.

Ik zou vrijwel dezelfde bijdrage kunnen leveren als die welke ik heb geleverd in het debat over het rapport van de commissie-Blok. Ik heb aan dat debat deelgenomen, omdat Fenna Vergeer in die commissie zat. Het is treurig dat ik exact hetzelfde verhaal zou kunnen houden, want wij zijn al een tijdje verder. Wat is er nu eigenlijk in positieve zin ondernomen sinds de commissie-Blok? Uit mijn woorden kan wel opgemaakt worden dat ik vind dat er eigenlijk niets is gedaan met de aanbevelingen van die commissie. Het is dus de hoogste tijd voor een wake-upcall voor de minister.

Een van de punten waar wij het uitgebreid over hebben gehad met de commissie-Blok, is taal. In het algemeen zijn wij het er ook over eens dat taal heel belangrijk is. Zijn er zo lang na de commissie-Blok dan ook geen wachtlijsten meer? Jawel hoor. Is hier een mooie slag geslagen? Nee hoor. Er is een hoop juridisch getouwtrek over de invulling van de verplichtingen die eraan zitten te komen, maar er is geen sprake van het scheppen van mogelijkheden en kansen en het wegwerken van wachtlijsten. De nieuwe wet inburgering heeft als vervelende bijkomstigheid dat de cursussen de markt op moeten. Ook dat is geen verbetering. Buiten alle problemen op de markt met kwaliteit en prijs is er ook nog het probleem van de inburgeraar zelf. Immers, hoe kan iemand die nog niet is ingeburgerd, ooit wijs worden uit die keuzes? Het vinden van een goede, betaalbare cursus wordt straks een inburgeringstraject op zichzelf. Dit is dus geen verbetering.

Kernpunt voor mijn fractie blijft de segregatie. Eindelijk is na jaren erkend dat samen wonen, samen naar school gaan en samen werken belangrijke voorwaarden zijn voor integratie, maar er gebeurt niets op dat vlak. Het blijft vrijblijvend. Sterker nog, het volkshuisvestingsbeleid staat gewoon haaks op het tegengaan van segregatie. In het onderwijs blijven de goede voornemens hangen in verplicht overleg. Lekker, verplicht vergaderen! Om de tafel zitten zonder een gericht doel lost het probleem toch niet op? Dat is veel te vrijblijvend. Wanneer gebeurt er nu echt iets? Waarom blijft de minister op dit punt toekijken langs de zijlijn, terwijl zij hoofdrolspeler zou moeten zijn? Waarom worden er niet echt afspraken gemaakt met gemeenten en onderwijs, bijvoorbeeld over het hanteren van dubbele wachtlijsten? Waarom wordt er geen acceptatieplicht ingevoerd? De minister moet echt iets doen op dit punt. Lof en steun verdienen initiatieven van ouders die wel de handschoen oppakken. Ik noem het initiatief in Amsterdam van Pieter Hilhorst om daar samen met andere ouders daadwerkelijk iets te gaan veranderen. Ik hoor graag een reactie op dat initiatief. Ik hoor ook graag of de minister dit wil stimuleren en bevorderen.

Er is sprake van veel stoerheid van de VVD op het vlak van de segregatie in het onderwijs. Ze durven artikel 23 ter discussie te stellen, tenminste zolang het buiten de muren blijft van dit gebouw waar de beslissingen vallen. Dan verandert het namelijk. De minister en mevrouw Hirsi Ali haken dan beiden af. Ik wens hen heel veel succes met de discussie binnen hun partij: Daar hebben wij op dit moment binnen deze muren echter niet zo heel veel aan, terwijl er wel iets moet gebeuren.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik heb mevrouw Kant heel duidelijk geantwoord dat wij artikel 23 op dit moment niet ter discussie stellen, omdat wij een praktisch huwelijk zijn aangegaan met het CDA. Het CDA is wel zo coulant geweest om te zeggen dat de segregatie in het onderwijs voor een deel op te lossen is binnen artikel 23. Ik meen dat wij het CDA daar op zijn minst op mogen aanspreken.

MevrouwKant(SP)

Zeker. Ik heb mevrouw Hirsi Ali daar ook voor geprezen. Ik stimuleer haar, evenals de minister. Zij spreekt overigens over het CDA, maar ik meen dat zij binnen haar eigen partij ook nog wel de nodige strijd te voeren heeft op dit punt. Daar is ook nog niet duidelijk hoe het verder moet.

Het gaat om het tegengaan van de segregatie in het onderwijs. Het wordt nu echt tijd dat er iets gebeurt, ook binnen artikel 23. Dat de minister dat met het CDA niet redt, is al lang duidelijk, maar er moet wel iets gebeuren. Wij kunnen niet blijven toekijken hoe de segregatie in het onderwijs maar voortschrijdt en voortschrijdt zonder dat er iets gebeurt.

Wij vinden het per definitie een slechte zaak dat islamitische scholen integratie niet bevorderen. Dat hebben wij nooit onder stoelen of banken gestoken. Het gaat mij niet om de denominatie van zo'n school. Het gaat mij erom dat het per definitie scholen zijn waar integratie geen echte kans krijgt. Dat hebben wij hier al jaren geleden gezegd. Daarom is dit een slechte ontwikkeling. Ik wil graag dat de minister aangeeft hoe zij daar iets aan denkt te doen. Het proces gaat ook hier gewoon voort.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Mevrouw Kant vindt segregatie op scholen niet goed. Zij zegt dat islamitische scholen de integratie niet bevorderen. Is zij het niet met mij eens dat het, om goed te integreren, van groot belang is om de eigen identiteit te kennen? Een islamitische school kan wel degelijk een rol spelen bij het geven van een eigen identiteit aan leerlingen. Uiteindelijk zullen zij daardoor beter integreren.

MevrouwKant(SP)

Een eigen identiteit is heel belangrijk. Alles afwegende vind ik desalniettemin dat islamitische scholen slecht zijn voor de integratie. Kinderen krijgen van huis uit een identiteit mee. Daar kunnen zij hun geloof belijden, op welke manier dan ook. Op islamitische scholen zitten alleen maar kinderen met een islamitische achtergrond. Velen van hen zijn allochtoon. Zij zijn wel in Nederland geboren, maar blijven in hun groep, maken geen contact met Nederlandse kinderen op een schoolplein, spelen niet samen met andere kinderen en gaan niet met andere kinderen samen naar school, maar die kinderen moeten straks wel samen met Nederlandse kinderen deze maatschappij vormgeven. Het feit dat zij apart naar school gaan, vind ik een heel slechte ontwikkeling.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Mevrouw Kant weet toch net zo goed als ik dat er ook scholen zijn met een andere religieuze oriëntatie, zoals bijvoorbeeld reformatorische scholen, waar een kledingcode geldt. De kinderen daarvan mengen zich lastig met anderen. Toch is gebleken dat zij met zo'n achtergrond heel goed kunnen integreren in de samenleving. Misschien lukt dat zelfs beter omdat zij weten waar zij zelf staan.

MevrouwKant(SP)

Die kinderen hebben geen taalproblemen, zodat er op dat gebied geen achterstand is. Het nadeel van minder kansen in de samenleving daardoor, hebben zij niet. Dat is een groot verschil. Desalniettemin vind ik wat mevrouw Huizinga beschrijft, ongewenst. Deze kinderen integreren ook niet met allochtone kinderen. Dat vind ik bezwaarlijk. Zij kennen niet de gebruiken van allochtone kinderen en spelen ook niet op een schoolplein met kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Dat vind ik voor de voorbereiding op de maatschappij, waar gelukkig wel heel veel mensen werken en samenleven met kinderen van een andere afkomst, geen gunstige ontwikkeling. Ik vind dat net zo ongewenst. Ik vind dat ook deze kinderen een bijdrage mogen leveren aan de integratie in onze samenleving. Een compleet witte school vind ik net zo ongewenst als een compleet zwarte school.

Voorzitter. De gewichtenregeling is aangepast. Hoera! Toch blijft dit naar mijn mening een probleem. Het liefst wil ik op een heel ander systeem overstappen. Het blijft immers het subsidiëren van apartheid. Het onderwijs moet altijd en overal voldoende toegerust zijn om kinderen met een achterstand extra te begeleiden en bij te spijkeren. Dat scholen boven een bepaalde drempel moeten komen en een bepaald aantal leerlingen moeten hebben waarvoor extra geld nodig is, blijft in mijn ogen een foute prikkel. Graag hoor ik hierop een reactie.

Ook het huisvestingsbeleid blijft apartheid in de hand werken in plaats van tegengaan. Ik kan het niet anders zien. Voldoende betaalbare huurwoningen zijn een voorwaarde om segregatie tegen te gaan. Pas dan kunnen mensen die nu gedwongen bij elkaar in een wijk zitten, een andere keuze maken. Die keuze kunnen zij echter vaak niet maken en het kabinet doet er niets aan om dat wél mogelijk te maken. Sterker nog, de marktwerking in de volkshuisvesting werkt dat volledig tegen. In achterstandswijken wordt volop gesloopt, maar elders komt er niets bij. In die wijken verrijst wel nieuwbouw, maar dat zijn vaak dure koop- en huurwoningen waardoor je enclaves van rijkelui ziet ontstaan. De aanwezigheid van deze nieuwe groep in die wijken heeft nauwelijks invloed op de sociaal-economische infrastructuur. Er ontstaan geen echte contacten tussen Nederlanders en medelanders. Daar gaat het natuurlijk wel om. De minister schrijft zelf, samen met minister Dekker, dat wonen in een buurt of wijk met een hoge concentratie allochtonen een belemmering vormt voor de integratie vanwege het gebrek aan contacten met autochtonen. Maar waarom doet zij er dan niets aan? Waarom wordt er een volkshuisvestingsbeleid gevoerd dat in de hand werkt dat er weinig contacten zijn? Natuurlijk, het is een kwestie van lange adem, maar als er nu niet begonnen wordt, verandert er nooit wat. Dan lopen wij onaanvaardbare risico's. Jan Latten sprak hierover in zijn oratie "Zwanger van segregatie" waarschuwende woorden. Als de segregatie doorzet, zal Nederland in 2020 meer op New Orleans lijken dan wij willen denken, aldus Latten. Hij stelt vast dat er een steeds ongelijkere verdeling van rijkdom komt en dat de sociale samenhang zal verdwijnen. Volgens hem valt de segregatie terug te draaien, maar de remweg zal lang zijn. Hij heeft gelijk, maar er moet nu eindelijk wel eens iemand op die rem gaan staan. Als dat niet gebeurt, gaat de segregatie maar voort. Deze minister zou degene moeten zijn die als eerste op die rem trapt.

Het is dus erg belangrijk om de segregatie, de uitzichtloosheid en de kansloosheid van grote groepen allochtonen serieus te nemen. De rellen in de Franse voorsteden laten zien waar jarenlange verwijdering toe kan leiden. Natuurlijk zijn er verschillen tussen de Franse en Nederlandse situatie, maar er zijn ook overeenkomsten, te weten segregatie en achterstelling. Er is dus alle reden om niet naïef te zijn en de ernst van de situatie te onderkennen. Als het kabinet in zijn reactie op een verzoek van mijn fractievoorzitter volstaat met een opsomming van het bestaande beleid, heeft het de risico's niet goed begrepen!

Mijn fractie is erg ongelukkig met de combinatie van integratie en vreemdelingenzaken. Ik heb de indruk dat deze minister zich meer bezighoudt met migratiebeperking dan met integratie. Is er eigenlijk wel integratiebeleid? Volgens mij moeten beide beleidsonderdelen van elkaar worden losgekoppeld. Een campagne van 10 mln. gaat echt niet helpen. Ik zal van mijn hart geen moordkuil maken: hoeveel miljoenen je ook stopt in een campagne om het imago van het integratiebeleid te verbeteren, met deze minister is dat weggegooid geld!

De heerVarela(LPF)

Voorzitter. Vorige week las ik een verbijsterend stuk in de International Herald Tribune van 4 december jongstleden. Daarin wordt een beschrijving gegeven van de werkelijkheid in een aantal grote Duitse steden. Ik kreeg een inkijk in de ver doorgevoerde segregatie aldaar. Uit onderzoek zou blijken dat niet de slechte sociaal-economische omstandigheden de belangrijkste oorzaak van segregratie maar zijn, maar het feit dat er een eigen middenstand is opgekomen die gericht is op de manier van leven in de thuislanden. Het begint bij de islamitische slager, bakker en groenteman die de dagelijks levensbehoeften verkopen die men ook in Turkije en Marokko heeft. Er zijn ook bedrijven die Turkse en Marokkaanse bruiloften organiseren. In plaats van dat de westerse levensstijl wordt geadopteerd, is er een beweging terug naar de oorsprong. Deze conservatieve beweging zorgt ervoor dat de levensstijl en -houding van de jonge generatie Turken en Marokkanen duidelijk afwijkt van die van de autochtone bevolking. Uit het stuk komt heel duidelijk naar voren dat het onzichtbaar is voor de autoriteiten. Er ontstaat een soort parallelle wereld van aparte islamitische gemeenschappen binnen de samenleving. Ook in Nederland is dat gevaar niet denkbeeldig. Is de minister op de hoogte van deze publicatie? Wat vindt zij ervan dat etnische enclaves zich lijken te ontwikkelen tot ware ministaten? Indien zij het artikel niet kent, dan heb ik een exemplaar voor haar.

De voorzitter: Kalsbeek

De heerVarela(LPF)

Mijn indruk is dat er in Nederland weliswaar nog geen etnische enclaves zijn, maar zonder aanpassing van het beleid is dit slechts een kwestie van tijd. Het beleid van de minister is vooralsnog sterk gericht op het tegengaan van immigratie en veel minder op het organiseren van integratie. De problemen liggen op dit moment niet zozeer bij de instroom van vluchtelingen maar veel meer bij de huwelijksmigratie. Uit allerlei onderzoeken van het CBS en de Integratiekaart 2005 blijkt dat Turkse en Marokkaanse jongeren nog steeds primair naar het thuisland kijken bij het zoeken naar een bruid. Gedwongen huwelijken, wel of niet binnen de eigen familie, zijn nog steeds aan de orde van de dag. 60% van de tweede generatie Turken heeft een partner uit het land van herkomst. Diverse onderzoekers verwachten dat het opwerpen van allerlei barrières zoals inburgeringscursussen niet zal leiden tot een noemenswaardige daling van dit percentage. Kinderen die voortkomen uit dit soort huwelijken groeien op met een zeer grote afstand tot de maatschappij doordat een van de ouders niet werkt. Bovendien zal de uit Nederland afkomstige partner thuis Turks of Marokkaans spreken, waardoor kinderen opgroeien met Turks of Marokkaans als primaire taal.

Al met al valt te betwijfelen of de inburgeringscursussen voldoende zijn om de gestelde doelen te bereiken. Zijn volgens de minister de verwachtingen van de onderzoekers juist? Zo ja, wat gaat zij dan aan de geconstateerde problemen doen? Een stevig ontmoedigingsbeleid voor huwelijksmigratie is de enige juiste weg. Een goed werkende inburgeringscursus is daarbij een goede eerste stap. Indien echter blijkt dat – zoals de CBS-onderzoekers verwachten – huwelijksmigratie onvoldoende wordt afgeremd, is een goed alternatief gelegen in het opvoeren van de eigen verantwoordelijkheid van de partner. Alle partners die een bruid uit het buitenland halen, moeten voor een lange periode financieel verantwoordelijk worden voor die buitenlandse partner. Al eindigt het huwelijk na verloop van tijd in een echtscheiding, ook dan moet de importerende partner een zorgplicht hebben, die wat ons betreft mag oplopen tot vijf jaar. Alleen een inkomenseis is onvoldoende.

De minister maakt in de Jaarnota Integratiebeleid 2005 terecht woorden vuil aan het probleem van de concentratie van nieuwkomers en huwelijksmigranten in de oude wijken van de grote steden. Uit het recente CBS-rapport Concentratie allochtonen toegenomen blijkt dat er sprake is van een sterke concentratie van deze bevolkingsgroepen in bepaalde oude wijken. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de "witte vlucht". Jongere autochtonen ontvluchten die wijken en de oudere generatie autochtonen sterft. De gaten worden opgevuld door nieuwkomers, omdat deze verouderde wijken voor hen nog enigszins betaalbaar zijn. Uit het eerder genoemde artikel in de International Herald Tribune blijkt echter ook dat de wijken voor deze groepen steeds aantrekkelijker worden doordat de middenstand een allochtoon karakter krijgt en de producten en de levensstijl van het thuisland biedt. Om de integratie te bevorderen, zal er vooral door de lagere overheden, financieel en organisatorisch gesteund door de minister, een beleid moeten worden gevoerd dat het ontstaan van niet-westerse of Arabisch getinte wijken tegen gaat. Het beleid dat men in Rotterdam heeft opgezet, zou daartoe een eerste aanzet kunnen zijn.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik zal het artikel uit de International Herald Tribune dadelijk lezen. Ik blijf even hangen op het punt van het ontstaan van een allochtone middenstand en dat dit een grote segregerende factor zou zijn. Stel dat dit zo is. Hoe wilt u dat tegengaan? Zegt u dat je het ontstaan van etnisch ondernemerschap, dat het kabinet juist wil bevorderen, in die wijken moet tegengaan? U refereert aan het Rotterdamse beleid, maar wat houdt dat op dit punt in?

De heerVarela(LPF)

Ik ben absoluut niet tegen etnisch ondernemerschap. Op het moment dat je in een wijk woont waarin alle voorzieningen voorhanden zijn, dan kan ik mij echter voorstellen dat inwoners van die wijk geen nut en noodzaak zien om te integreren. Ik denk dan aan een eigen bakker, een eigen slager en eigen reisbureaus. Waarom zou je dan integreren, want alles is toch voorhanden? Uw tweede vraag betreft de Rotterdamwet. In het kader daarvan geldt een inkomenseis. Ik vind dat je daarin veel verder zou moeten gaan. Er zijn te veel mensen die fysiek in Nederland zijn, maar geestelijk nog in het land van herkomst leven.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Wilt u nu tegengaan dat allochtone ondernemers in gesegregeerde wijken winkels, slagerijen of groentewinkels starten? U problematiseert dat punt, namelijk het ontstaan van een gekleurde middenstand.

De heerVarela(LPF)

U begint steeds over die middenstand, maar ik heb net al gezegd dat ik helemaal niet tegen etnisch ondernemerschap ben. Ik vraag alleen wat nut en noodzaak zijn om te integreren als je in een wijk woont waar alle voorzieningen voorhanden zijn. Daar zet ik mijn vraagtekens bij.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Wat zou u daar dan aan willen doen? U refereerde aan het Rotterdamse beleid. De Rotterdamwet gaat toch niet over de gekleurde middenstand in Rotterdam? Of heb ik iets gemist?

De heerVarela(LPF)

In het kader van de Rotterdamwet wordt naar allerlei huisvestingsvereisten en inkomenscriteria gekeken. Misschien moeten wij daarin verder gaan. Ik leg dat nu bij de minister voor. Op dit moment heb ik nog geen concrete voorstellen.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Betekent dit dat boodschappen doen bij een islamitische slager een daad van desintegratie is? Dat geldt namelijk ook voor veel autochtonen.

De heerVarela(LPF)

Ik koop bijna elke zaterdag heerlijk Turks brood. Daar heb ik geen problemen mee.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Het is in ieder geval duidelijk dat voor ons onduidelijk is wat u bedoelt.

De heerVarela(LPF)

Ik zeg alleen dat etnische enclaves die leiden tot allerlei ministaten, de integratie zeker niet zullen bevorderen.

Er zal een vorm van spreidingsbeleid moeten komen om gettovorming tegen te gaan. Uit het spreidingsonderzoek van het CBS blijkt overigens ook dat concentratie van niet-westerse allochtonen zich niet alleen in de vier grote steden voordoet, maar dat er een duidelijke tendens is dat deze groepen zich concentreren in de Randstad en enkele Brabantse gebieden. De rest van Nederland, vooral het Noorden, is nauwelijks op de hoogte van deze problematiek, omdat men er in het dagelijkse leven niet mee wordt geconfronteerd. Ook dat is een gevolg van het feit dat voorgaande regeringen dit probleem veel te lang hebben laten lopen. Ik verneem graag van de minister in hoeverre zij mogelijkheden ziet om een spreidingsbeleid, in welke vorm dan ook, op te zetten.

MevrouwKant(SP)

Wat bedoelt u dan met spreidingsbeleid? Ik ben blij dat mijn fractie niet de enige is die dat woord af en toe in de mond neemt. Bedoelt u dat dan beide kanten op? In Rotterdam is het bijvoorbeeld een probleem dat het spreidingsbeleid zó eenzijdig is, dat het leidt tot uitsluiting in plaats van spreiding. Als wij samen willen wonen en leven, zal er iets van beide kanten moeten gebeuren.

De heerVarela(LPF)

Wat bedoelt u met "het leidt tot uitsluiting"?

MevrouwKant(SP)

Mensen die daar niet terecht kunnen, kunnen nergens anders terecht. Als je in witte wijken niet voldoende goedkope huurwoningen bouwt, zal er nooit menging plaats kunnen vinden.

De heerVarela(LPF)

Dat ben ik met mevrouw Kant eens.

Vanwege tijdgebrek kan ik een groot aantal punten helaas niet aan de orde stellen. Onderwijs is in onze visie één van de belangrijkste factoren om de maatschappelijke positie van allochtonen en daarmee de integratie in de Nederlandse samenleving te bevorderen. Het probleem van integratie kent veel facetten. Naar mijn idee is het dan ook een moeilijkere taak om dat probleem op te lossen dan om de immigratie te beheersen. Deze minister zou daarom veel meer ruimte en middelen moeten krijgen om een goed integratiebeleid op te stellen. Dan zouden wij veel verder komen dan nu. Op dit moment ligt een rapport voor met een duidelijke analyse, maar daarin zijn veel te weinig specifieke oplossingen opgenomen. Ik vermoed dat niemand de voorkeur geeft aan de situatie in de grote Duitse steden die ik in de inleiding van mijn betoog heb geschetst.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Voorzitter. Er werd geklaagd over het minderhedenbeleid van vijf tot tien jaar geleden, omdat geen aandacht werd besteed aan de problemen in volksbuurten, ofwel de negatieve aspecten van de multiculturele samenleving. Inmiddels is daarin verandering gekomen. Ongeveer anderhalf jaar geleden heeft de Kamer een debat gevoerd over het rapport van de commissie-Blok. Naar aanleiding daarvan hebben veel fracties, waaronder die van de ChristenUnie, een eigen integratienotitie uitgebracht. De uitkomst van dat debat heeft niet iedereen tevreden gesteld, maar een aantal zaken werd wel duidelijk: inburgering is onder andere een verantwoordelijkheid van de vreemdelingen en mensen krijgen niet zomaar de Nederlandse nationaliteit. Mijn fractie onderschrijft die conclusies van harte, maar zij is van mening dat de nota die wij vandaag bespreken een beetje doorschiet. Daarmee bedoel ik te zeggen dat het integratievraagstuk in deze tussenbalans van het eerste tot en met het laatste woord wordt geproblematiseerd. De minister zegt dat er een grauwsluier over de integratie ligt. Alle zaken worden vanuit een negatief perspectief benaderd. Ik noem de ontwikkelingen in de bevolkingsgroei, de criminaliteit, de secularisatie, de verhouding tussen allochtonen en autochtonen en de werking van het beleid tot nu toe. Ik spreek de genoemde feiten niet tegen. Een te grote toevloed van vreemdelingen kan problemen opleveren en daarvan is inderdaad sprake. De criminaliteit onder sommige bevolkingsgroepen is naar verhouding absoluut te hoog, maar dergelijke opmerkingen plaatst het integratievraagstuk als geheel in een te negatief daglicht. Het nadeel daarvan is dat de kans op succes kan worden bemoeilijkt.

Op het terrein van de integratie is ook een groot aantal positieve zaken te noemen. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Azough over het aantal Turkse jongeren dat voortgezet onderwijs en wetenschappelijk onderwijs volgt.

Het is misschien voor het eerst dat niet zozeer het aantal immigranten als probleem wordt genoemd, maar de verhouding tussen de bevolkingsgroei van autochtonen en allochtonen. Tevens wordt ingegaan op de diverse problemen die daarvan het gevolg zouden zijn, waaronder criminaliteit en moeizame reacties van de politie. Wat is het doel van die opmerking? Bedoelt de minister daarmee te zeggen dat zij de immigratie wil afremmen? Zo ja, op welke manier wil zij dat bereiken? Wil zij daartoe andere maatregelen nemen dan die ten aanzien van de huwelijksmigratie al zijn genomen? Wil de minister zich gaan bemoeien met de groei van de bevolking van die allochtone groepen? Als de minister dat allemaal niet wil, waarom moet dit dan zo uitgebreid worden besproken in deze integratienota? Het wordt in één adem verbonden aan de moeizame integratie van Marokkanen en Antillianen. Ik verzoek de minister daarover eens wat opheldering te geven.

Ik wijs ook op de passage over interetnische huwelijken. Dat dit bij Turken en Marokkanen bijna niet voorkomt, wordt als een probleem gezien en dat het bij Surinamers breed voorkomt als een winstpunt. Wat moet ik daar nu mee? Wij kunnen ons er toch niet mee gaan bemoeien met wie mensen willen trouwen? En verder is een interetnisch huwelijk toch geen toetssteen voor integratie? De Molukkers bijvoorbeeld, die in deze hele nota niet voorkomen, trouwen over het algemeen onderling. Ook de Nederlanders die indertijd, na de Tweede Wereldoorlog, in groten getale naar de VS zijn gegaan, blijken nog altijd, zelf in de derde generatie, het liefst te trouwen met anderen die ook van Nederlandse afkomst zijn. Een interetnisch huwelijk is geen toetssteen voor integratie.

De heerVarela(LPF)

Zijn er bij mevrouw Huizinga gevallen bekend van Nederlanders in de Verenigde Staten bij wie taalachterstanden zijn geconstateerd?

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Nee, die zijn mij niet bekend. Ik vind het een heel interessante vraag, maar ik zie niet de link tussen mijn betoog en deze vraag.

Naast de immigratie en de allochtone bevolkingsgroei vraag ik, met anderen, aandacht voor emigratie van autochtone Nederlanders. De minister heeft gezegd dat die niet verontrustend is, maar die emigratie vindt wel het meest plaats onder de hoger opgeleiden. Hoe moet ik dat zien in relatie tot de wil van Nederland om een volwaardige kenniseconomie te zijn of te worden? Ik vraag hierover een reactie van de minister. Is het niet nodig op dit punt beleid te ontwikkelen en de oorzaken en gevolgen hiervan onder ogen te zien? Ook vraag ik de minister informatie over de remigratieregeling, die eerst zou worden afgeschaft, vervolgens is aangehouden, maar die nu wel tegen het licht wordt gehouden. Met welk doel?

Ik kom op het problematiseren van zaken bij het fenomeen concentratiewijken. Het wordt geproblematiseerd doordat bijna enkel de negatieve berichten, die wij allemaal wel kennen, worden benoemd. Terecht wordt gezegd dat juist positieve impulsen nodig zijn, maar hoe moet dat dan gebeuren? Het antwoord daarop blijft steken in "sport en spreiding", waarbij sport naar mijn mening bij islamitische allochtonen van toepassing zal zijn op de mannen. Over de spreiding botst het kabinet met het advies van de RMO. Die heeft gezegd dat spreiding op dit punt in de praktijk niet realiseerbaar is.

Ik meen dat wij met de concentratiewijken ook komen bij de kern van het integratievraagstuk. Het gaat om heel veel beleidsterreinen en heel veel invalshoeken. Steeds opnieuw is de vraag: moet er nu specifiek beleid komen, bij uitstek gericht op bepaalde groepen of minderheden of moet er algemeen beleid komen? Het kabinet heeft de neiging en is in de verleiding om steeds die specifieke maatregelen te nemen. Onze insteek zou zijn om het beleid vooral zo algemeen mogelijk te houden. Dat wil zeggen dat wijken moeten worden aangepakt gelet op hun feitelijke achterstandsproblematiek of op hun feitelijke verloedering. Daar gaat het om en daarom moeten buurten worden verbeterd. Dat is het primaire probleem, niet de concentratie.

Datzelfde geldt voor scholen. Natuurlijk, als scholen uiteindelijk slechte kwaliteit afleveren doordat er veel achterstandsleerlingen zijn, zullen die scholen moeten worden aangepakt en moet de kwaliteit worden verbeterd. Het feit dat een school een zwarte school is, is op zichzelf echter geen probleem. Als sprake is van criminaliteit, moet die zo goed mogelijk worden aangepakt. Bij werk gaat het erom dat iedereen de kans moet krijgen aan het werk te komen en dat niemand achter mag blijven. Het gaat erom dat iedereen aan het werk moet komen, dus om algemeen beleid voorzover dat mogelijk is.

In mijn partij is een migrantenwerkgroep werkzaam. Die heeft een rapport uitgebracht met aanbevelingen over juist een beleid op het gebied van arbeidskansen voor allochtonen. Deze werkgroep stelt voor een pilot te starten, die het mogelijk maakt dat stagiaires anoniem solliciteren. Hierbij is overigens wel een aantal negatieve punten te bedenken. Het is lastig een manier te vinden om stagiaires een duwtje in de rug te geven. Mijn fractie voelt wel voor zo'n pilot en ik verneem graag een reactie van de minister.

Het meest zorgelijke punt van de nota is het signaal dat bevolkingsgroepen tegenover elkaar staan. Er heerst een negatieve stemming over integratie en die lijkt zich toe te spitsen op moslims. Mijn fractie vindt de nota wat dat betreft wel duidelijk, want door de grote verschillen tussen Turken en Marokkanen mag je de moslims niet als het grote probleem zien. Het gaat veel meer om een conflict en om een agglomeratie van factoren, waarbij natuurlijk ook religie een rol speelt. Het is echter niet het enige probleem. Wij vinden dat dit gegeven de winst van het rapport is.

Uiteindelijk moeten wij met elkaar een gemeenschappelijk burgerschap van Nederland tot stand brengen. Het is een burgerschap waarin iedereen op zijn eigen manier mag leven en waarin iedereen zijn eigen levensovertuiging mag hebben en beleven. Wij moeten met elkaar onze rechtsorde respecteren en ons met elkaar Nederlander voelen.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Er is wel degelijk gespreid in de jaren tachtig en negentig en ook in de gemeenten waarin de ChristenUnie de meerderheid vormt. Wat zien wij daar in die bijbelbelt, met de levensvisie van naastenliefde? In de gemeente Kampen, waar de ChristenUnie in de gemeenteraad en in het college zit, zijn dertig bijzondere scholen. Bij een bevolking van zestigduizend mensen, waarvan slechts tweeduizend Turks is, zijn er vijf openbare scholen en een daarvan is een zwarte school. Wat is uw oordeel daarover? Is dat niet het uitsluiten van migranten? Is het niet hypocriet van uw partij dat zij aan de ene kant verlangt naar een positieve houding ten opzichte van de integratie, en aan de andere kant zelf bijdraagt aan actieve uitsluiting en segregatie in de gemeenten waar zij de meerderheid vormt?

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Ik zou willen dat het zo was als u heeft gezegd. Wat zou het prachtig zijn als de ChristenUnie de meerderheid vormde in de gemeente Kampen. Dat is niet zo. Er zijn meer wethouders dan die ene van de ChristenUnie. Ik ben zo democratisch om niet erachteraan te zeggen: jammer genoeg.

Wij hebben een wethouder in de gemeente Kampen. In de gemeente Kampen zijn witte scholen en een zwarte school. Dat noemt u uitsluiting. Het is maar net hoe je dat bekijkt. U weet dat er een tendens is dat mensen datgene zoeken waar zij zich thuisvoelen. Witten gaan graag naar een witte school, en zwarten – een vervelende uitdrukking, maar in het spraakgebruik zeg je dat nu eenmaal zo – kiezen voor een zwarte school. Maar om nu te zeggen dat iedereen die op die zwarte school zit, heeft aangeklopt bij de andere vier scholen en daar is geweigerd? Ik geloof niet dat het zo gaat.

Ik ben het wel met u eens dat het een probleem zou zijn wanneer in een openbare school die in een wijk staat waar zowel zwarten als witten wonen, die wijk niet wordt weerspiegeld. Dat zou ik een probleem vinden. Maar dit is geen kwestie van uitsluiting van de witten of van de zwarten. Dit is de tendens dat mensen zoeken naar iets waaraan zij gewend zijn. Ik ben het helemaal met u eens dat wij dit moeten doorbreken.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Mijn conclusie is dat de ChristenUnie en haar achterban zeer hypocriet zijn. Aan de ene kant spreekt zij over een positieve houding ten opzichte van integratie, maar aan de andere kant doet zij actief mee aan het uitsluiten van migranten.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Het staat mevrouw Hirsi Ali vrij om elke conclusie te trekken die zij wil. Het staat haar ook vrij om een conclusie uit te spreken die geen verband heeft met datgene wat ik heb gezegd. Het staat haar natuurlijk vrij om te zeggen dat de ChristenUnie hypocriet is. Maar ik voel bij haar meer hypocrisie, als ik eerlijk mag zijn.

De vergadering wordt van 12.29 uur tot 13.30 uur geschorst.

MinisterVerdonk

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar vragen. Ik maak graag eerst wat inleidende opmerkingen.

Het kabinet wilde een ander integratiebeleid. Dat hebben wij ook ingezet: niet meer naast elkaar, maar met elkaar, niet meer met de rug tegen elkaar, maar met de gezichten naar elkaar toe. Wij wilden ook concrete acties en heldere uitgangspunten, duidelijke doelen en een resultaatgerichte inzet, zakelijk en betrokken, niet xenofoob en ik weet niet welke termen daarvoor te verzinnen zijn, maar zakelijk en betrokken. Wij willen de problemen die er zijn benoemen en betrokkenheid tonen om die problemen ook op te lossen.

Hoe is het beeld op dit moment? Hoe staan wij er voor? Wij hebben te maken met een snel groeiende niet-westerse bevolking, die steeds meer geconcentreerd is in de grote en de middelgrote steden. Daardoor stagneert de sociale en de culturele integratie. Te veel allochtone jongeren verlaten op dit moment het onderwijs zonder diploma. Natuurlijk, de conjunctuur zit tegen. Allochtonen komen moeilijk aan een baan. Dat zal niet de enige reden zijn, maar het is wel een belangrijke reden. Wij hebben ook te maken met specifieke problemen, zoals de positie van allochtone vrouwen, met veel te veel overlast veroorzaakt door sommige groepen allochtone jongeren. Wij hebben te maken met discriminatie en vijandigheid op straat, in het uitgaansleven en op de werkvloer. Wij hebben te maken met radicalisering en met buitenlandse invloeden op de islam.

Mijn inzet was en is dat de beleidsomslag die het kabinet heeft gemaakt nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. De eenheid versterken, het gemeenschappelijke vooropstellen en de binding vergroten, daar gaat het uiteindelijk om. Er moet loyaliteit en verbondenheid zijn met de Nederlandse samenleving als cultuurgemeenschap. Daar gaat het om. Die wordt niet gerealiseerd door het aanbieden van voorzieningen en faciliteiten. Wij kunnen het loyaliteitsgevoel niet bevorderen door de mensen bij de hand te nemen, maar wel door uit te gaan van de eigen kracht van allochtone en autochtone burgers, door een activerend beleid te voeren, te prikkelen, te simuleren en uit te dagen. Wij kunnen dat ook door aan te spreken, op basis van gelijkwaardigheid en respect.

Het integratiebeleid is een breed kabinetsbeleid. Een aantal leden heeft daarop gezinspeeld. Natuurlijk is mijn eigen inburgeringsbeleid een heel belangrijk onderdeel van het integratiebeleid. Integratie vraagt echter juist ook om kabinetsbeleid. De coördinerend minister moet veel en intensief samenwerken met andere collega's. Dat doe ik, met name met de collega's van OCW, SZW, Economische Zaken, VWS en VROM. Ik kom daar straks uitgebreider op terug.

In mijn eigen beleid speelt inburgering een heel belangrijke rol. Ik hoop dat wij deze week nog kunnen praten over de wet inburgering buitenland en binnenkort over de Wet inburgering Nederland. De planning is nog zoals de heer Van de Camp haar zojuist schetste.

De inburgering volgens de oude WIN, de wet die op dit moment van kracht is, moet natuurlijk de volle aandacht houden. Wij kunnen niet nu stoppen met inburgering om in de loop van het volgend jaar weer door te gaan. De deelname aan de inburgeringscursussen is op orde, maar de resultaten houden niet over. Dit bewijst nog weer de noodzaak van vernieuwing, van de nieuwe wet, die niet alleen een inspanningsverplichting, maar ook een examen en zelf verantwoordelijkheid nemen omvat.

Dit kabinet heeft de vaste wil om integratie tot een succes te maken, er wordt dan ook heel veel aan gedaan. Het is positief dat de immigratie afneemt, want alleen als het lukt om de immigratie binnen de perken te houden, kan integratie een succes worden. Daarmee ben ik al meteen aangeland bij mijn dubbele portefeuille: immigratie en integratie. Deze combinatie is niet altijd gemakkelijk, je moet heel vaak uitleggen dat je de immigratie juist ook beperkt in het belang van degenen die al in Nederland zijn. Wat dit betreft is deze dubbele portefeuille een voordeel, want aan de ene kant gaat het om de integratie van de mensen die naar Nederland komen en degenen die hier al zijn, en aan de andere kant gaat het om het sluitstuk van het asielbeleid, het terugkeerbeleid. In dit opzicht kun je het beleid als een geheel zien.

MevrouwLambrechts(D66)

Ik neem wel waar, waarschijnlijk net als u zelf, dat de ene poot van het beleid de andere nogal overschaduwt. Hoe wilt u in de komende anderhalf jaar nog bewerkstelligen dat de poot van de integratie meer aandacht krijgt?

MinisterVerdonk

Ik ben inderdaad bij mijn aantreden begonnen met aanscherping van een aantal maatregelen op het gebied van immigratie. Ik ben nog steeds van mening dat het ook heel hard nodig was om duidelijk te maken dat de Nederlandse overheid zelf wil bepalen wie Nederland binnenkomt. Ik ben nu dan ook bezig met het schetsen van de contouren van een modern migratiebeleid. Wie hebben wij in Nederland nodig? Nog steeds ontstaat er een nieuwe eerste generatie; de heer Varela sprak al over gezinsvorming en gezinshereniging: 70 tot 80% van de jongeren van Marokkaanse en Turkse afkomst haalt nog steeds een partner uit het land van herkomst en er zijn nog steeds gedwongen huwelijken. Ik heb allerlei maatregelen genomen om dit terug te dringen en wij gaan nu nog verder met de Wet inburgering buitenland: alvast in het buitenland leren hoe het er in Nederland aan toe gaat. Dit is een maatregel om de integratie in Nederland te bevorderen, maar ook om te voorkomen dat er steeds weer mensen naar Nederland komen die helemaal niet weten hoe het hier in de samenleving gaat, die niets weten van onze waarden en normen, bijvoorbeeld van de gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen in onze samenleving. Er komen nog steeds vrouwen naar ons land die moeten accepteren dat zij thuis moeten blijven, dat zij niet de kansen krijgen die zij behoren te krijgen.

MevrouwLambrechts(D66)

Ik vind het toch typerend dat u, als ik u vraag hoe u die twee poten van het beleid meer in balans denkt te kunnen brengen, mij uitvoerig gaat uitleggen hoe het vreemdelingenbeleid in elkaar zit. U praat nu met geen woord over die balans.

MinisterVerdonk

Daarover zou u nu graag wat meer horen? Wel, dan zal ik nu de rest van mijn spreektijd wijden aan wat er allemaal gedaan is op het gebied van integratie. Ik ben gestart met een zeer positieve actie, want wat is integratie? Integratie is een kwestie van mentaliteit, zo zegt mevrouw Hirsi Ali. Integratie is een kwestie van de voorhoede ten voorbeeld stellen, van de nadruk leggen op de successen, zo zegt u zelf. Dat is integratie, maar het gaat er ook om, de mentaliteit zodanig te veranderen dat mensen elkaar opzoeken, alle goede initiatieven bekendheid te geven, de successen uit te venten, bekende en onbekende Nederlanders te laten zien dat alle fatsoenlijke mensen het in Nederland samen goed kunnen hebben. Dat heeft niets te maken met een positief imago van het integratiebeleid, helemaal niet. Het gaat veel meer om een mentaliteitsverandering, het gaat erom ervoor te zorgen dat mensen elkaar weer kunnen vinden. De integratiecampagne is gestart onder jongeren. Daar is geen ruchtbaarheid aan gegeven. Het zijn inderdaad geen postbus 51-spotjes; wij doen het op een heel andere manier. De Kamer zal het merken. Men zal op een bepaald moment getroffen worden door een leuke campagne. En van wie komt die campagne dan? Laat die nou van mij komen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik constateer dat een ruime Kamermeerderheid vindt dat de twee portefeuilles vreemdelingenbeleid en integratie in één hand geen succes is. Ik vraag de minister daarop te reageren want hier wordt een brevet van onvermogen uitgedeeld.

MinisterVerdonk

De heer Dijsselbloem gebruikt grote woorden. Deze minister zou een brevet van onvermogen krijgen. Nou, dat had deze minister niet zo opgevat, en ik meen te weten dat het grootste deel van de Nederlandse burgers dat ook niet zo heeft opgevat. Wat een volgend kabinet wil doen, kan een volgend kabinet zelf beslissen. Ik zeg niet dat de combinatie alleen maar voordelen heeft. Zeker niet, het heeft ook nadelen, maar ook voordelen. Ik ben minister voor integratie én voor vreemdelingenzaken en ik probeer die combinatie zo goed mogelijk te maken.

Ik herinner de Kamer eraan dat ik vaak juist van allochtone mensen, met name van mensen met een vluchtelingenachtergrond, hoor dat het nog wel een stapje harder kan, dat mensen die hier in Nederland willen wonen, willen weten waar zij aan toe zijn en zich hier in Nederland aan de regels moeten houden. Zij vragen mij om ervoor te zorgen dat niet zomaar iedereen binnenkomt. Het is niet zo eenduidig. Het is weerbarstig, lastig, maar het is niet per definitie een slechte combinatie.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ziet de minister in de haar resterende tijd als minister op deze portefeuille nog mogelijkheden om de balans te herstellen tussen het vreemdelingenbeleid waar zij niet over uitgesproken raakt, en het integratiebeleid waar de Kamer zoveel meer van haar verwacht?

MinisterVerdonk

Juist daarom ben ik nu begonnen met de integratiecampagne. Laat het duidelijk zijn dat dat het allergrootste deel van mijn tijd gaat vragen in de komende jaren. Ik ben degene geweest die aan de wieg heeft gestaan van de bijeenkomsten maatschappelijke binding. Die bijeenkomsten hebben plaatsgevonden en in januari gaan wij dat opnieuw oppakken door in een bewindspersonenoverleg elkaar te gaan aanspreken op de vraag wat er gebeurd is met die maatschappelijke binding. Wat is er in dat kader verder gerealiseerd? Ik kan de Kamer meedelen dat dat veel is. Ik kom zo op een aantal voorbeelden terug.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik kom terug op het vreemdelingenbeleid. De VVD-fractie steunt het vreemdelingenbeleid zoals dat nu wordt vormgegeven. Wij hebben er vaak op gewezen dat de immigratie beperkt moet worden om de integratie een kans te geven. Maar wij mogen onze ogen ook niet sluiten voor onbedoelde en onvoorziene effecten van dat vreemdelingenbeleid, bijvoorbeeld in het kader van slavernij en vrouwenhandel. Als vrouwen als asielzoeker worden afgewezen of uitgeprocedeerd raken, maar niet het land worden uitgezet, dan worden zij slachtoffer van prostitutie. Hoe wordt dat gedeelte van het vreemdelingenbeleid aangepakt? Wat is er waar van de stelling van de politie dat als vrouwen...

De voorzitter:

Ik ga mevrouw Hirsi Ali onderbreken. Dit is geen interruptie maar een betoog. Zij heeft één vraag gesteld, die gaat de minister beantwoorden. Daarna geef ik het woord aan een andere woordvoerder. Dit kan zo echt niet. Voor een betoog heeft mevrouw Hirsi Ali straks haar tweede termijn. Het spijt mij.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik was halverwege het stellen van mijn tweede vraag.

De voorzitter:

Dat mag niet.

MinisterVerdonk

Mevrouw Hirsi Ali brengt mij in een dilemma. Waar ga ik over praten: over integratie of over vreemdelingenzaken? Ik wil altijd aan de Kamer verantwoording afleggen, maar als ik nu antwoord geef op de vraag van mevrouw Hirsi Ali, kan ik van een ander Kamerlid te horen krijgen dat ik het over het verkeerde onderwerp heb. Ik zou er graag duidelijkheid over hebben waarover wij vandaag praten.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Een neveneffect van het vreemdelingenbeleid is dat het ertoe bijdraagt dat de vrouwenhandel groeit. Ik vind dat een ernstige zaak.

De voorzitter:

En uw vraag?

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik wil het heel graag rustig formuleren.

De voorzitter:

Dat kan nu even niet. In een interruptiedebat moet u een vraag stellen.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Als vrouwen getuigen in een vrouwenhandelzaak, krijgen zij wel of geen verblijfsvergunning, afhankelijk van de dreiging in het land van herkomst.

MinisterVerdonk

Daarvoor hebben wij de B9-regeling vorm en inhoud gegeven. Het voert te ver om daarop nu in te gaan. Binnenkort zullen wij debatteren over het vreemdelingenbeleid. Laat duidelijk zijn dat ik de problematiek begrijp en onderschrijf. Ik probeer steeds om grenzen van wetten op te zoeken om deze groep slachtoffers van mensenhandel te helpen.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Als jonge hoogopgeleide allochtonen beginnen met een website www.wijblijvenhier.nl, betekent dat dan niet dat de minister gefaald heeft in het ook naar voren treden als minister voor integratiebeleid?

MinisterVerdonk

Ik ken de site niet, maar ik zal daar vanmiddag meteen op gaan kijken. Ik neem aan dat www.wijblijvenhier.nl is opgezet door tevreden hoogopgeleide mensen die van de daken schreeuwen: hoera, wij blijven hier. Ik zou terug willen schreeuwen: hoera, fijn; laten wij met elkaar in contact komen, dan kun je meewerken aan de integratiecampagne. Laten wij dit positieve voorbeeld nou eens gebruiken. Mensen melden zich ook bij mij. Wijblijvenhier.nl vind ik uitstekend.

MevrouwKant(SP)

Dat u een imagocampagne nodig hebt, bewijst het falen van het integratiebeleid van het kabinet en dat van u als minister. Is het niet beter om geld uit te geven aan de voorwaarden om integratie te verbeteren, dan om geld uit te geven aan een imagocampagne? Eerlijk gezegd wekt u ook de indruk dat de imagocampagne stilletjes gevoerd wordt en dat vooral niemand moet weten dat u erachter zit. Nou, dat zegt ook iets over uw imago.

MinisterVerdonk

Sommige partijen zijn zo goed in het vasthouden van beeldvorming. Enige tijd geleden heeft in de krant gestaan dat dit een imagocampagne is. Dit heeft echter helemaal niets te maken met een imagocampagne. Ik dacht ook dat ik dat net heel duidelijk had uitgelegd. De campagne heeft te maken met het willen veranderen van de mentaliteit van mensen. Integratie is gedeeld burgerschap. Mensen moeten elkaar kunnen vinden, maar dat gebeurt op dit moment nog onvoldoende in Nederland. Wat mij betreft, moet er dus extra actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat mensen weer met elkaar dingen gaan doen en zaken gaan organiseren in wijken en buurten en op scholen. Daar begint namelijk de integratie en daar is die campagne voor bedoeld. De campagne heeft helemaal niets te maken met imagoverbetering. Daar gaat het helemaal niet om.

Voorzitter. Ik was bezig met het noemen van een aantal positieve punten. De schoolprestaties van niet-westerse leerlingen worden steeds beter. Jonge, in Nederland opgeleide allochtonen gaan breken met de negatieve beeldvorming over allochtonen. Zij gaan allerlei zaken bespreken en proberen duidelijk te maken dat heel veel allochtone mensen het gewoon goed doen in Nederland. Steeds meer allochtonen beginnen ook een eigen bedrijf. Wij hebben net een discussie gehad over het etnisch ondernemerschap. Het is natuurlijk prachtig als steeds meer allochtonen een eigen bedrijf beginnen, maar laat dat niet steeds de Turkse slager of de Turkse bakker zijn. Dat is ook wat ik uit de woorden van de heer Varela heb begrepen. Er zijn voldoende kansen in heel andere sectoren. Wij weten dat heel veel Nederlandse ondernemers met pensioen gaan. Er is zijn heel veel kansen voor allochtone jongeren om die bedrijven over te nemen. Wij zijn met de staatssecretaris van EZ ook volop bezig om daarin te investeren. Verder groeit het bewustzijn, niet alleen onder ouderen, maar ook onder jongeren, dat wij met elkaar de handen uit de mouwen moeten steken om de samenleving leefbaar te houden. Je kunt dit zien aan allerlei goede experimenten en projecten.

Een aantal leden heeft gesproken over segregatie. Ik begin in dit verband met het RMO-advies Eenheid, verscheidenheid en binding. De RMO zegt dat het kabinet wel graag een beleid tegen segregatie wil, maar dat dit beleid niet werkt. De negatieve effecten van segregatie moeten veel meer aangepakt worden door een nieuwe benadering van integratie, zegt de RMO. De eenheid moet versterkt worden, er moet ruimte geboden worden voor verscheidenheid en de binding moet vergroot worden. Het kabinet is het eens met de conclusie van de RMO over de concentratie en de gevolgen ervan, evenals de uitgangspunten inzake het integratiebeleid. Het kabinet is het echter niet eens met de afwijzing van het deconcentratiebeleid. Wat het kabinet betreft, moet het beleid twee sporen hebben: aan de ene kant de concentratie tegengaan en aan de andere kant het integratiebeleid vernieuwen. De RMO gaf in zijn advies aan dat er effectievere strategieën en interventies nodig zijn om de binding te versterken. Ik heb een vervolgadvies gevraagd om te horen waar de RMO in dit verband aan denkt en antwoord te krijgen op de vraag of dit kan helpen om mensen elkaar te laten vinden, ook als zij niet in dezelfde wijk wonen. Die presentatie zal in januari 2006 plaatsvinden.

Wat doet de minister van VROM op dit moment aan de segregatie in de wijken? Het kernprobleem bij de huisvesting is de ruimtelijke concentratie van allochtonen met lagere inkomens. Collega Dekker gaat deze concentratie tegen door herstructurering van achterstandswijken, door menging in randgemeenten en door gemeenten in staat te stellen een selectief huisvestingsbeleid te voeren. Dat gebeurt bijvoorbeeld al in Rotterdam.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Kan de minister de menging in de randgemeenten met cijfers concretiseren, zodat wij zien of die succesvol is? Wij weten hoeveel woningen in de oude wijken worden gesloopt. Wij weten ook hoeveel woningen daar opnieuw worden gebouwd.

MinisterVerdonk

Zoals de heer Dijsselbloem weet, is dit soort processen weerbarstig. Zij leiden niet van de ene op de andere dag tot resultaten. Er wordt volop op ingezet. Ik zal in ieder geval overleggen met mijn collega van VROM en haar vragen of er al getallen zijn. Anders zal zij die zeker in een volgend algemeen overleg op tafel leggen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

De minister wil hierover met haar collega Dekker overleggen. "Anders antwoordt de minister wel een keer". Dat de minister van VROM wel een keer antwoordt in een AO, accepteer ik niet als antwoord. Ik wil graag de antwoorden hebben. Het eerste deel van het antwoord van de minister is een toezegging en daar dank ik haar voor.

MinisterVerdonk

Misschien mag ik de toezegging even toelichten. Als de minister van VROM eerder met de Kamer een debat voert over dit onderwerp dan ik, dan zal zij dat in haar eigen debat toelichten. Dan hoeft de Kamer niet te wachten totdat ik dat doe. Ik zal de minister van VROM vragen de Kamer hierover zo snel mogelijk te rapporteren.

De voorzitter:

Het lijkt mij goed als de minister van VROM dat antwoord aan deze commissie richt.

MinisterVerdonk

Dat kan, aan deze commissie, maar er zijn misschien ook wel andere commissies die het willen weten.

MevrouwKant(SP)

Ik vind dit een heel tekenend moment. Wij hebben het over de segregatie in de wijken. Het tegengaan van segregatie in gemengde wijken is een belangrijke voorwaarde voor integratie, maar deze minister moet ons het antwoord schuldig blijven en verwijzen naar een collega. Minister, bent u nou minister voor integratie of niet? U weet niet hoe het zit. Ik weet wel hoe het zit: er gebeurt helemaal niets op dit vlak.

MinisterVerdonk

Ik begrijp dat mevrouw Kant en de SP dit een heel ernstig probleem vinden. Dat delen wij, maar daar kunnen wij ook op een zakelijke manier over debatteren. Er zijn vorig jaar pas afspraken gemaakt met de randgemeenten. De resultaten daarvan zijn dus nog niet duidelijk te zien.

MevrouwKant(SP)

Er is nog helemaal niets gebeurd op dit vlak. U hoort dat als minister voor integratie te weten. Daar maak ik mij druk over. U bent daar toch verantwoordelijk voor? U wilt die segregatie toch tegengaan? U kunt niet eens vragen daarover beantwoorden.

MinisterVerdonk

Wat denkt mevrouw Kant? Dat ik een soort toverstokje heb en dat ik met een zwaai van de toverstok alles anders kan maken? Zo werkt dat niet tussen mensen, mevrouw Kant, en zo werkt dat zeker niet in dit soort processen. Vorig jaar is het nieuwe beleid ingezet. Ik juich dat nieuwe beleid toe.

De heerVan de Camp(CDA)

Ik ben het met de minister eens dat je er zakelijk over moet praten. In de omgeving van de stad Den Haag zie ik echter met grote schrik dat de mensen zich verplaatsen binnen de stad. Sommige wijken gaan erop vooruit en andere wijken gaan erop achteruit, maar buiten de stad hebben wij nog bar weinig gepresteerd. Volgens mij is dat in Rotterdam ook het geval. Misschien is de minister zakelijk horen zeggen dat het nog niet zover is, beter dan een schimmendiscussie voeren, terwijl wij weten dat het nog niet lukt. Het valt mij overigens op dat andere mensen in de Haagse wijken komen wonen door variatie in woningbouw. Daardoor krijg je dus meer menging.

MinisterVerdonk

Ik zie inderdaad ook niet dat allerlei dorpen opeens van samenstelling veranderen, maar wij moeten het proces wel de tijd gunnen. In Ypenburg kun je in ieder geval nu al zien dat verschillende typen woningbouw mensen van verschillende achtergrond aantrekken.

Ik ben het eens met de heer Varela dat segregatie moet worden tegengegaan en dat menging moet worden bevorderd, maar onder andere internationale verdragen maken gedwongen spreiding niet mogelijk. Vandaar dat wij andere maatregelen nemen.

De Onderwijsraad heeft een advies uitgebracht over het hanteren van een dubbele wachtlijst door de gemeente Rotterdam. Daarin staat dat spreidingsbeleid op basis van de nationaliteit van een van de ouders juridisch niet houdbaar is, maar maatregelen op grond van achterstand wel. Op 14 oktober is de reactie van het kabinet op dit advies naar de Kamer gezonden. Op lokaal niveau kunnen scholen en gemeenten het spreidingsbeleid wel vormgeven. De voorgestelde 80-20-maatregel is tevens een middel om spreiding te bevorderen. Die maatregel geldt voor de stichting van nieuwe scholen en geldt tevens als plafond voor het verkrijgen van middelen in het kader van de herijking van de gewichtenregeling. Daarnaast worden scholen en gemeenten verplicht om een lokale educatieve agenda op te stellen. Op die agenda moet komen te staan hoe de integratie zal worden bevorderd. Een gemengde school geeft ruimte voor interactie tussen allochtone en autochtone leerlingen. Het is heel belangrijk dat allochtone en autochtone kinderen samen in de klas zitten. Dan kunnen zij met elkaar het debat aangaan en dat gebeurt ook. Buiten de klas is er echter in het algemeen wederom sprake van segregatie. Een gemengde school is dus geen garantie dat jongeren elkaar opzoeken. Daarvoor zijn meer activeringsmaatregelen nodig.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Hoe komt het dat na de invoering van de 80-20-regeling er toch nog achterstandsscholen – en dat zijn islamitische scholen bij uitstek – worden gesticht in Den Haag, Rotterdam, Oss en andere gemeenten?

MinisterVerdonk

Ik kom straks nog terug op de islamitische scholen in het algemeen en de herijking van de gewichtenregeling.

MevrouwKant(SP)

De minister bagatelliseert het nut van een gemengde school. Zo'n school is inderdaad niet een garantie voor integratie, maar het is natuurlijk wel een belangrijke voorwaarde. Waarom blijft zij als integratieminister langs de zijlijn staan? Wil zij het overlaten aan minister Van der Hoeven die helemaal niet bereid is om dubbele wachtlijsten in te voeren? Er wordt helemaal geen werk van gemaakt, maar dat is toch veel te slap en te vrijblijvend?

MinisterVerdonk

Dat vind ik niet. Over de dubbele wachtlijst is een negatief advies uitgebracht door de Onderwijsraad omdat het juridisch niet houdbaar is. Dat wil niet zeggen dat er niets moet gebeuren. Ik bezie samen met de minister van OCW op dit moment de mogelijkheid van onderzoek naar het effect van interetnische contacten op scholen. Ik herhaal dat gemengde scholen geen garantie zijn dat kinderen elkaar opzoeken. Daar liggen ook nog de nodige problemen.

De heerVan de Camp(CDA)

Het kost mij moeite om het eens te zijn met de SP, maar het is toch wel opmerkelijk dat het wetsvoorstel met de stichtingscriteria er nog steeds niet is.

MinisterVerdonk

Ik kom daar nog op terug.

De heer Dijsselbloem heeft gevraagd wat het ministerie van OCW doet om het burgerschap op scholen te bevorderen. Zeer binnenkort zal de initiatiefwet inzake burgerschap en sociale integratie van kracht worden; deze is door de Eerste Kamer aanvaard. Met deze wet zullen alle scholen actief burgerschap en sociale integratie moeten bevorderen. De inspectie ontwikkelt een toetsingskader en spreekt de scholen aan op de toepassing van dit wetsartikel.

De heerDijsselbloem(PvdA)

De minister legt nu iets uit wat ik goed weet als een van de indieners van deze initiatiefwet. Mijn vraag is wat er concreet gaat gebeuren: hoe gaat de inspectie ermee aan de slag?

MinisterVerdonk

De inspectie is bezig om het toetsingskader te ontwikkelen. Zelf spreek ik regelmatig, een keer per maand tot een keer per zes weken, de inspecteur. Dit is dan een van de onderwerpen die op de agenda staan.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Wil de minister de Kamer informeren zodra dit toetsingskader is ontwikkeld, zodat wij weten hoe de inspectie met dit nieuwe juridische instrument zal omgaan?

MinisterVerdonk

Ja, dat zal ik doen.

Uit de Jaarnota Integratiebeleid 2005 blijkt dat de taalachterstand bij allochtone leerlingen ondanks verbetering van de prestaties nog steeds een punt van zorg is. Voor integratie is de beheersing van de Nederlandse taal van doorslaggevend belang. Nog steeds is sprake van een achterstand bij de entree in het basisonderwijs. Er is heel veel inzet nodig om die achterstand in te lopen. Via VVE, primair onderwijs en voortgezet onderwijs worden die achterstanden aangepakt. Scholen in het primair onderwijs krijgen medio 2006 gelden op basis van feitelijke achterstanden en niet meer op basis van etniciteit. Schakelklassen kunnen worden opgezet om taalachterstanden bij leerlingen weg te werken. Hiervoor worden momenteel pilots uitgevoerd.

In het voortgezet onderwijs wordt bij de invoering van het Leer-plusarrangement VO het criterium van etniciteit losgelaten. Vanaf 2007 gaan de middelen naar scholen waar daadwerkelijk sprake is van probleemaccumulatie. Medio 2006 worden gemeenten en scholen verplicht om gezamenlijk overleg te hebben, onder andere over het onderwijsachterstandenbeleid in het kader van de lokale educatieve agenda. Mevrouw Kant vroeg zich af of er wel iets uit zou komen indien mensen verplicht met elkaar om de tafel worden gezet. Het hebben van (verplicht) gezamenlijk overleg is een eerste stap, zodat samen wordt gepraat over het beleid en oplossingen kunnen worden aangedragen.

Ook de VVE zet in op het voorkomen en wegwerken van taalachterstanden. Zo implementeert Sardes op dit moment de Taallijn VVE. Daarnaast opereert tot het einde van het jaar de "vliegende brigade", die door mij is ingesteld om gemeenten te ondersteunen bij het zo effectief en efficiënt mogelijk uitvoeren van de VVE. Veel gemeenten maken gebruik van deze brigade. Tot slot noem ik de Wisbaak. Deze geïntegreerde reken- en wiskundemethode wordt in opdracht van minister Van der Hoeven en mij ontwikkeld. Dit traject loopt tot medio 2006.

Er wordt hoog en groots ingezet op het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, een aanval op de uitval. Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is aanmerkelijk hoger onder allochtone leerlingen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door die taalachterstanden. Deze schoolverlaters hebben een slechte positie op de arbeidsmarkt. Drie op de tien voortijdig schoolverlaters is allochtoon. Aanval op de uitval is een nieuw plan van OCW om uitval te voorkomen, in te lopen en te bestrijden. OCW werkt hierbij samen met andere departementen, provincies, gemeenten en uitvoerders. De inzet is dat jongeren het onderwijs met een passend diploma verlaten en aansluiting vinden op de arbeidsmarkt. Aanval op de uitval zet allereerst in op een betere VVE. Het praktijkdeel van het vmbo moet worden versterkt door een uitbreiding van het aantal praktijklokalen. De doorstroom van het vmbo naar het mbo en de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt moeten worden verbeterd. Er moet meer aandacht zijn voor de leerlingenbegeleiding, er moeten meer brede scholen komen en de registratie van uitvallers moet worden verbeterd. Daarnaast is er nog een extra inspanning op een aantal punten. Het gaat daarbij onder andere om "meten is weten", een cijfermatige analyse waardoor meer maatwerk kan worden geleverd. Er wordt goed gekeken en onderzocht wat de quick-wins zijn. Het is ook de bedoeling om die goede voorbeelden uit te venten. Bovendien is het de bedoeling om perspectief te ontwikkelen voor nieuwe maatregelen. De minister van OCW is op dit moment druk bezig om het vmbo nieuwe inhoud te geven.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Margalith Kleijwegt schrijft in haar boek Onzichtbare ouders dat leerplichtambtenaren alleen registreren en met elkaar vergaderen, maar er niet op afgaan. Het lijkt zo praktisch en doelgericht om gewoon eens met elkaar af te spreken dat leerplichtambtenaren binnen een of twee dagen een bezoek brengen aan de ouders van kinderen die niet op school verschijnen. Het probleem moet gewoon concreet worden aangepakt. Ik hoor de minister daar helemaal niet over.

MinisterVerdonk

Ik ben altijd voor concreet aanpakken, maar ik zou in dit geval eerst even willen overleggen met de collega van OCW over de vraag wat er mogelijk is. Ik ben het met u eens dat iedereen, zeker iedereen die betrokken is bij het onderwijs, gericht moet zijn op het voorkomen van voortijdige schooluitval. Daarmee worden de problemen alleen maar groter.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Zou de minister in dit kader ook mijn vragen met betrekking tot de jeugdzorg willen beantwoorden? De jeugdzorg grijpt te laat in, want op dit moment komen allochtone jongeren volgens Operatie Jong voor 80% via de JJI's.

MinisterVerdonk

Dat is op dit moment zo. Op dit moment wordt door OCW en de staatssecretaris van VWS ingezet op het maken van een risicoanalyse bij consultatiebezoek. Een kind loopt onder andere risico als hij een of twee ouders heeft die helemaal geen Nederlands spreken en niet geïntegreerd zijn. Dit wordt meegenomen in het risicoprofiel zodat er veel eerder opgetreden kan worden en er veel eerder maatregelen genomen kunnen worden. Als je in een JJI zit, dan is dat een gemiste kans.

De heerVan de Camp(CDA)

Bent u bereid om er bij de minister van OCW op aan te dringen dat in het plan Aanval op de uitval een strikt individuele benadering wordt gekozen? Het moet niet meer om groepen gaan, maar mensen moeten – zoals collega Dijsselbloem zegt – thuis worden opgezocht zodra zij twee dagen niet geweest zijn. Ik denk dat de tijd van dit soort grote, algemene plannen een beetje voorbij is. Mensen moeten thuis individueel worden benaderd, al dan niet met een gezinscoach.

MinisterVerdonk

Ik kan de heer Van de Camp gerust stellen. Dat maakt onderdeel uit van het plan Aanval op de uitval, want er is onder andere sprake van mentoring als instrument. Een mentoringsrelatie is een een-op-een-relatie. Het gaat om het meedoen aan sport van allochtone jongeren en dan niet om groepen, maar om individuen. Het gaat ook om de relatie met de ouders. Steeds meer scholen gaan werken met zorgadviesteams en in het kader daarvan is er contact over individuele jongeren met de ouders en met begeleiders en hulpverleners in de wijk.

De voorzitter:

Ik wil echt interrupties toestaan, maar daarbij hanteer ik wel enkele hoofdregels. Leden mogen één interruptie plaatsen en eventueel een aanvullende vraag stellen als het antwoord niet duidelijk is, maar dan is het over. Het is niet de bedoeling dat leden in hetzelfde rondje nóg een vraag stellen, want anders komt de minister niet toe aan haar antwoord. Ik denk dat de leden ook antwoorden op hun vragen willen hebben.

MinisterVerdonk

De wetgeving betreffende de 80-20-regeling zal begin 2006 worden behandeld in de ministerraad. Het duurt minimaal drie maanden voordat het advies van de Raad van State beschikbaar is. Vervolgens zal er een nader rapport verschijnen op het advies van de Raad van State. Naar verwachting zal het wetsvoorstel medio 2006 bij de Kamer worden ingediend.

De heerVan de Camp(CDA)

Met alle respect, maar waarom moet dat zo lang duren? Mevrouw Hirsi Ali heeft vanochtend al gezegd dat dit een historisch compromis tussen de heer Zalm en mevrouw Van der Hoeven is. Dadelijk zijn er weer verkiezingen. De Eerste Kamer moet zich er nog over buigen. Wij zijn dan zo een kabinetsperiode verder.

MinisterVerdonk

Ik begrijp dat de heer Van de Camp en anderen spreken van urgentie, maar het kost tijd om wetgevingstrajecten te doorlopen. Begin 2006 zal dit wetsvoorstel in de ministerraad aan de orde komen. Naar mijn idee zijn er geen mogelijkheden om dat proces te versnellen. Mij is bekend dat minister Van der Hoeven het heel belangrijk vindt om die regeling in te voeren en dat zij dus alles op alles zal zetten om dat voor elkaar te krijgen.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Op welke wijze kan die regeling naar het oordeel van de minister een bijdrage leveren aan de bevordering van de integratie? De Kamer heeft reeds diverse malen over mentoring gesproken. Wat is van die plannen tot nu toe concreet gerealiseerd?

MinisterVerdonk

De bedoeling van die regeling is dat in ieder geval 20% van de kinderen op die school niet in een achterstandsituatie verkeert. Het spreiden van die achterstand is het doel. Vanzelfsprekend kan die regeling bijdragen aan de bevordering van de integratie. Met name bij allochtone kinderen is sprake van een taalachterstand. Het is goed dat kinderen elkaar op sleeptouw nemen, dat zij elkaar leren kennen en dat zij gezamenlijk werken aan integratie. Als die regeling wordt ingevoerd, zal dat meer gebeuren. Het lijkt mij goed om te melden dat er op donderdag 15 december aanstaande een algemeen overleg plaatsvindt over integratie en segregatie met de minister van Onderwijs.

MevrouwLambrechts(D66)

In dat algemeen overleg zullen wij zeer zeker op deze kwestie ingaan. Dat neemt niet weg dat ik er nu behoefte aan heb om de minister voor Integratie te vragen of dit daadwerkelijk een maatregel is die zal bijdragen aan het oproepen van positieve gevoelens ten aanzien van de integratie. Met die regeling zal immers 20% van de witte kinderen worden gedwongen om de achterstandskinderen, namelijk 80%, op een hoger niveau te brengen. Ik kan mij niet voorstellen dat dit werkt. Naar mijn idee is het dan beter om na te gaan of het mogelijk is om over te gaan op een acceptatieplicht. Ik pleit voor het creëren van een voorhoede bij de allochtone ouders die zich bewust zijn van de keuzes die zij maken. De door hen gemaakte keuzes zullen dan worden gerespecteerd, want dan heeft de school de verplichting om de kinderen van die ouders op te vangen.

MinisterVerdonk

Ik ben er een groot voorstander van dat kinderen met allerlei verschillende achtergronden elkaar op school ontmoeten. Naar mijn idee geeft de zojuist door mij genoemde regeling daarvoor een goede aanzet. Ik verwijs nogmaals naar het algemeen overleg dat op 15 december aanstaande zal plaatsvinden met de minister van Onderwijs.

Er zijn op dit moment veel mentoringprojecten. Ik heb zowel mentoren ontmoet als jongeren die van die projecten gebruikmaken. De berichten zijn positief. Voor de jongeren in kwestie is het mogelijk om allerlei vragen aan de mentor te stellen en voor laatstgenoemde is het belangrijk om die maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Daarbij komt dat er studierichtingen zijn die voor mentortrajecten studiepunten geven. Met dit soort individuele trajecten is het mogelijk om ervoor te zorgen dat jongeren er wél bij blijven. De jongeren kunnen zien dat er goede voorbeelden zijn en dat het mogelijk is om in Nederland te slagen. Daarvan ben ik dan ook een groot voorstander.

De inspectie heeft de mogelijkheid om op alle scholen toe te zien, dus ook op islamitische. Zij kan onaangekondigd haar taken verrichten. Dat gebeurt ook door de Inspectie. Met de nieuwe wet, waarin het actief burgerschap en de sociale integratie in het onderwijs verplicht worden, heeft men nog meer mogelijkheden om te controleren. Ik heb al gezegd dat de Inspectie nog bezig is daarvoor een aantal criteria vast te stellen, een toetsingskader te maken. Dan zal sprake zijn van een nog meer gedegen inspectie door de Inspectie van het Onderwijs.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Is die inspectie bij islamitische scholen onaangekondigd herhaald en kan hierover jaarlijks aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd?

MinisterVerdonk

Ik weet dat dat onaangekondigd gebeurt en ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag hoe de Inspectie haar ervaringen rapporteert. Ik neem aan dat dat gewoon in een inspectierapport gebeurt en daarin zal dit worden meegenomen.

MevrouwKant(SP)

Ik heb duidelijk gesteld dat islamitische scholen los van wat men vindt van artikel 23, dat de minister naar ik heb begrepen ook best ter discussie wil stellen, an sich een probleem vormen bij de integratie omdat er per definitie kinderen op zitten die niet op school en tijdens schooltijd omgaan met Nederlandse kinderen zonder islamitische achtergrond. Ik vraag de minister daarop in te gaan.

MinisterVerdonk

Zoals bekend ben ik geen voorstander van zwarte en witte scholen. Ik ben voorstander van gemengde scholen. Elke keer als ik op een zwarte of witte school kom, wordt ik daarin weer bevestigd. Het is goed als kinderen elkaar leren kennen en leren respecteren. Aan de andere kant zijn islamitische scholen ook niet per definitie achterstandsscholen. Ik ben in het algemeen dus tegen zwarte scholen. Dat is een helder standpunt.

MevrouwKant(SP)

Het standpunt is wel helder, maar de vraag is wat de minister eraan doet.

MinisterVerdonk

Van alles. Ik heb net allerlei maatregelen genoemd die samen met de minister van Onderwijs gestalte krijgen. Wij hebben nu dat burgerschap en die sociale integratie in de leerdoelen, zodat de Inspectie daarop kan inspecteren. Als men niet voldoet aan die richtlijnen, kunnen maatregelen worden getroffen.

MevrouwKant(SP)

Ja, maar het blijft dus mogelijk om islamitische scholen te starten in Nederland en de minister vindt dat goed.

MinisterVerdonk

Mevrouw Kant weet dat dit kabinet gewoon binnen het huidige wettelijke kader opereert en dat doet het natuurlijk ook met inachtneming van artikel 23.

Mevrouw Kant heeft gevraagd om een reactie op het initiatief van de heer Hilhorst in Amsterdam.

De heerVarela(LPF)

De minister heeft net gezegd dat zij voor gemengde scholen is en daarna heeft zij gezegd dat zij tegen zwarte scholen is. Is zij ook tegen witte scholen?

MinisterVerdonk

Dat heb ik net gezegd. Ik ben tegen zwarte en tegen witte scholen. Ik ben een groot voorstander van gemengde scholen.

Ik kom op de vraag van mevrouw Kant over het initiatief-Hilhorst. Als ik goed ben geïnformeerd, is het voorstel van de heer Hilhorst dat ouders hun kinderen paarsgewijs, dus allochtoon en autochtoon, aanmelden bij een school zodat die school vanzelf gemengd wordt. Ik heb begrepen dat dit het doel is van deze actie. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik dat een prima initiatief vind. Ik vind het prachtig als ouders hun eigen verantwoordelijkheid nemen en dit met elkaar kunnen regelen. Ik kan mij goed voorstellen dat ik mij binnenkort eens op hoogte zal stellen van dat initiatief en dat ik daarover zal spreken met de minister van OCW.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Is de minister bereid een dergelijk initiatief te starten of te stimuleren in de bijbel belt? Zij heeft vanochtend immers gehoord dat de fractie van de ChristenUnie het helemaal niet zo erg vindt dat er witte en zwarte scholen zijn. Er wordt door het kabinet naar die gemeenten gespreid, maar dat blijft men gewoon houden.

MinisterVerdonk

Volgens mij is mijn stellingname heel duidelijk. Ik ben een voorstander van gemengde scholen.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Wat doet de minister daaraan? Het is heel duidelijk dat in de bijbel belt actief wordt gesegregeerd. De allochtone kinderen worden buiten de school gehouden.

MinisterVerdonk

Ik heb zojuist een hele lijst genoemd van allerlei activiteiten die erop gericht zijn de segregatie in het onderwijs tegen te gaan.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Ik bevind mij in een lastig parket. Mevrouw Hirsi Ali zegt iets wat feitelijk onjuist is. Ik mag haar echter niet interrumperen. Toch hecht ik eraan via een vraag aan de minister duidelijk te maken dat de ChristenUnie niet tegen gemengde scholen is. De ChristenUnie is voor gemengde scholen, maar ook voor vrijheid van onderwijs op religieuze gronden. Zo zijn er christelijke en islamitische scholen, waarvan het acceptatiebeleid is dat de leerlingen een bepaalde religieuze achtergrond moeten hebben. Dan is het middel om te scheiden niet de huidskleur, maar het geloof. Ook op reformatorische scholen is elke zwarte christen van harte welkom. Dit moest mij even van het hart. Als mevrouw Hirsi Ali spreekt over de bijbelbelt, wijst zij naar mij. Ik woon in Heerenveen en dat ligt niet in de bijbelbelt. De minister weet dat ook in de bijbelbelt niet actief wordt gesegregeerd. Het beleid is er niet op gericht dat daar bewust witte en zwarte scholen in stand worden gehouden.

MinisterVerdonk

Er bestaat in Nederland een eenduidig beleid voor alle scholen. Iedere school is gelijk en is onderwerp van onderzoek door de Inspectie. Overal wordt hetzelfde toetsingskader gebruikt.

Mevrouw Lambrechts heeft voorgesteld de inburgering en de kinderopvang beter op elkaar af te stemmen. Er ligt momenteel al een dergelijk voorstel bij de Onderwijsraad die gevraagd is te kijken naar de inhoudelijke invulling. Begin volgend jaar zal men een advies uitbrengen. Het uitgangspunt van het kabinet is dat een beleidsrijke invulling mogelijk moet zijn.

Mevrouw Azough heeft gezegd dat de kansen van allochtone kinderen achteruitgaan. Dat is niet juist. De kansen van deze kinderen gaan juist vooruit. Hun prestaties worden steeds hoger en er is sprake van minder schooluitval, hoewel het nog steeds te veel is. Er zijn meer allochtone kinderen te vinden in hogere onderwijstypen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

De minister zegt dat het goed gaat met de onderwijsprestaties. Ik vraag haar te reageren op de Cito-resultaten in Amsterdam. Een paar jaar geleden haalde 16% van de Amsterdamse schoolkinderen niet voldoende niveau om überhaupt mee te doen aan de Cito-toets. Inmiddels is dat percentage gestegen naar 25. In een wijk als Bos en Lommer mag bijna de helft van de basisschoolkinderen niet meedoen aan de Cito-toets. Zij zijn al afgeschreven nog voordat zij van de lagere school komen. Over een paar jaar bevinden die kinderen zich allemaal op straat, zonder zelfs maar een startkwalificatie te hebben.

Ik woon heel dicht bij de bijbelbelt. In de gemeente Ede, met een confessionele meerderheid, is een grote Marokkaanse gemeenschap. In het onderwijs is de segregatie compleet. In gemengde wijken staan de witte en zwarte scholen pal naast elkaar. De wethouder heeft binnenkort de bevoegdheid om de scholen rond de tafel te trekken om met elkaar in gesprek te gaan. Maar welke bevoegdheid heeft de minister van Onderwijs om tegen de scholen te zeggen: vrienden, wij gaan de achterstanden nu gezamenlijk wegwerken en ook u, witte school, neemt daarin uw verantwoordelijkheid? Welke bevoegdheid geeft de minister aan de wethouder van Onderwijs?

MinisterVerdonk

Ik zoek uit hoe het zit met dat onderzoek over de Cito-toetsen. Is dat een Amsterdams onderzoek?

De heerDijsselbloem(PvdA)

Het gaat om Amsterdamse Cito-resultaten uit 2005.

MinisterVerdonk

Oké. Dat is inderdaad schrikbarend, ik zeg ook niet dat het goed gaat, ik zeg dat er verbeteringen zijn.

Wat de zwarte en witte scholen in Ede betreft, heeft de minister van Onderwijs geregeld dat scholen worden verplicht om daarover met elkaar te praten. Ik ben laatst voor de tweede keer in Venray geweest. Daar, maar ook elders, heb ik gezien dat gemeentebesturen zelf ertoe overgaan om het onderwijs op een andere manier in te richten. Men ziet de voordelen van het gemengde onderwijs.

De minister van Onderwijs kan verplicht stellen dat gemeenten en scholen daarover praten. Wij hebben de 80-20-regeling. Ik hoop van harte, en ik zal dat overal uitdragen, dat gemeentebesturen inzien dat gemengde scholen het meest wenselijk zijn om mensen met elkaar te laten leven.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik wil de minister vragen om ouders die niet meewerken en niet op ouderavonden komen, ofwel onzichtbaar blijven zoals in sommige delen van Amsterdam, te beboeten of te korten op de kinderbijslag.

MinisterVerdonk

Ik ben het met mevrouw Hirsi Ali eens dat het belangrijk is dat ouders meedoen. Het heeft effect als scholen al vroeg inzetten op het toch naar school toehalen van de ouders en als zij de ouders aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Bij scholen die dat hebben gedaan, merkt men een verschil in de rol van de ouders.

Het ministerie van OCW heeft met onderwijs- en ouderorganisaties afgesproken dat zij zich zullen inspannen om de ouderbetrokkenheid van moeilijk bereikbare allochtone én autochtone ouders te verbeteren, en dat zij dat zichtbaar maken in de organisatiestructuur. De minister van Onderwijs bereidt samen met de onderwijs- en ouderorganisaties in het primaire en voortgezet onderwijs concrete acties voor die de ouderparticipatie moeten versterken. De groepen moeilijk bereikbare allochtone en autochtone ouders hebben daarbij een bijzondere aandacht.

De landelijke ouderorganisaties zijn op dit moment samen met FORUM bezig om na te gaan om de ouderbetrokkenheid van allochtone ouders kan worden versterkt. Daartoe wordt eind 2005 een tijdelijk Platform Allochtone Ouders opgericht. De profijtgroepen daarvan zijn scholen en allochtone ouders. Het doel is dat ook allochtone ouders zich binnen het onderwijs vertegenwoordigd voelen. Aan dit platform nemen naast de ouderorganisaties en FORUM ook het Landelijk Overleg Minderheden deel. Dus het belang is duidelijk en allerhande initiatieven zijn ontwikkeld.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Dat is niet het antwoord op mijn vraag. Mijn vraag ging over de sanctiemogelijkheden. Als ouders stelselmatig onzichtbaar blijven, wát de school en hulpverleners ook doen, welke sanctiemogelijkheden zijn er dan? Overweegt het kabinet boetes, of een korting op de kinderbijslag?

MinisterVerdonk

Ik kan mij voorstellen dat deze vraag aankomende donderdag aan de orde wordt gesteld in het debat dat u hebt met de minister van Onderwijs over dit soort onderwerpen.

Dan kom ik bij de discriminatie. Dit kabinet is het erover eens dat de discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt plaatsvindt. In het kader van BIM zijn er allerlei trajecten georganiseerd om belemmeringen op de arbeidsmarkt aan te pakken. Dat is ingezet door het ministerie van SZW. Een aantal leden heeft gevraagd naar de werktop. Daar is gesproken over discriminatie op de arbeidsmarkt en bij stageplekken. Gemaakte afspraken zien bijvoorbeeld op inspanningen door werkgevers om afspraken met scholen te maken over de beschikbaarheid van stageplaatsen. Discriminatie bij het gunnen van een stageplek moeten zij daarbij bannen.

Het Landelijk Bureau Racismebestrijding is op mijn verzoek van start gegaan met het uitvoeren van een project over stageplaatsen, het project Work to be done. Enerzijds wordt onderzoek gedaan naar de werving en selectie door werkgevers, naast de eisen die zij stellen aan en de beelden die zij hebben van potentiële werknemers. Anderzijds wordt onderzoek gedaan naar de ervaring van allochtone jongeren bij het zoeken naar werkstages. De resultaten van dit onderzoek worden in aanwezigheid van de deelnemers, jongeren, werkgevers en andere betrokkenen, besproken in een conferentie in maart 2006. Er wordt een informatiebrochure voor jongeren opgesteld, met tips hoe om te gaan met discriminatie. Wat kunnen zij zelf doen en waar kunnen zij een klacht indienen? Dat staat in de folder.

Staatssecretaris Van Hoof heeft afgelopen voorjaar een uitgebreid onderzoek laten doen naar discriminatie en andere belemmeringen voor allochtonen op de arbeidsmarkt. Naast taalvaardigheid en het opleidingsniveau blijkt discriminatie een belangrijke verklaring voor de achterstand van allochtonen. Staatssecretaris Van Hoof heeft met de sociale partners en tal van maatschappelijke organisaties afspraken gemaakt om hier wat aan te doen, bijvoorbeeld een banenoffensief voor vluchtelingen, samenwerking tussen uitzendbureaus, CWI en gemeenten om kansarme jongeren aan het werk te helpen, Coaching van hoog opgeleide allochtone jongeren, door de Baak, coaching van vmbo-jongeren door reïntegratiebedrijven en bevordering van gesprekken op de werkvloer door de FNV. Er gebeurt dus van alles op dit gebied.

De Wet werk en bijstand geeft de gemeenten ruimte voor maatwerk. De eerste ervaringen wijzen uit dat de wet succesvol is. Ondanks de oplopende werkloosheid is het aantal bijstandsgerechtigden niet gestegen. Verlaging van het minimumloon is niet de weg die het kabinet op wil. Dat zou de armoedeval juist versterken. Uitkeringsgerechtigden gaan er dan niet meer op vooruit als zij gaan werken.

Mevrouw Hirsi Ali vroeg of de economische hervormingen door het kabinet al voldoende nieuwe banen hebben opgeleverd. De werkgelegenheid volgt de economische groei met enige vertraging. Het gaat dus nog gebeuren. Naar verwachting zal dat in 2006 duidelijker zichtbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het aantal uitkeringsgerechtigden is al afgenomen. Het aantal vacatures is toegenomen. De werkloosheid is gestabiliseerd. Er is een lichte toename van de netto arbeidsdeelname.

Ik heb al een aantal activiteiten genoemd die zijn ingezet door staatssecretaris Van Hoof. Een aantal van deze activiteiten is het directe gevolg van de bijeenkomsten die wij hebben gehad in het kader van de maatschappelijke binding.

De heer Van de Camp vroeg mij om een grotere betrokkenheid bij het thema arbeidsparticipatie en stageplaatsen. Tijdens de werktop zijn financiële middelen toegezegd. Door het kabinet zijn stages en leerwerkplaatsen toegezegd. Concreet is voorgesteld te komen tot 20.000 stages voor moeilijk plaatsbare leerlingen van het mbo. Daarnaast is 15 mln. beschikbaar voor simulatiestageplaatsen en simulatiewerkplekken voor leerlingen die er ondanks alle inspanningen niet in slagen om reguliere stageplaatsen te verkrijgen. Dit gebeurt niet zo maar in plaats van echte stageplaatsen. De plaatsen zijn bestemd voor jongeren die het echt niet lukt om een reguliere stageplaats te krijgen. Daarnaast is 40 mln. beschikbaar voor een fiscale faciliteit voor werkgevers om het bieden van stageplaatsen aantrekkelijker te maken. Er volgt nog overleg over de vraag hoeveel stageplaatsen dat in totaal oplevert. De vakbonden hebben aangekondigd over de fiscale faciliteiten cao-afspraken te willen maken met de werkgevers. De FNV mikt op ongeveer 10.000 stageplaatsen extra.

Verder is het belangrijk dat wij zowel bij werkgevers als bij mensen die willen werken melden dat er behoefte is aan stageplaatsen. Werkgevers moeten zich inzetten om stageplaatsen en arbeidsplaatsen te creëren. Ik vraag hun overal waar ik kom, op werkbezoeken, bij politieke cafés, bij inleidingen die ik houd, om eerst eens te kijken naar júíst de mensen met namen van allochtone herkomst in het geval werkgevers een stapel sollicitatieformulieren hebben liggen. Die formulieren mogen niet zomaar aan de kant geveegd worden. Als ik hoor van jongeren dat zij vier, vijf keer een brief schrijven en nog nooit een brief terug hebben gehad, niet beoordeeld worden op hun inhoudelijke prestaties maar alleen op de naam, dan hebben wij daar nog een weg te gaan. Dat laat onverlet dat ik ook vind dat de jongeren moeten zorgen dat zij goed Nederlands spreken en dat zij zich ook moeten willen inzetten om die stageplaats en die werkplek te krijgen.

De heer Van Hoof heeft een aantal keren laten weten niets te zien in anoniem solliciteren en ik sluit mij daarbij aan. De Kamer had uiteraard niet anders verwacht omdat het kabinet altijd met één mond spreekt, maar ik sluit mij daar ook vanuit mijn hart bij aan. Wij moeten problemen oplossen, wij moeten ervoor zorgen dat mensen met allochtone namen gewoon uitgenodigd worden voor een selectiegesprek; daar hebben zij recht op. Wij moeten niet gaan werken met anonieme sollicitaties.

Ik heb bijna dagelijks contacten met bijvoorbeeld VNO-NCW en andere "witte netwerken". Ik probeer het witte maatschappelijk middenveld in Nederland steeds maar weer duidelijk te maken dat men daar die eerste stap moet maken, dat men daar de deur moet openzetten, zodat er ook mensen van allochtone herkomst gebruik kunnen maken van de netwerken als bijvoorbeeld van de Rotary, de Kamer van Koophandel, het VNO-NCW. Ik juist daarover zojuist een interview gegeven aan het VNO-NCW-blad.

Ik hoorde zojuist dat de heer De Boer met de Taskforce Jeugdwerkloosheid ook aan de gang gaat met stageplaatsen. Ik voeg graag de daad bij het woord en heb de heer De Boer daarom in de pauze gebeld. Hij is al bezig met de stages en zal zich ook daarvoor voor de volle honderd procent gaan inzetten. Aanstaande maandag zie ik hem en zullen wij ook over dit onderwerp verder spreken. Ik spreek daarnaast uiteraard ook met hem over de Taskforce Jeugdwerkloosheid en alle creatieve middelen die daar gevonden worden om ervoor te zorgen dat jongeren aan een baan geholpen worden.

Mevrouw Azough vraagt of ik de afgeschafte regelingen op het terrein van sociale zaken weer ga invoeren. Zij denkt daarbij bijvoorbeeld aan de Wet samen.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Het gaat met name over de bedrijfsadviseurs minderheden.

MinisterVerdonk

Die bedrijfsadviseurs minderheden zijn er nog, maar tegenwoordig valt dat onder het diversiteitsmanagement. Onder die noemer vinden al dit soort activiteiten plaats. Werkgevers zijn er steeds meer van overtuigd dat zij niet alleen qua producten gericht moeten zijn op afnemers in de hele samenleving, maar dat ook het personeelsbestand een afspiegeling moet zijn van de hele samenleving. Er worden heel goede initiatieven genomen.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

De minister zegt dat staatssecretaris Van Hoof er niets voor voelt. Ik weet niet of zij begrepen heeft dat ik maar een heel klein voorstel heb gedaan. Ik wil een pilot qua stageplaatsen. Kan niet worden bekeken of bij het vinden van een stageplek anonimiteit kan worden gehanteerd? Dan kunnen wij bezien of de bezwaren in de praktijk optreden. Een stage is wat anders dan een arbeidscontract.

MinisterVerdonk

Volgens mij willen mevrouw Huizinga en ik hetzelfde effect bereiken: iedereen in Nederland moet een gelijke kans op een stageplek hebben. Ik kies voor andere mogelijkheden, maar ons doel is hetzelfde.

De heerVan de Camp(CDA)

Het is een buitengewoon belangrijke wending als Hans de Boer zich gaat bezighouden met stageplekken. De heer Dijsselbloem zal daar straks nog wel op terugkomen. In de werktop zijn afspraken gemaakt over stageplekken in het mbo, maar wij hebben ook stageplekken nodig voor het vmbo. Hoe zit dat? Ik vraag mij af of wij 20.000 extra stageplekken in het mbo nodig hebben.

Mijn tweede vraag betreft de kwestie van de aantallen. Ik denk dat het goed is dat scholen aangeven hoeveel stageplekken zij nodig hebben. Wij werken nu steeds in bulk, maar wij moeten nummers hebben.

MinisterVerdonk

Ik zit te glimlachen, want ik hoor hierin weer dat wij iedereen bij de kraag moeten vatten. Ik vind dat een uitstekend uitgangspunt. Dat moet inderdaad niet in bulk gebeuren, maar per school, per individu. Het moet zo duidelijk mogelijk bij de mensen gebracht worden om duidelijk te krijgen wat het effect van de verschillende maatregelen is. Ik kan u trouwens verzekeren dat het vmbo ook valt onder wat ik net zei over het mbo.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik zeg maar eerlijk dat ik niet meer zo geloof in afspraken op het niveau van de SER en de Stichting van de Arbeid over 20.000 plekken. Ik ben zeer voor datgene waar de heer Van de Camp het in feite ook over heeft, namelijk een individuele aanpak. Hans de Boer heeft mij gezegd dat hij bereid was om zijn machientje in te zetten voor het vinden van stageplekken, maar dat hij dan wel namen, rugnummers, opleiding en locatie van de stageplek moest weten. Aangezien hij die lijst nog niet had, vraag ik u om dit punt maandag in uw gesprek met hem verder door te nemen en ervoor te zorgen dat de scholen gedwongen worden om op korte termijn namen en rugnummers te leveren, zodat wij met concrete stageplekken in een concrete regio in een concrete sector aan de slag kunnen.

MinisterVerdonk

Ik herken de opmerking van de heer De Boer. Hij liep daar ook tegenaan bij het creëren van banen. Op een gegeven moment waren de banen er wel, maar waren er geen namen en rugnummers van degenen die naar die banen toe geleid zouden kunnen worden. Dit zal dus zeker op de agenda staan van ons overleg komende maandag.

De heerVarela(LPF)

De minister suggereerde dat er door de aantrekkende economie meer kansen komen voor allochtonen. Zij noemde ook het toegenomen aantal vacatures. Er kunnen echter wel veel vacatures zijn, maar het is de vraag in hoeverre de competenties of het opleidingsniveau van allochtonen matchen met de voor een vacature geldende eisen.

MinisterVerdonk

Dat is de andere kant van de medaille. Dat weet je echter pas als je mensen uitnodigt op gesprek. Op dit moment gebeurt dat nog regelmatig niet, terwijl het volgens mij het allerbelangrijkste is dat mensen op gesprek worden uitgenodigd. Natuurlijk is iedere werkgever vrij om eisen te stellen aan de mensen die hij in huis wil halen, want zij moeten hun baan wel goed kunnen vervullen. Daar torn ik dus niet aan. Je kunt dan ook zeggen dat het mes ook hier aan twee kanten snijdt.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Is het kabinet ervan op de hoogte dat er op dit moment ook wel onder het minimumloon en met behoud van uitkering wordt gewerkt? Ik noem in dit verband schoonmaakwerk, oppassen, klussen in huis en werken in de tuin. Dat er op die manier gewerkt wordt, is niet efficiënt. Daarom vraag ik opnieuw of het binnen het kabinet bespreekbaar is om zowel het minimumloon als de uitkeringen te verlagen, dan wel om sommige groepen helemaal geen uitkering te bieden.

MinisterVerdonk

Ik zal dat uitzoeken voor mevrouw Hirsi Ali. Ik kom daar later op terug.

De voorzitter:

Als ik mij niet vergis, komt de minister nu toe aan haar volgende blokje.

MinisterVerdonk

Dat klopt; dat is het blokje godsdienst en levensovertuiging. Ik kom allereerst te spreken over de stand van zaken bij de imamopleidingen. Er zijn twee trajecten. Aan de ene kant is er het traject van het ministerie van OCW. In februari is er subsidie verleend aan de Vrije Universiteit Amsterdam voor de ontwikkeling van een opleiding tot master islamitisch geestelijk verzorger. De opleiding is in september gestart met 30 studenten. Onlangs is er een tweede ronde geweest onder de universiteiten om te kijken wie er belangstelling heeft voor het opzetten van zo'n opleiding. Alleen de Universiteit Leiden heeft een voorstel ingediend. Er is nog geen overeenstemming op dit moment over de financiering van dit voorstel. In januari vindt verder overleg plaats.

Waarom doen Diyanet, ISN en TICF niet mee? Zij hebben aanvullende eisen gesteld die voor Inholland en voor de vijf koepels onacceptabel waren. Zij hebben zich teruggetrokken. Het aantal moskeeën dat op dit moment meedoet is ruim voldoende: 95 Marokkaanse en 104 Turkse moskeeën. In januari 2006 heb ik een afspraak met de Raad voor Religieuze Zaken van Diyanet. Dan spreken wij ook over de beweging die zij nu hebben gemaakt.

Ook is gevraagd waarom de CGI niet meedoet. De heer Sini heeft met alle zeven koepels van het CMO, met vier koepels van de CGI en met de IMO gesproken. De CGI wilde dezelfde mate van invloed als het CMO. Dat is niet werkbaar en niet logisch. Zij hebben veel minder imams dan het CMO. Op dit moment vertegenwoordigen de vijf koepels 224 moskeeën. Daar heb ik voor gekozen. Dat zijn zowel Turkse en Marokkaanse als Surinaamse moskeeën. Dat is mooi om mee te starten. Het is altijd mogelijk voor andere islamitische organisaties om zelf aan de gang te gaan en zich alsnog in te voegen in deze opleiding, maar ook om met andere onderwijsinstellingen het gesprek aan te gaan.

Ik ben heel blij met de imamopleiding van Inholland. Dat is een heel goede start. Het is echt een novum. Meer opleidingen zijn gewenst. Daarvoor is initiatief nodig van andere moslimorganisaties.

De heer Dijsselbloem beschuldigde mij ervan dat ik met Islam en Burgerschap een politiek punt wil maken. Ik wil daar helemaal geen politiek punt mee maken. Ik zie echt geen enkele reden om Islam en Burgerschap te blijven subsidiëren. Dat heb ik al eerder aangegeven. Ik ben geen voorstander van structurele subsidies aan organisaties. Ik wil allerlei activiteiten ondersteunen, maar geen organisaties. Sinds de oprichting van Islam en Burgerschap in 1998 is er veel veranderd. Er waren toen wel islamitische koepelorganisaties, maar die waren vooral bezig met hun eigen belangen. Op dit moment hebben wij heel veel actieve islamitische organisaties. Islam en Burgerschap heeft een belangrijke rol gespeeld bij het activeren van die islamitische organisaties. De situatie is dus heel anders. Intussen spelen veel actieve islamitische organisaties dezelfde rol als Islam en Burgerschap dat toen deed.

In 2005 is de afvloeiingsregeling voor de enige medewerker van Islam en Burgerschap door Justitie betaald. Islam en Burgerschap heeft nu wel een bestuur, maar geen medewerkers. Gevraagd is om drie activiteiten te noemen van Islam en Burgerschap in 2005. In 2004 hebben wij een extern adviesbureau een onderzoek laten doen naar de levensvatbaarheid van Islam en Burgerschap. De conclusie was dat Islam en Burgerschap wel levensvatbaar is, maar niet in staat om trajecten te starten omdat er te veel interne twisten zijn. Het adviesbureau heeft daarom ten einde raad de opdracht teruggegeven. Ik spreek regelmatig met de heer Sini. Hij was in feite dé vertegenwoordiger van Islam en Burgerschap. Hij is ook degene geweest die de imamopleiding van de grond heeft gekregen. Daar ben ik heel blij mee en heel dankbaar voor. Er is dus helemaal niets politieks aan. Naar mijn mening is dit gewoon het einde van Islam en Burgerschap. Er zijn andere organisaties die deze functie hebben overgenomen. Ik zie daarom geen enkele reden om Islam en Burgerschap te blijven subsidiëren.

De heer Dijsselbloem heeft gevraagd naar de evaluatie van het CMO. Ik kan mij die vraag voorstellen en daarom heb ik opdracht gegeven om die evaluatie te maken. Begin januari wordt het evaluatierapport opgeleverd.

Ook ik ben voorstander van één contactorgaan, maar het blijkt steeds maar weer niet mogelijk om alle moslimorganisaties tegelijkertijd aan tafel te krijgen. Het gebeurt wel eens, maar er is zoveel onderlinge twist dat het erg moeilijk blijft. Het is echter nog steeds mijn ultieme streven om het voor elkaar te krijgen. Voorlopig praat ik dus met CMO en CGI en ik probeer ze zoveel mogelijk bij elkaar te krijgen.

Mevrouw Lambrechts stelde dat de islam een negatief imago heeft onder de bevolking. Daarom ook is het zo belangrijk dat het kabinet spreekt met moslimorganisaties. Het gaat erom dat moslims, die willen integreren in Nederland, een plaats in Nederland krijgen. Het kabinet neemt in ieder geval geen negatieve houding aan ten opzichte van de islam. Die beeldvorming prik ik graag door.

Nog deze maand zal het kabinet reageren op het ACVZ-advies over toelating en verblijf voor religieuze doeleinden.

De heer Van de Camp stelde nog een vraag over het immuun zijn van bepaalde mensen. Dat was een beeldspraak om duidelijk te maken hoe sterk Turken en Marokkanen gehecht zijn aan hun godsdienst.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Mijn fractie is onaangenaam verrast door het feit dat het kabinet nog steeds in gesprek is met buitenlandse mogendheden en organisaties als Diyanet. Tijdens de bespreking van het rapport van de commissie-Blok was een grote meerderheid van de Kamer tegen buitenlandse invloeden. De minister is naar Marokko geweest. Heeft zij toen de Marokkaanse autoriteiten duidelijk gemaakt dat zij moeten afblijven van onze Marokkanen?

MinisterVerdonk

Ik onderschrijf volmondig de mening van de Kamer. Het feit dat Diyanet zich heeft teruggetrokken, zal een onderwerp zijn in het gesprek dat ik in januari 2006 heb met vertegenwoordigers van deze organisatie. Ik ben voor imams in Nederland die goed ingeburgerd zijn en ik ben niet voor imams die van overal komen en die niet weten hoe het er in de Nederlandse samenleving aan toegaat. Ik probeer stapje voor stapje dat doel te realiseren. Dat kan natuurlijk niet van de ene op de andere dag. In antwoord op de vraag of ik tegen de Marokkaanse autoriteiten heb gezegd dat zij van de Marokkanen in Nederland moeten afblijven, merk ik op dat het er vooral om gaat wat de mensen zelf uitstralen. Het zou goed zijn als Marokkaanse mensen in Nederland met een dubbele nationaliteit zouden uitstralen dat zij Nederlander zijn. Ik ken heel veel geslaagde Marokkanen in Nederland, en die hebben het Marokkaanse paspoort nog ergens in een vakje liggen maar gebruiken het eigenlijk nooit meer. Zij vinden: ik woon in Nederland en ik wil het in Nederland maken. Daar begint het mee.

De heerVan de Camp(CDA)

De verdeeldheid van de christelijke kerken in Nederland inspireert mij soms om de islam op dezelfde manier te beoordelen. Als de CGI een eigen imamopleiding zou willen oprichten, valt daar dan over te praten? In mijn betoog heb ik gezegd dat wij soms proberen om het onverenigbare te verenigen. De verdeeldheid van de Nederlandse christenen hoeft men natuurlijk niet over te nemen. Indien de moslims zich tot drie stromingen kunnen beperken, dan liggen zij al ver voor op de christenen, sprak ik als belijdend roomse jongen. Ik wil niets claimen of iemand kwetsen; ik weet niet hoe gevoelig het ligt.

MinisterVerdonk

Alleen die opmerking maakt de boodschap al heel duidelijk. De CGI kan deelnemen aan de opleiding die al bestaat. Het is goed als daarin liberale invloeden aanwezig zijn. Daarnaast kan de CGI in contact treden met onderwijsinstellingen om een eigen imamopleiding op te zetten.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Het punt Diyanet blijft een beetje hangen. Het is een terugkerend patroon dat Diyanet in gesprek gaat met de minister en meepraat over een imamopleiding. Wanneer het spannend wordt, stapt men er echter uit. Zolang het voor Diyanet eenvoudig blijft om een imam uit Ankara te laten overvliegen, is er geen druk op Turkse moskeeën om in Nederland te investeren en mee te doen aan de Nederlandse imamopleiding. Deelt de minister die analyse? Zo ja, hoe wil zij dit doorbreken? Diyanet is overigens het enige buitenlandse ministerie dat een kantoor in Nederland heeft; dat geeft al aan hoe raar de situatie is. Kan de Kamer de evaluatie van het CMO ontvangen zodra deze is afgerond? Dan weten wij wat ermee gebeurt.

MinisterVerdonk

Het spreekt voor zich dat de Kamer het CMO-evaluatie krijgt. Ik kan het niet oneens zijn met het beeld dat de heer Dijsselbloem schetst; het is gewoon de werkelijkheid. In de kabinetsreactie op het ACVZ-advies inzake toelating en verblijf voor religieuze doelstellingen zal deze problematiek een nadrukkelijke plaats krijgen. Ik probeer te werken langs de lijn zoals de heer Dijsselbloem die zonet schetste.

MevrouwLambrechts(D66)

Ik hoorde de minister praten over de negatieve houding ten opzichte van de islam: daarom spreken wij met de moslimorganisaties en willen wij één platform. Mijn oproep was niet om dat te doen maar om mensen op een andere titel met haar te laten spreken. Zij moeten niet met de minister spreken omdat zij moslim zijn maar omdat zij bijvoorbeeld ondernemer, wetenschapper of ouder zijn. Dat lijkt mij een veel vruchtbaarder weg dan de heilloze route om alle moslimorganisaties in één platform onder te brengen zodat de minister één gesprekspartner heeft.

MinisterVerdonk

Ik wil niet van alle moslimorganisaties één organisatie maken, maar ik wil ze wel allemaal rond de tafel krijgen om één keer te vergaderen. Dat lijkt mij voldoende. Ik respecteer iedereen in zijn of haar godsdienst, maar dit hoeft niet altijd de eerste insteek te zijn. Er zijn heel veel andere zaken belangrijk in het leven. Mevrouw Azough zegt steeds tegen mij en het kabinet dat wij de discussie islamiseren. Vervolgens praten wij over een slager en begint mevrouw Azough over een "islamitische slager". Zelf zou ik dat begrip niet gebruiken maar spreken van een Turkse slager. Zo heeft ieder zijn eigen insteek.

MevrouwLambrechts(D66)

Het was een antwoord op mijn vraag, maar de aandacht ging langzaam over naar mevrouw Azough. Mijn oproep aan de minister is om dat dan ook niet te doen. Wij hebben het wel steeds over de contacten met de moslimgroepen, maar heel weinig over de contacten en de platforms met nieuwe Nederlanders uit andere hoofde dan het feit dat zij islamitisch zijn.

MinisterVerdonk

Dat ben ik helemaal niet met mevrouw Lambrechts eens. Ik praat een keer in de zes weken met het Landelijk Overleg Minderheden. Iedereen zit dan aan tafel behalve de moslimorganisaties. Ook de vluchtelingenorganisaties zitten aan tafel in het kader van het LOM. Ik spreek met allerlei organisaties en het liefste spreek ik met organisaties die zich bezighouden met zowel allochtone als autochtone mensen, want zij leveren een daadwerkelijke bijdrage aan de integratie. Het overleg met de moslimorganisaties is één van de overleggen die ik voer en meer gewicht heeft dat overleg ook niet.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Een Turkse slager slacht niet volgens de Turkse wet, maar volgens de islamitische leer en dat maakt hem tot een islamitische slager. Mijn vraag gaat over mijn referentie aan de heer Bolkestein. De heer Bolkestein heeft duidelijk gemaakt dat hij bang is voor een islamitische burgemeester in Amsterdam. Is de minister ook bang voor een islamitische burgemeester?

MinisterVerdonk

Ik ben bang voor burgemeesters die niet professioneel zijn. Ik ben bang voor burgemeesters die niet goed een gemeente durven te besturen. Als er een burgemeester komt die hier de islamitische wetten wil invoeren, dan ben ik daar een groot tegenstander van. Ik heb niets tegen een burgemeester die gewoon binnen de regels van onze democratische rechtsstaat burgemeester wil zijn en ook nog de juiste mens – het mag natuurlijk ook een vrouw zijn – op de juiste plek is. Het maakt dan niet uit of het bijvoorbeeld een christen of een moslim is.

De heerVarela(LPF)

U stelt hopelijk een aantal criteria aan zelforganisaties. Ik hoop dat u ook kijkt naar de achterban die zij vertegenwoordigen, de doelen die zij zich stellen en hoe u ze eventueel kunt afrekenen.

MinisterVerdonk

Dat kan ik alleen maar bevestigen.

De heerVan de Camp(CDA)

Ik heb altijd begrepen dat het kenmerk van een zelforganisatie is dat u de criteria niet toetst, tenzij men in strijd komt met de Grondwet, enzovoort. Het lijkt mij dat u met uw handen van zelforganisaties moet afblijven.

MinisterVerdonk

De enige zelforganisaties die ik nog subsidieer, zijn de samenwerkingsverbanden. Voor de rest beperk ik mij tot het subsidiëren van organisaties die de integratie op nummer 1 in het vaandel hebben of tot hoofddoel hebben. Dat betekent dat ik organisaties wil subsidiëren die duidelijk gericht zijn op integratie en waarvan allochtone en autochtone mensen lid zijn.

De voorzitter:

De minister gaat nu over naar het volgende blok betreffende activiteiten met betrekking tot radicalisering.

MinisterVerdonk

Ik heb naar aanleiding van het amendement om een aantal middelen toe te voegen aan het budget ter bestrijding van radicalisering, op een rijtje laten zetten wat wij al doen aan het tegengaan van radicalisering. Ik zal een aantal voorbeelden noemen, maar ik kan nu al aansluiten bij de woorden van de heer Van de Camp: laten wij eerst eens gaan doen wat wij hebben beloofd. Laten wij eerst die activiteiten ontwikkelen voordat wij er een pot geld bij zetten.

FORUM houdt zich bezig met expertiseversterking van professionals en bestuurders van de veiligheid- en de jeugdketen. Wij zijn bezig de weerbaarheid van jeugd te verbeteren door middel van bijvoorbeeld summerschools en coaching naar arbeid. Wij zijn bezig de binding te versterken, bijvoorbeeld door intergenerationele gesprekken en netwerken van sociale cohesie. In zes gemeenten is daarmee een start gemaakt. Voorts is er aandacht voor kennisvergroting over de islam in de moderne samenleving door middel van nationale en internationale publicaties, conferenties en de leergang islam en moderniteit. Wij ondersteunen het lokaal bestuur met behulp van het Servicecentrum Integratie en de handreiking preventie radicalisering. Tevens worden op maat gesneden adviezen gegeven. Ook het LOM verricht allerlei activiteiten. Het werkt bijvoorbeeld met rolmodellen. In de Randstad zijn pilotprojecten opgestart die tot doel hebben om het studierendement te verbeteren en schooluitval te voorkomen. Op websites wordt voorlichting gegeven en er worden gesprekken gevoerd met webbeheerders van Maroc.nl en Marokko.nl over het ontwikkelen van interactieve subwebsites met de mogelijkheid van een voicechat, zodat jongeren vragen aan de imam kunnen stellen. Daarnaast worden er voorbereidingen getroffen voor twee landelijke conferenties over de politiek en de islam waaraan 150 mensen kunnen deelnemen. Ook worden er studiedagen voor imams georganiseerd en is er een actieprogramma gemaakt in het kader van de weerbaarheid van vluchtelingen. Ten behoeve van vluchtelingen zijn introductiebijeenkomsten gepland. Tevens zal er een website worden ontwikkeld en is er actie ondernomen om netwerken te ontwikkelen.

Het CGI houdt zich bezig met empowerment voor vrouwen en meisjes, alsmede met de vermaatschappelijking van moskeeorganisaties. Er is actie ondernomen om het Ramadan Festival te organiseren. Tijdens dat festival waren veel platforms aanwezig en er waren nogal wat mogelijkheden voor autochtone en allochtone burgers om elkaar te ontmoeten.

Het CMO houdt zich bezig met het organiseren van een internationale conferentie. Tevens ontwikkelt het CMO een website die tot doel heeft om de discussie tussen jongeren en imams op gang te brengen. De Vereniging van Imams organiseert een bijscholing voor imams. Daarnaast zullen bijeenkomsten worden georganiseerd over radicalisering en het bijscholen van imams op het terrein van de democratie. Over moslims en mensenrechten zal door de ISBI een symposium worden georganiseerd en er wordt onderzoek gedaan naar de achtergronden van moslimjongeren om voor de radicale of voor de democratische islam te kiezen. Vóór maart 2006 zal dat onderzoek afgerond zijn. In samenwerking met de NCTb en het WODC doe ik een breed beleidseffectonderzoek. Dat is een verkenning naar gewenst onderzoek in samenwerking met grote gemeenten en universiteiten.

Ook andere ministeries en organisaties zijn nauw bij dit onderwerp betrokken. Ik noem het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Justitie, de Dienst Justitiële instellingen, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de AIVD, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de politie, de NCTb, de DCM, de directie Vreemdelingenbeleid en de IND. De NCTb richt zich op dit moment op allerlei maatregelen en werkt daarbij veelvuldig samen met gemeenten. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NCTb en de VNI stimuleren gemeenten door middel van het inrichten van ambtelijke netwerken en het regelmatig organiseren van bijeenkomsten en werkgroepen. Tevens komt de signalering aan de orde, de informatiehuishouding wordt ingericht en er worden maatregelen genomen vanuit het perspectief van de integratie. Ook de ondersteuning van scholen en van de politie wordt niet uit het oog verloren. Daarnaast is er aandacht voor jongerenwerk. Uit dit alles blijkt dat wij op dit moment heel veel doen. Het bedrag van 3 mln. is nodig om al die activiteiten te ontplooien.

Ik vind het belangrijk om een mentaliteitsverandering tot stand te brengen. Door middel van rolmodellen kan aan zowel allochtone als aan autochtone individuen duidelijk worden gemaakt dat het in veel gevallen goed gaat.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ons amendement is heel duidelijk. Het gaat vooral om de roc's en de mbo-scholen. Ik word veelvuldig gebeld door alle organisaties en diensten die zojuist door de minister zijn genoemd. Zij klagen allemaal over het feit dat er te weinig geld is. Die organisaties en diensten hebben veel ideeën, maar zij kunnen die vanwege geldgebrek niet uitvoeren.

MinisterVerdonk

Het is helaas niet mogelijk om iedereen financieel te ondersteunen die klaagt over een tekort aan financiële middelen. Als ik dat zou moeten doen, had ik een geldboom nodig. Er gebeurt op scholen echter wel veel. Op het vmbo vindt op dit moment één op één de koppeling plaats van een bekende allochtone Nederlander met een jongere. De werving en selectie daarvoor is begonnen. Er zijn in het hoger onderwijs allerlei discussiebijeenkomsten van studenten. Wij hebben die summer schools gehad. Er wordt van alles georganiseerd. Als die scholen zich wenden tot de organisaties die ik net heb genoemd, dus niet tot mevrouw Hirsi Ali, die allemaal subsidie hebben gekregen om allerlei activiteiten te ontwikkelen, dan zal ik graag vernemen wat daarvan het resultaat is.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik zal er in mijn tweede termijn op terugkomen, maar het is heel opvallend hoe anders getoonzet de minister nu reageert dan tijdens het debat over haar nota Weerbaarheid. Aan het einde van dat debat heeft zij gezegd dat ook zij vond dat er wel weinig geld voor beschikbaar was en dat het welkom zou zijn als er meer geld voor kwam. Dat was, meen ik, een reactie op een opmerking van verschillende Kamerleden en in ieder geval op een motie die door mevrouw Lambrechts en mij is ingediend. Het blijft natuurlijk een opvallend verschil tussen de 400 mln. plus die het kabinet uitgeeft aan terrorismebestrijding – zeer terecht, allemaal nodig – en de schamele 3 mln. die nodig is om een veel breder en lastiger grijpbaar fenomeen van radicalisering tegen te gaan. Dat zijn buitenproportioneel scheve verhoudingen.

MinisterVerdonk

Ik heb een iets andere beleving dan de heer Dijsselbloem van het debat over de weerbaarheid. Ook daarin heb ik steeds gezegd: "Laten wij nu starten. Laten wij nu het geld gaan uitgeven. Laten wij het nu gaan wegzetten bij de goede projecten." Dat is mijn houding geweest in dat debat. Natuurlijk kunnen wij op een bepaald moment – niet nu, maar laten wij dat volgend jaar bezien – tegen elkaar zeggen dat het loopt, dat er toch te weinig geld is en dat meer activiteiten moeten worden ontwikkeld. Dan kunnen wij er op dat moment over praten. Ik stel voor om dat nu niet te doen.

Ik heb net een aantal andere departementen genoemd en ook de AIVD en de NCTb als organisaties die zich bezig houden met het voorkomen van radicalisering. Dat betreft geen geld uit die 3 mln. Dat komt bijvoorbeeld uit die 400 mln. Die 3 mln. is het budget dat ik zelf heb weggezet voor allerlei activiteiten. Andere departementen en overheidsorganisaties hebben hun eigen budget en leveren een deel van hun eigen budget aan het tegengaan van radicalisering.

Ik kom op de inburgering. De heer Dijsselbloem heeft gevraagd waarom niet meer oudkomers in de trajecten meedraaien en wat de resultaten zijn. Het beschikbare budget wordt op dit moment volledig ingezet voor nieuwkomers en oudkomers. De nieuwe Wet inburgering maakt het mogelijk dat nog meer mensen zullen kunnen inburgeren. Laat ik mij voor de resultaten beperken tot de gegevens over 2004. Het aantal meldingsplichtigen was toen bijna drieëntwintigduizend, het aantal starters twintigduizend, het aantal afronders ongeveer twintigduizend. Het gemiddelde eindniveau was 1.31. Het aantal deelnemers aan de inburgeringstrajecten was 46.500. 5% Is uitgevallen. Dat waren de nieuwkomers.

Van de oudkomers was het aantal starters bijna twintigduizend en het aantal afronders bijna dertienduizend. Het aantal deelnemers aan de inburgeringstrajecten zit nog op een kleine veertigduizend. 11% Is uitgevallen.

De heer Dijsselbloem heeft gevraagd waarom de inburgering voor de statushouders in asielzoekerscentra niet verplicht wordt. Daar hebben wij op dit moment een goed project opgezet voor het inburgeren, het maken van portfolio's en dergelijke. In de huidige Wet inburgering nieuwkomers start de inburgering na uitplaatsing in de gemeente. De trajecten in het COA zijn daarom vrijwillig omdat ik pas kan verplichten als mensen in een gemeente gaan wonen. Dan kan immers ook worden gehandhaafd. In het nieuwe stelsel ontstaat de inburgeringsplicht op het moment van de statusverkrijging. Dat komt doordat de systematiek van de nieuwe wet anders is. De plicht staat erin, maar hoe de inburgeringsplichtige dat oppakt, staat hem of haar vrij. De heer Dijsselbloem heeft gevraagd waarom oudkomersgelden niet worden ingezet voor docenten in het basisonderwijs die cursussen geven aan vrouwen aldaar. De gemeenten moeten bepaalde afspraken maken met uitvoerende instellingen. In dit voorbeeld is dat de basisschool, die cursussen gaat geven aan vrouwen. Dat is nu al mogelijk en in het nieuwe stelsel handhaven wij dat.

Er is gevraagd naar de cijfers van de wachtlijsten van de inburgering. Er is echter geen onderzoek meer gedaan naar de inburgering sinds de afschaffing van het project. De laatste meting van de wachtlijsten voor oudkomers voor NT2 die wij kennen, dateert van mei 2004. Ik heb dat onderzoek aan de Kamer aangeboden en ik rapporteer haar jaarlijks over de kernprestaties van het oudkomersbeleid. Het gaat dan over de gegevens van het aantal starters en afronders en over de uitval en de taalvaardigheid. Ik heb de Kamer die gegevens zojuist verstrekt.

De huisvesting van de statushouders blijft een probleem. Minister Dekker en ik zitten tijdens het bestuurlijk overleg regelmatig aan de tafel met gemeenten en provincies. Er worden inspanningen verricht, maar er is nog een aanzienlijk aantal gemeenten dat achterblijft bij de taakstelling. Per 1 mei 2005 is de Huisvestingswet gewijzigd, waardoor er meer instrumenten zijn gecreëerd waarmee nalatige gemeenten kunnen worden gedwongen hun taakstelling te realiseren. Het ziet er op dit moment naar uit dat het onontkoombaar is dat deze instrumenten worden ingezet. Ook minister Dekker vindt dat er nu lang genoeg is gepraat. Een en ander moet natuurlijk wel zorgvuldig gebeuren.

Bij het werken door asielzoekers hanteer ik een maximumtermijn van twaalf weken per jaar. Dat is de normale regeling en die voorkomt dat er aanspraken ontstaan op de sociale zekerheid. Men kan vrijwilligerswerk verrichten, maar niet tegen betaling.

Er is gevraagd of de aanvullende middelen van 90 mln. ten behoeve van allochtone vrouwen en meisjes nu zeker zijn gesteld. Dat is het geval. Op 25 november heeft het kabinet besloten uit de generale middelen het weggevallen ESF-budget voor de inburgering te compenseren. Dat betekent dat een bedrag van 90 mln. beschikbaar komt voor de gemeenten.

Er is gevraagd of het transitiebudget niet lijdt onder het wegvallen van de ESF-bedragen. Dat is niet het geval en dit staat ook los van het budget voor de doelgroep.

De afspraken met de Bve-raad staan er nog. Er is gevraagd naar de hardheidsclausule. Alles staat in het convenant met de Bve-raad. Mijn collega Rutte heeft dat nog eens schriftelijk bevestigd en de ontstane ruis is daarmee weggenomen.

Mevrouw Azough heeft gevraagd naar de maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen in het nieuwe stelsel. De vluchtelingen staan er in het nieuwe stelsel niet alleen voor. De statushouders die nog in de opvang verblijven, kunnen kosteloos beginnen met hun inburgering. De vluchtelingen en statushouders die recht hebben op bijvoorbeeld een bijstandsuitkering, zijn een geprioriteerde groep binnen de inburgering en komen in beginsel in aanmerking voor het gecombineerde reïntegratie-inburgeringstraject van de gemeente. Voor de vluchteling die zelf een traject inkoopt, voorzie ik in een lening en een vergoedingsfaciliteit.

MevrouwKant(SP)

De minister heeft gezegd dat er geen cijfers over wachtlijsten bestaan. Het lijkt op dezelfde truc die de minister van Volksgezondheid toepast bij wachtlijsten in de ziekenhuizen, die worden ook niet meer bijgehouden, maar daarmee is het probleem niet van tafel. Misschien wil de minister toch ingaan op de kritische vragen die zijn gesteld over het feit dat er in de praktijk wel degelijk minder aanbod dan vraag is. Mensen die zeer bereid zijn om een cursus te volgen, kunnen niet terecht. Dat moet de minister toch aan het hart gaan als minister voor Integratie.

MinisterVerdonk

Dat gaat mij aan het hart, maar ik heb daarover geen cijfers. Het is natuurlijk niet zo dat mensen helemaal niets kunnen als zij op een wachtlijst staan. Iemand kan zelf veel doen aan de inburgering. Ik was laatst op een onderwijsinstituut in Rotterdam. Daar gaf men duidelijk aan dat de inburgeringscursus maar een deel is. Een burger in Nederland voert zijn eigen regie van zijn eigen leven. Naast de inburgeringscursus is dat ook Nederlandse televisie kijken en met Nederlanders praten. Allerlei activiteiten zijn mogelijk die iemand zelf kan ondernemen. Hetzelfde geldt als iemand een computer in huis heeft en een internetcursus gaat volgen. Er zijn zoveel kansen die iemand nu al kan grijpen. Ik ben momenteel bezig om de nieuwe wet vorm en inhoud te geven en ik hoop daarmee in de loop van volgend jaar van start te gaan.

MevrouwKant(SP)

Dat vinden wij allemaal wat de minister zegt; wat heb ik nu aan zo'n antwoord? Daaraan hebben de mensen die al jaren gemotiveerd zijn om zo'n cursus te volgen en niet aan de bak komen, helemaal niets! Na de commissie-Blok hebben wij allemaal geconstateerd dat taal het allerbelangrijkste is, en nog steeds moet men wachten voordat er een cursus is. Dat is de verantwoordelijkheid van deze minister.

MinisterVerdonk

Wij hebben daarover geen cijfers. Als mevrouw wel cijfers heeft, hoor ik die graag! Het wordt niet meer geregistreerd, dus ik heb geen cijfers en mevrouw Kant heeft die ook niet. Ik vraag mij af waarover wij dan spreken.

MevrouwKant(SP)

De minister houdt geen cijfers meer bij en dan is het probleem weg. Mooie manier van regeren!

MinisterVerdonk

Kan mevrouw Kant bewijzen dat er wachtlijsten zijn?

MevrouwKant(SP)

Hoeveel mensen wil de minister hebben die op een wachtlijst staan? Ik ken ze!

De heerDijsselbloem(PvdA)

Voor mij ligt de kwalitatieve rapportage 2004, die gaat over de inburgering van oudkomers. Er bestaat ook een rapportage over nieuwkomers. Misschien moet de minister die stukken eens bestuderen, zij zijn in opdracht van haar ministerie gemaakt en naar de Kamer gestuurd.

In 2004 zijn er 20.000 oudkomers gestart met cursussen, dus dat gaat goed. Ik lees in dit stuk, en ik citeer: in 2004 zijn er 14.860 oudkomers gestart. Dat is 14% minder dan in 2003. Ik weet vrijwel zeker dat in dit stuk wel degelijk het cijfer over de wachtlijsten staat. Als de minister mij even de tijd geeft ga ik dat ook vinden. Vrij geciteerd staat er dat er rond de tienduizend mensen structureel op wachtlijsten staan voor oudkomersplaatsen in de grote steden.

Ik heb een vraag gesteld over de inburgering op het azc. Daar is een project gestart waarover ik zeer positief ben. Is dat project qua schaal toegemeten op de 2500 mensen die nog steeds in de opvang zitten? Het is belangrijk dat het project wordt opgeschaald, zodat iedereen die helaas nog zit te wachten op een huis in een gemeente, toch aan de slag kan.

De gemeente Staphorst is een notoire veelpleger, in de zin dat zij jaar in jaar uit weigert een paar woningen beschikbaar te stellen voor statushouders, terwijl zij daartoe is verplicht. Andere gemeenten stellen volop woningen beschikbaar. De wijziging van de Huisvestingswet maakt het mogelijk om de kosten die nu nog drukken op het COA, neer te leggen bij een gemeente zoals Staphorst. Ik vraag de minister die maatregel in te zetten met terugwerkende kracht.

De oudkomersgelden kunnen al worden ingezet voor cursussen voor moeders die op school Nederlandse les krijgen. Maar kan dat alleen via aanbesteding? Want het is nogal gecompliceerd als een school die geld wil geven om een docent aan te stellen, dit via aanbesteding moet doen. De minister zal begrijpen wat voor bureaucratie er dan loskomt.

Ik heb ervoor gepleit om meer vrijwilligerswerk mogelijk te maken in en vanuit het azc. De minister zegt: dat mag, maar niet tegen betaling. Dat snap ik niet. Volgens mij hebt u zelf een regeling verstrekkingen asielzoekers, waarin staat dat er een vergoeding kan worden gegeven voor vrijwilligerswerk op en rond het azc. Ik pleit er zeer voor om dat ook te doen.

MinisterVerdonk

De cijfers die de heer Dijsselbloem voorleest zijn de laatste cijfers die wij hebben. Daar heb ik net ook uit geciteerd. De laatste cijfers over wachtlijsten die wij hebben zijn van mei 2004. Ik wijs erop dat wij in het nieuwe stelsel helemaal niet meer met wachtlijsten werken. Dan is de markt opengebroken. Dat heeft heel positieve effecten, want iedereen die meent een Nederlandse cursus te moeten inkopen kan dat dan ook doen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Het nieuwe stelsel is fictief. Laten wij praten over de situatie die er nu is in de steden.

MinisterVerdonk

Er worden op dit moment heel veel cursussen gegeven. Er zijn nieuwkomers en oudkomers op inburgeringscursussen. Er zijn op dit moment niet voldoende plaatsen. Juist om die reden ga ik in het nieuwe stelsel werken met een open markt. Op dit moment ontwikkelen allerlei aanbieders allerlei cursussen. Er zal aanbod genoeg zijn. Dan zijn wij van de wachtlijsten af. Iedereen kan gewoon zijn of haar traject inkopen, ook bij private aanbieders.

Bij het COA is een project met inburgeringscursussen gestart. Voor de inburgeraars en statushouders die willen is er plaats genoeg om een cursus te volgen. Wij gaan nu nog uit van vrijwilligheid. Dat zal veranderen met de nieuwe wet.

De heer Dijsselbloem noemde Staphorst als een gemeente die niet voldoet aan de taakstelling inzake statushouders. De provincie zal binnenkort moeten bekijken of binnen de provincie de taakstelling wordt weggewerkt. Daarna is het mogelijk om stappen te ondernemen jegens gemeenten. Weet van mij dat ik daar zeer kritisch naar kijk. Eerst is nu de minister van VROM aan zet. Dan zijn de provincies aan zet. Daarna nemen wij vervolgstappen.

De gemeenten moeten de Europese aanbestedingen doen waarover de heer Dijsselbloem sprak. Als er een nieuw product moet worden geleverd, moeten de gemeenten aanbesteden en niet wij.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Als een school het initiatief neemt om tijdens schooltijd les te geven aan moeders, moet de gemeente dan gaan aanbesteden of kan zij de docent betalen uit het oudkomersbudget? Waarom die bureaucratie? Het kabinet wil toch zo graag dereguleren?

MinisterVerdonk

Het is aan de gemeenten om dat in te vullen, want ik houd van dereguleren.

De heerDijsselbloem(PvdA)

De gemeenten zijn gehouden aan de aanbestedingsplicht. Dat is een red tape waar wij echt van af moeten.

MinisterVerdonk

De gemeenten zijn gebonden aan hun eigen aanbestedingsregels.

De heerVan de Camp(CDA)

Ik vind de kwestie van de wachtlijsten voor de oudkomers buitengewoon mistig. Zijn er nu wel of geen wachtlijsten?

De minister zegt steeds: onder het nieuwe stelsel. Wat bedoelt zij dan? Bedoelt zij de nieuwe wet die wij nog moeten behandelen of bedoelt zij het stelsel dat nu bijvoorbeeld via het transitietraject is ingezet?

Houdt de verdubbeling van de ESF-financiering in dat voor 2006 45 mln. beschikbaar is en voor 2007 ook 45 mln. om de achterstand bij allochtone vrouwen en meisjes weg te werken of is het voor beide jaren 22,5 mln.?

MinisterVerdonk

Met het nieuwe stelsel bedoel ik de nieuwe wet op de inburgering.

De heerVan de Camp(CDA)

Die nu in schriftelijke behandeling is?

MinisterVerdonk

Ja.

De heerVan de Camp(CDA)

Dat betekent dat wij nog een periode van een jaar of drie met wachtlijsten hebben.

MinisterVerdonk

Helemaal niet! Als de nieuwe wet ingaat, gaat ook de markt open.

De heerVan de Camp(CDA)

Als ik vandaag als oudkomer een cursus wil, kan ik die dan krijgen?

MinisterVerdonk

Als u zich bij de gemeente meldt en daar geen capaciteit meer is, kunt u daar de cursus niet krijgen. Als u wilt inkopen bij een particulier bedrijf, kan dat heel goed. Wij hoeven niet allemaal afhankelijk te zijn van de Staat. U kunt dat doen. Er zijn al bedrijven die inburgeringscursussen aanbieden.

De heerVan de Camp(CDA)

Als iemand het echter niet kan betalen en de gemeente geen capaciteit heeft, komt hij gewoon op de wachtlijst voor de oudkomers.

MinisterVerdonk

Als de capaciteit benut is, komt men op de wachtlijst voor de oudkomers.

De heerVan de Camp(CDA)

Dus er zijn wel wachtlijsten voor oudkomers!

MinisterVerdonk

Ik heb gezegd dat ik daar geen getallen over heb. Er zullen best wel mensen wachten op een cursus, maar dat is ook inherent aan het oude stelsel. Waar wij toen over spraken en waar wij nog over spreken, is het feit dat inburgeren een inspanningsverplichting is. Mensen zitten dus jaren en jaren plaatsen bezet te houden op die scholen. Wij gaan in het nieuwe stelsel werken met een examenverplichting en dan zit er ook een einde aan. Verder kan ik nog zeggen dat er twee keer een bedrag van 45 mln. is, dus in totaal 90 mln.

De heerVan de Camp(CDA)

Dat is helder.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Ik wil nog even doorgaan op de vraag van de heer Van de Camp. Is het niet veel verstandiger om iemand die zich aanmeldt voor een cursus, maar deze niet kan betalen, een lening te geven die hij later kan terugbetalen, dan om hem op een wachtlijst te zetten?

MinisterVerdonk

Wat mevrouw Hirsi Ali wil, heb ik over een half jaar gerealiseerd. Laten wij snel met elkaar over de WIN praten, zodat wij het nieuwe stelsel snel kunnen invoeren.

MevrouwLambrechts(D66)

De minister zegt dat de wachtlijsten inherent zijn aan het oude stelsel. Mijn vraag is of die niet inherent zijn aan de situatie waarin wij terechtgekomen zijn. Het oude stelsel wordt afgebouwd, maar het nieuwe stelsel is nog niet klaar en de wachtlijsten lopen op. Verder heb ik de minister in eerste termijn gevraagd om een realistische inschatting te geven van het moment waarop wij zouden kunnen gaan werken met de nieuwe wet.

MinisterVerdonk

Ik kan mevrouw Lambrechts geruststellen: het oude stelsel is nog helemaal niet afgebouwd, het oude stelsel draait nog op volle toeren. Voor de inwerkingtreding van de WIN zijn wij vooral afhankelijk van het verloop van de behandeling in de Kamer. Ik ga er nog steeds vanuit dat de wet voor de zomer van 2006 ingevoerd kan worden.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Wil de minister nu echt beweren dat de problemen van de afgelopen jaren, waarin roc's niet wisten waar ze aan toe waren, waarin roc's naar een nieuw systeem moesten, waarin roc's met een level playing field moesten gaan werken terwijl er nog absoluut geen garanties waren voor hun werkzaamheden, geen effect hebben gehad op het aanbod?

MinisterVerdonk

Tot nu toe hebben gemeenten en roc's steeds hetzelfde bedrag gekregen. Voor dat geld worden cursussen ingekocht. Ik neem aan dat de roc's die cursussen gewoon geleverd hebben. Als dat niet zo is, hadden de gemeenten aan de bel moeten trekken. Er is gewoon hetzelfde bedrag betaald.

Mevrouw Hirsi Ali vraagt of bij eergerelateerd geweld de broers en mannen vervolgd kunnen worden. De Kamer weet dat er bij de huidige aanpak van deze kwestie al aandacht is voor opsporing en vervolging. Ik heb daarover geen exacte cijfers voorhanden. De minister van Justitie gaat uit van de toereikendheid van het wettelijk kader. Dat wordt overigens ook gesteund door professionals bij de Politie Haaglanden.

In de kwestie rond het achterlaten van vrouwen en kinderen in het land van herkomst is in 2005 ingezet op preventie. De Kamer weet dat ik heb samengewerkt met de werkgroep Mudawanna in Nederland en de SSR in Marokko. Er is een tijdelijk verblijf geregeld om scheiding en alimentatie onder Nederlands recht te regelen, omdat de voorwaarden hier veel gunstiger zijn. De voorlichtingsbijeenkomsten over achterlating gaan deze week van start in Den Bosch en in Amsterdam. Op 9 december heb ik de wegwijzer achterlating naar de Kamer gestuurd. De inzet in 2006 zal gericht zijn op mannen in dit soort negatieve cultuurgerelateerde praktijken.

Staatssecretaris Ross is verantwoordelijk voor de opvang van minderjarige meisjes die wegvluchten voor achterlating of te maken hebben met eergerelateerd geweld. Een aantal instellingen in de vrouwenopvang neemt wel minderjarige meisjes op, in tegenstelling tot berichten in de krant. De opvang in het algemeen van vrouwen onder de achttien versus vrouwen boven de achttien is wel een punt van aandacht, ook voor de staatssecretaris van VWS. In januari 2006 kan de Kamer over dit onderwerp met de staatssecretaris van VWS spreken.

Het advies van de ACVZ over gedwongen huwelijken heb ik ontvangen, maar ik heb opnieuw een aantal vragen neergelegd bij de ACVZ. Men werkt het advies op dit moment verder uit. Ik verwacht het in april 2006.

De heer Van de Camp stelde een vraag over de Belgiëroute. Burgers in Europa mogen gebruikmaken van het gemeenschapsrecht. Als het om gewoon "gebruikmaken van" gaat, wil ik daar niets tegen doen en kan ik daar niets tegen doen. Het aantonen en sanctioneren van misbruik – daar hebben wij het over – is heel complex. Op dit moment zijn mijn ambtenaren met hun Belgische collega's in overleg om afspraken te maken over het uitwisselen van informatie om de problematiek beter inzichtelijk te maken. Wij willen graag van de Belgische autoriteiten weten of de Nederlanders die zich in België vestigen voldoen aan de voorwaarden. Die voorwaarden zijn dat zij daar werk en huisvesting hebben. Daar wordt tot op dit moment niet echt op gecontroleerd. Er wordt nu gesproken met Belgische collega's om dat te gaan controleren en daar afspraken over te maken.

De voorzitter:

Ik constateer dat de voor de tweede termijn resterende spreektijd voor de meeste leden erg gering is. De heer Van de Camp en mevrouw Hirsi Ali hebben nog twee minuten, de heren Dijsselbloem en Varela en mevrouw Kant hebben ieder nog één minuut. Alle andere leden hebben nul minuten of minder. Ik geef alle leden één minuut erbij, zodat iedereen ten minste nog één motie kan voorlezen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Voorzitter. De minister heeft een zeer kritische Kamer tegenover zich gevonden. Een paar dingen zijn blijven hangen. Op een aantal speerpunten wilde de Kamer veel concretere acties zien van deze minister. Ik noem de problematiek van de stages en de heel taaie problematiek van de segregatie in het onderwijs en in de woonwijken. In feite zegt de meerderheid van de Kamer dat deze twee portefeuilles niet meer inéén hand moeten zijn. Dat moet pijnlijk zijn voor deze minister.

Ik stel het niet met tevredenheid vast, maar ik vind het een gemiste kans. De kabinetsperiode is bijna voorbij. Wij hebben veel kansen laten liggen om de integratie daadwerkelijk te verbeteren. Ik heb een aantal concrete punten naar voren gebracht in een poging die trein alsnog in beweging te zetten. Gelet op mijn spreektijd, kan ik er slechts enkele aanstippen.

Ik heb vier amendementen ingediend, maar de minister heeft niet op alle amendementen gereageerd, onder andere niet op het amendement over de aanpak van de problematiek rond seksualiteit onder allochtone jongeren. Ik ga mijn betoogje op dat punt niet herhalen, maar ik dacht dat de minister daarop niet had gereageerd. Uiteraard houd ik dit amendement staande.

De Kamer kent alle projecten die de minister heeft opgenoemd. De Kamer vindt één ding zeer belangrijk, naast het mer à boire van projectjes en ideeën, en dat is het ondersteunen van de onderwijsinstellingen die de radicalisering onder hun ogen zien gebeuren. Die onderwijsinstellingen hebben ons duidelijk gemaakt dat zij daarmee moeilijk kunnen omgaan. Zij weten niet wanneer het radicalisering is, wanneer zij zich zorgen moeten maken en wat de beste strategie is om daarop te reageren. Zij hechten er zeer aan om op dat punt ondersteund te worden. Daarover gaat het andere amendement, dat ik samen met mevrouw Hirsi Ali heb ingediend.

Ik wil een motie indienen over de scholen. Ik denk dat de minister en ik langs elkaar heen praten. Misschien kan dat nog worden opgelost. In dat geval trek ik deze motie in. Scholen willen moeders lesgeven op de school tijdens schooltijd. Zij vragen de gemeenten om een klein budget daarvoor. Dat budget is niet bestemd voor lokalen of verwarming, dat is allemaal geregeld, maar puur voor de uren van de docenten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ten minste een half miljoen oudkomers alsnog Nederlands moeten leren en dat daarvoor een brede inzet van betrokkenen, waaronder scholen en vrijwilligers, nodig is;

constaterende dat met het geld dat gemeenten krijgen voor inburgering van oudkomers verplicht door middel van aanbesteding cursussen moeten worden ingekocht;

van oordeel dat een gemeente die een deel van deze middelen wil besteden om basisscholen in staat te stellen tijdens schooltijd Nederlandse les te geven aan ouders van schoolgaande kinderen, hierbij geen belemmeringen in regelgeving moet tegenkomen;

verzoekt de regering, de verplichte aanbesteding door gemeenten van oudkomersmiddelen zo spoedig mogelijk op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (30300-VI).

De heerDijsselbloem(PvdA)

Mijn tweede motie gaat over het activeren van asielzoekers tijdens hun nog altijd lange verblijf in de opvang.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het blijvend activeren van asielzoekers gedurende de lange periode van onzekerheid tijdens de asielprocedure van groot belang is voor het welzijn van betrokkenen gedurende de periode van de opvang en voor hun snelle integratie na eventuele toelating;

constaterende dat in de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers de mogelijkheid wordt geboden asielzoekers een vergoeding te geven voor het verrichten van werkzaamheden in en rondom de opvangvoorziening;

constaterende dat deze mogelijkheid ook geldt voor het verrichten van vrijwilligerswerk;

verzoekt de regering, voorstellen aan de Kamer voor te leggen om van de mogelijkheid om asielzoekers een vergoeding te geven voor het verrichten van werkzaamheden structureel gebruik te gaan maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Lambrechts en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (30300-VI).

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik ben er vast van overtuigd dat dit eraan bijdraagt om de lethargie waar asielzoekers soms jarenlang in vastzitten, te doorbreken.

De heerVan de Camp(CDA)

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar uitgebreide beantwoording. Ook ik zie in toenemende mate de spanning binnen haar portefeuille. Dat is breder dan een imagoprobleem.

Wat gebeurt er als de Kamer de twee amendementen van de heer Dijsselbloem en mevrouw Hirsi Ali aanneemt? Mijn fractie staat sympathiek tegenover deze amendementen. Misschien is het beter om twee keer 3 mln. uit te geven aan concrete projecten dan 10 mln. aan een integratiecampagne waarvan ik nog niet precies kan overzien wat het nut is.

De Kamer heeft in september 2004 twee setjes schriftelijke vragen gesteld over de Belgiëroute en het is dan natuurlijk wel vreemd dat de minister nu een gesprek aangaat met de Belgen om de omvang van de problematiek te inventariseren. Ik zou graag willen dat zij met de Belgen tot de sluitende afspraak komt dat de Nederlandse inburgering niet wordt vermeden via bedoelde route.

Voorzitter. Over de homogene witte gezelschappen wil ik een motie indienen. Dat begint mij namelijk steeds meer te irriteren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat besturen, commissies en ondernemingsraden van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en kamers van koophandel overwegend bestaan uit "homogene witte gezelschappen";

verzoekt de regering, initiatieven te ontwikkelen om samen met betrokken organisaties en instanties de participatie van allochtonen in besturen, commissies en ondernemingsraden van diezelfde organisaties te bevorderen en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van de Camp en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (30300-VI).

De heerVan de Camp(CDA)

Voorzitter. Ik wil ook een motie indienen over de rol van de klassieke serviceclubs. Het is blijkbaar goed dat witte mensen andere witte mensen een beetje aanjagen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat klassieke serviceclubs als Rotary, Lions en Probus een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de bevordering van participatie en integratie van allochtonen;

verzoekt de regering, hierover in overleg te treden met de genoemde serviceclubs en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van de Camp. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (30300-VI).

De heerVan de Camp(CDA)

Voorzitter. Mij is wat betreft de praktijkwerkplaatsen in het vmbo geworden dat men meer wil dan draaibanken. Men wil ook "white collar"-stageplekken. Wij moeten niet denken dat de problemen worden opgelost door alleen maar de jongeren achter draaibanken te zetten.

Ten slotte ben ik nog een antwoord schuldig aan mevrouw Hirsi Ali op haar vraag naar mijn oordeel over de strafrechtelijke vervolging van mensen die zich schuldig maken aan gearrangeerde dan wel gedwongen huwelijken en het achterlaten van partners – meestal vrouwen – in het land van herkomst. Mijn fractie is voorstander van een strafrechtelijke aanpak en meent dat dat mogelijk is op grond van de artikelen 281 t/m 284 van het Wetboek van Strafrecht.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Voorzitter. Dit laatste betekent dat minister Donner in een geïsoleerde positie verkeert. Hij wil daar niet aan, maar nu is er een Kamermeerderheid voor een strafrechtelijke vervolging.

Ik ben niet tevreden over het antwoord van de minister over de vrouwenhandel. Het gaat hier om een verschrikkelijke vorm van slavernij en Nederland heeft allerlei mensenrechtenverdragen getekend. Ik vraag nogmaals aan de minister of een aanpassing van de Vreemdelingencirculaire mogelijk is. Als dat niet mogelijk is, vraag ik haar om slachtoffers van sekshandel, die door het openbaar ministerie en de politie worden gevraagd om te getuigen tegen hun uitbuiters en die aantoonbaar niet terug kunnen naar het land van herkomst, een vtv dan wel bescherming aan te bieden.

Mijn volgende punt is – ik ben bijna aan het einde van mijn spreektijd – de segregatie in het onderwijs. De "bijbel belt" zou ook in aanmerking moeten komen voor het integratiebeleid. Hun zelfsegregatie en afwijzing van allochtonen is zeer duidelijk tot uitdrukking gebracht bij monde van mevrouw Huizinga-Heringa.

Ik ben ontevreden over de inspectie; op dit moment is het werk dat zij aflevert, onvoldoende. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de afgelopen tijd verschillende islamitische scholen in opspraak zijn geraakt;

overwegende dat alle scholen moeten bijdragen aan de integratie van hun leerlingen in de Nederlandse samenleving;

van oordeel dat scholen daarom actief onze kernwaarden zoals de vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor andersdenkenden en het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie moeten overdragen;

van oordeel dat wanneer een school hiermee strijdig handelt, ouders, docenten en leerlingen dat anoniem moeten kunnen melden bij het Meldpunt discriminatie en extremisme van de onderwijsinspectie;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de onderwijsinspectie bij elk redelijk vermoeden dat er sprake is van handelen door de school dat strijdig is met de kernwaarden van de democratische rechtsstaat, komt tot een herhaald en onaangekondigd inspectieonderzoek;

en verzoekt de regering, de Kamer jaarlijks op de hoogte te stellen van de bevindingen van de inspectie op dit gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsi Ali, Van de Camp en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (30300-VI).

MevrouwLambrechts(D66)

Voorzitter. Ik heb nog maar weinig spreektijd, maar niet te weinig om de minister te bedanken voor haar uitvoerige beantwoording. Een groot deel van mijn betoog heb ik gewijd aan een oproep aan haar om balans te brengen in de twee poten van haar beleid: een restrictief vreemdelingenbeleid en een positief integratiebeleid. Zij erkent dat dit moeilijk is, maar zij wil het wel degelijk proberen. Ik kan voor dit moment slechts de hoop uitspreken dat zij daarin slaagt, niet alleen in beeld maar ook in daad. Dit brengt mij bij de publiciteitscampagne, waarover de minister nogal geheimzinnig doet. Misschien heeft zij daarvoor goede redenen, maar dat kan ik niet beoordelen. Ik heb de behoefte om op dit punt, samen met mevrouw Azough, de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet van plan is om ongeveer 10 mln. in te zetten ten behoeve van een publiciteitscampagne gericht op een positieve toonzetting in de discussie over integratie;

overwegende dat een meer positieve toonzetting gewenst is maar een publiciteitscampagne sec daartoe niet het geëigende middel lijkt te zijn;

roept het kabinet op om de (resterende) financiële middelen die gereserveerd zijn voor een publiciteitscampagne, zodanig in te zetten dat deze middelen niet terechtkomen bij reclame- en adviesbureaus, maar worden ingezet voor concrete positieve acties op het snijvlak van onderwijs en arbeidsmarkt, die kunnen laten zien dat jongeren met een goede (beroeps)opleiding, talent en doorzettingsvermogen in Nederland nodig en welkom zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (30300-VI).

MevrouwLambrechts(D66)

Ik neem aan dat ik straks nog een reactie krijg van de minister op mijn amendement inzake de homo's. Misschien dat zij ook nog kan antwoorden op de vragen over de allochtone leerkrachten.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden, hoewel ik daar niet tevreden over ben. Zij lijkt oogkleppen op te hebben waardoor zij de realiteit niet ziet. Op elke kritische noot reageert zij hetzelfde: waar hebt u het over? Daarbij maakt het niet uit of het nu gaat over de wachtlijsten bij de inburgering, de vervreemding in Nederland of de balans tussen haar portefeuilles. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tijdens de huidige kabinetsperiode de beleidsterreinen Vreemdelingenzaken en Integratie aan elkaar gekoppeld zijn;

overwegende dat beide beleidsterreinen niet noodzakelijkerwijs aan elkaar verbonden hoeven te worden;

overwegende dat het beleidsterrein Integratie raakvlakken heeft met verschillende andere beleidsterreinen en departementen;

spreekt als haar mening uit dat in een volgende kabinetsperiode de beleidsterreinen Vreemdelingenzaken en Integratie van elkaar gescheiden moeten worden en het beleidsterrein Integratie moet worden gekoppeld aan een ander departement dan Justitie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (30300-VI).

MevrouwKant(SP)

Voorzitter. Ik zei in mijn eerste termijn dat ik vind dat er weinig is gebeurd na de commissie-Blok en dat het tijd is voor een wake-up call. Bij deze minister gaan de bellen volgens mij alleen niet rinkelen. Ik ben erg teleurgesteld over de zaken waarmee zij tot nu toe is gekomen en de antwoorden op de vragen die tijdens dit debat zijn gesteld. Er komt een campagne om mensen bij elkaar te brengen. Dat is nu bij uitstek iets dat mensen zelf moeten doen. Je kunt mensen niet integreren, want dat moeten zij zelf doen. De voorwaarden daarvoor moeten echter goed zijn en daar doet de minister in mijn ogen niets aan.

De minister zegt dat er met het volkshuisvestingsbeleid iets aan segregatie wordt gedaan. Zij doet daar echter helemaal niets aan met het volkshuisvestingsbeleid. Waar haalt zij dat vandaan? Sterker nog: het volkshuisvestingsbeleid staat haaks op het tegengaan van segregatie, want het bevordert helaas alleen maar segregatie.

Met betrekking tot het onderwijs blijft de minister hangen in vrijblijvendheid. Er moet gesproken worden, maar er hoeft niets uit te komen. Daar hebben wij toch niets aan? Ik heb de minister gevraagd waarom zij niet naar de Onderwijsraad luistert, want deze raadt juist aan om te werken met dubbele wachtlijsten. De minister zegt: nee, de Onderwijsraad zegt juist dat het niet mag. Minister, u bent gewoon niet goed geïnformeerd! Het mag inderdaad niet voor etniciteit, maar de Onderwijsraad beveelt zelf aan om met dubbele wachtlijsten te werken als het om achterstand gaat. Ik vraag de minister om daarop inhoudelijk in te gaan en niet te verwijzen – zoals zij tot vier keer toe heeft gedaan – naar de minister van OCW en het debat dat deze week komt. Deze minister is verantwoordelijk voor integratie en dus ook voor de segregatie in het onderwijs.

Ik ben heel erg ontevreden over wat er na de commissie-Blok op dat punt gebeurt. Ik wil graag integraal met de Kamer spreken over wat het kabinet precies allemaal op dit punt doet en wat het nog van plan is om te doen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van segregatie langs etnische lijnen in wijken en op scholen;

constaterende dat de segregatie op deze twee terreinen elkaar wederzijds versterkt;

van mening dat dit ongewenst is voor het integratieproces;

verzoekt de regering, een plan van aanpak te maken voor bestrijding van segregatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Hirsi Ali, Dijsselbloem, Azough en Varela.

Zij krijgt nr. 87 (30300-VI).

MevrouwKant(SP)

Mijn laatste zin gaat over de wachtlijsten. Ik ben hier wel wat gewend, maar ik vond de manier waarop de minister hierop reageerde ontluisterend. Zij ontkende eerst en zei daarna bagatelliserend dat het straks wel met de wet komt, terwijl er nog steeds wachtlijsten zijn en taal een belangrijke voorwaarde voor integratie is.

De heerVarela(LPF)

Voorzitter. Ik begin maar gelijk met de moties, want dat lijkt mij het makkelijkste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uithuwelijking zonder instemming van beide huwelijkskandidaten zowel binnen Nederlandse als tussen een Nederlandse en buitenlandse partner nog steeds voorkomt en voor de mensen in kwestie een groot emotioneel probleem kan vormen;

van mening dat het een van de mensenrechten is om zelf de levenspartner te kunnen kiezen;

verzoekt de regering, het zogenaamde uithuwelijken door ouders van kinderen in welke vorm dan ook strafbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Varela. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (30300-VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de instroom in het kader van huwelijksmigratie nog steeds onverantwoord hoog is;

overwegende dat in veel gevallen dergelijke huwelijken mislopen waarna de financiële zorg voor de partner uit het buitenland voor de overheid is, omdat de kans op een eigen inkomen uit een baan minimaal is;

van mening dat degene die de partner uit het buitenland haalt, voor langere tijd financieel verantwoordelijk dient te zijn voor de partner die hij uit het buitenland haalt;

tevens van mening dat het inkomenscriterium in de nieuwe wet op huwelijksmigratie, te weten het verdienen van 120% van het wettelijk minimumloon van de importerende partner, onvoldoende garantie biedt om de huwelijkspartner ook na een scheiding jarenlang te kunnen onderhouden;

verzoekt de regering, wettelijk vast te leggen dat de volledige financiële ondersteuning van de voormalige partner ten minste vijf jaar zal duren nadat de partner, na het slagen voor de inburgeringscursus, de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door het lid Varela. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (30300-VI).

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik hoor de heer Varela zeggen dat mensen vijf jaar na het slagen voor de inburgeringscursus de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. Zo zit de Nederlandse wet niet in elkaar.

De heerVarela(LPF)

Nee, het gaat om een onderhoudsplicht gedurende vijf jaar na het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Dat is geen staand beleid. Zit er een dubbele boodschap in de motie, zodat u ook de Rijkswet op het Nederlanderschap wilt aanpassen? Die onderhoudsplicht voor vijf jaar bestaat natuurlijk al. Een partner die hier naartoe komt, kan de eerste jaren absoluut geen uitkering krijgen. De partner is verantwoordelijk voor het onderhoud. Sterker nog: als de partner daartoe niet meer in staat is, vervalt de voorlopige verblijfsvergunning en kan betrokkene terug naar huis. Getrouwd of niet.

De heerVarela(LPF)

Voorzover ik weet, hebt u gelijk wat betreft de eerste drie jaar. Je ziet dat er na de eerste drie jaar een piek is in het aantal scheidingen. Die kosten worden afgewenteld op de maatschappij en daar heeft mijn fractie geen trek meer in. Die verantwoordelijkheid moet de eerste vijf jaar bij de halende partner liggen.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Ook ik dank de minister voor de beantwoording. Mijn fractie is voorstander van gemengde scholen, maar zij verwacht daar niet alles van. De heer Dijsselbloem heeft gezegd dat hij in de buurt van de "bijbel belt" woont in de confessionele gemeente Ede. Daar is zowel een zwarte school gevestigd als een witte. De fracties van de ChristenUnie, het CDA, de VVD en de PvdA zijn in het college vertegenwoordigd. Ik wijs de heer Dijsselbloem er dus op dat de wethouder van de PvdA erop moet worden aangesproken dat er in Ede zowel een zwarte als een witte school is.

Mevrouw Hirsi Ali zal straks waarschijnlijk zeggen dat de heer Dijsselbloem hypocriet is, maar daarvan hoeft hij naar mijn idee niet wakker te liggen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Mevrouw Huizinga-Heringa heeft gezegd dat de wethouder van de PvdA daarop moet worden aangesproken, maar die is verantwoordelijk voor Ruimtelijke Ordening en dus niet voor Onderwijs. Het probleem is dat hij met een confessionele meerderheid in de gemeenteraad te maken heeft, namelijk die van de fracties van het CDA, de SGP en de ChristenUnie. Daar zit een enorme blokkade als het gaat om het volledig doorbreken van de segregatie in het basisonderwijs in Ede.

MevrouwHuizinga-Heringa(ChristenUnie)

Het is te betreuren dat in die gemeente met een college dat bestaat uit wethouders van de ChristenUnie, het CDA, de VVD en de PvdA, zwarte en witte scholen te vinden zijn, terwijl de wethouder van de PvdA onderwijs in zijn portefeuille heeft. Ik ben het met de heer Dijsselbloem eens dat het belangrijk is om daaraan iets te doen. Die mening had ik overigens al voordat dit overleg plaatsvond.

Ik dien nu een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsmarktpositie van allochtonen vooralsnog kwetsbaar lijkt;

overwegende dat het in dit verband van belang is – ook op de arbeidsmarkt – te werken aan gedeeld burgerschap en het wegwerken van negatieve beeldvorming;

van oordeel dat maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent dat ook op dit terrein naar vermogen inspanningen mogen worden verwacht;

verzoekt de regering, in overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties te werken aan de opstelling van een ethische code waarmee bedrijven die deze code onderschrijven, uitspreken gelijke kansen voor iedereen te garanderen bij de werving en selectie van personeel, de handelwijze bij beëindiging van contracten of de proeftijd en de terbeschikkingstelling van stageplaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Azough, Lambrechts, Hirsi Ali, Varela en Van de Camp.

Zij krijgt nr. 90 (30300-VI).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterVerdonk

Voorzitter. Er zijn amendementen ingediend die ertoe strekken om de middelen voor de integratiecampagne te verminderen ten gunste van seksuele voorlichting, inclusief het omgaan met homoseksualiteit, en voorkoming van radicalisering. De campagne is echter al verplicht gesteld in die zin dat ik al contracten heb afgesloten. Wanneer die nu opengebroken worden, heeft dat een financieel tekort tot gevolg. Op 2 september 2004 heb ik naar aanleiding van het rapport van de commissie-Blok voor de eerste keer gesproken over plannen voor de integratiekaravaan. Wij hebben toen ook over bekende voetballers gesproken. Tevens hebben wij hierover gesproken bij de behandeling van de begroting voor 2005. Wat mij betreft, staat dit dus vast en gaan wij verder met de uitvoering. Ik kom straks even terug op de integratiecampagne naar aanleiding van de ingediende moties.

Aan het adres van de heer Dijsselbloem merk ik op dat dit kabinet er, als alles goed gaat, nog anderhalf jaar zit. In die tijd kunnen er nog heel veel activiteiten zijn. Ik zal mij daarbij ook keihard inzetten voor de integratie.

Naar aanleiding van de motie van de heer Dijsselbloem op stuk nr. 80 merk ik op dat de budgetten, waarop in de motie gewezen wordt, via de gemeenten verdeeld worden, dus niet via het Rijk. Als er aanbestedingsregels gelden, betreft dat Europese aanbestedingen. Daarbij gaat het om bedragen van twee ton en meer. Ik kan die regels niet veranderen en daarom ontraad ik de Kamer aanvaarding van deze motie.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Mij is gemeld dat het regelgeving betreft die echt hangt aan het oudkomersbudget. De oudkomersregeling en het bijbehorende budget vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister. Het ministerie hevelt het budget vervolgens over naar de gemeenten. De gemeenten mogen het geld weliswaar uitgeven, maar zij zijn daarbij wel gebonden aan de regelgeving van het ministerie. Nogmaals, de gemeenten melden mij dat zij in dit geval aan de regelgeving van het ministerie gebonden zijn, ook als het om een relatief beperkte uitgave gaat. Als dat niet zo is, trek ik de motie in.

MinisterVerdonk

Er is mij echt verzekerd dat wij geen aanbestedingsregels voorschrijven. Ik herhaal dat ik de Kamer aanvaarding van deze motie ontraad.

Voorzitter. Naar aanleiding van de motie-Dijsselbloem c.s. op stuk nr. 81 merk ik op dat, als het om vrijwilligerswerk gaat, het duidelijk moet zijn dat dit impliceert dat daar geen vergoeding tegenover staat. Het gebeurt wel dat er in azc's een heel kleine vergoeding gegeven wordt in de zin van een heitje voor een karweitje. Daar heb ik dan niets op tegen, omdat het geen grote bedragen zijn. In het licht hiervan ga ik wel de mogelijkheden na voor de opvang van vervolgaanvragers. Dat is toch weer het andere deel van de portefeuille; daar kan ik ook niets aan doen. Ook zijn wij ermee bezig om de terugkeerlocaties verder vorm te geven. Het is goed dat men op die locaties werkzaam is. Dat kan om vrijwilligerswerk gaan op de locatie.

Mijn verzoek is dan ook om deze motie aan te houden. Deze motie kan weer aan de orde komen in de context van wat ik zojuist heb beschreven.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik wil de moties aanhouden als wij afspreken dat wij zullen worden geïnformeerd hoe nu wordt omgegaan met dit aspect. Ik kan zelfs citeren uit het artikel van de Regeling vergoedingen. Het is een bestaande mogelijkheid in de Regeling verstrekkingen asielzoekers. De intentie van de motie is om dat breder op de centra in te zetten om mensen te activeren, los van de vraag of zij teruggaan of mogen blijven. Ik zou graag wensen dat mensen niet in lethargie, in totale passiviteit verzanden en dat wij dus veel gebruik maken van deze bestaande mogelijkheid. Als de minister met die intentie daarop later bij de Kamer zal terugkomen, zal ik de motie aanhouden.

MinisterVerdonk

Dat is inderdaad mijn intentie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dijsselbloem stel ik voor, zijn motie (30300-VI, nr. 81) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

MinisterVerdonk

De heer Van de Camp heeft gezegd dat het bij stageplaatsen en uitbreidingen van die stageplaatsen niet alleen gaat om technische ondersteuning. Het kan ook gaan om ondersteuning van kantoorbanen. Dat valt onder de afspraken, want die zijn in den brede gemaakt met de sociale partners, dus ook dat kan.

De heer Van de Camp heeft een vraag gesteld over de Belgiëroute. Het is duidelijk dat wij voorstander zijn van vrij verkeer van personen binnen Europa. Wij hebben daarvoor ook de Europese richtlijn onderschreven. Misbruik mag echter niet worden getolereerd. Het is niet zo dat mijn ambtenaren nu pas zijn gaan overleggen met België. Die overleggen al enige tijd met België en wij zijn met België aan het bezien hoe men daar kan controleren of er inderdaad mensen zijn die misbruik willen maken van dit stelsel. Als dat mensen zijn die zich in België kunnen gaan vestigen, daar een huis kunnen krijgen en die in België kunnen gaan werken, dan zijn dat ook mensen waarover ik niet spreek. Het gaat mij om de andere groep mensen, die echt misbruik willen maken van die route. Die proberen wij aan te pakken door met de Belgische autoriteiten te bespreken dat zij maatregelen treffen om dit misbruik tegen te gaan.

De heerVan de Camp(CDA)

In de brief die de minister vrijdag jongstleden aan de Kamer heeft gestuurd, wordt voor het jaar 2005 een getal genoemd van 18.000 en zoveel mensen. Dat heeft de minister gerelateerd aan het jaar 2004. Toen ging het om 21.000 mensen. Zij heeft gesproken van een daling. Hoe kan een daling van 18.000 in de eerste helft van het jaar corresponderen met 21.000 in 2004?

MinisterVerdonk

Die getallen heb ik zo niet op mijn netvlies. Ik zal dit nazoeken en dan zal de heer Van de Camp antwoord ontvangen.

De heer Van de Camp en de heer Dijsselbloem hebben een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht, initiatief te ontwikkelen om samen met betrokken organisaties en instanties de participatie van allochtonen in besturen, commissies en ondernemingsraden van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en kamers van koophandel te bevorderen en de Kamer daarover te informeren. Ik sta heel positief tegenover dit dictum. Ik ben er ook een groot voorstander van. Ik heb daarop ook al activiteiten ontwikkeld, maar ik zal met de staatssecretaris van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken bespreken hoe wij dit nog meer in gang kunnen zetten en kunnen promoten.

De heer Van de Camp heeft een motie ingediend over de Rotary, de Lions Clubs, et cetera. Hij verzoekt daarin de regering hierover in overleg te treden met de genoemde serviceclubs en de Kamer daarover te informeren. Dat is een ondersteuning van mijn beleid. Ik overleg al met een aantal van deze clubs. Dat zal ik blijven doen en ik zal op de geëigende momenten de Kamer daarover informeren.

De heerVan de Camp(CDA)

Ik vraag bij beide moties aandacht voor wat kwantitatieve invulling. Ik zou graag zien hoeveel van die klassieke serviceclubs, die iedere maand lekker wit zitten te zijn, projecten hebben geadopteerd of daarmee iets doen. Dat bevestigen van het eigen gelijk in eigen kring, daar word ik zo moe van.

De voorzitter:

Ik heb de neiging aan de heer Van de Camp een tegenvraag te stellen. Uit de beantwoording van de minister heb ik de neiging om af te leiden dat de moties tamelijk overbodig zijn.

De heerVan de Camp(CDA)

Ik wil cijfertjes.

De voorzitter:

Dat staat er niet in.

De heerVan de Camp(CDA)

Vandaar dat ik het even aanvul.

De voorzitter:

De volgende keer zal ik nog strenger zijn. Dit is een waarschuwing.

MinisterVerdonk

In de normale rapportages zal ik rapporterend verslag doen van mijn bevindingen. De motie van mevrouw Hirsi Ali, de heer Van de Camp en mevrouw Kant gaat over de Onderwijsinspectie. De inspectie levert ieder jaar een rapport in bij de Kamer en zal daarover verantwoording afleggen. Ik stel mij voor dat alle bevindingen daarin staan en ook deze. Het is een ondersteuning van het reeds lopende beleid.

De motie van mevrouw Lambrechts en mevrouw Azough gaat over de resterende financiële middelen die zijn gereserveerd voor een publiciteitscampagne. Deze middelen moeten niet terechtkomen bij reclame- en adviesbureaus, maar worden ingezet voor jongeren met een goede beroepsopleiding. Dat is precies de bedoeling van de integratiecampagne. Jongeren met een goede beroepsopleiding, talent en doorzettingsvermogen zijn welkom in Nederland en een aantal van hen moet als rolmodel worden gebruikt. Als ik zeg dat de middelen niet terechtkomen bij reclame- en adviesbureaus, moet ik aanneming van de motie ontraden, want een deel is daar wel terechtgekomen. Een ander deel komt terecht bij allerlei activiteiten die wij gaan ondernemen. Het hoort bij de strategie van deze campagne om niet vooraf al uitgebreid te rapporteren, maar dat geleidelijk te doen. Als de Kamer echter meer informatie wenst, kan ik een besloten overleg organiseren met mijn projectleider en de Kamer. In januari wordt een en ander vanzelf duidelijk.

MevrouwLambrechts(D66)

Ik word steeds nieuwsgieriger. Kan de minister aangeven wat de concrete acties voor de financiële middelen zijn en welk deel toch naar de reclame- en adviesbureaus is gegaan?

MinisterVerdonk

Aan het einde van het traject zal ik verantwoording afleggen over de bestemming van het geld. Wij hebben nu een begroting en op grond daarvan kan ik het de Kamer ook melden.

De voorzitter:

De minister zal de Kamer schriftelijk informeren.

MevrouwLambrechts(D66)

Voor de stemming wil ik graag de gegevens over de begroting ontvangen.

De heerDijsselbloem(PvdA)

Ik vind dit wel opvallend. De minister heeft al vaker aangekondigd met deze campagne te komen en ik weet zeker dat in ieder geval ik, maar ook andere collega's om informatie hebben gevraagd. Nu blijkt de campagne al te zijn begonnen en wel voor een bedrag van 10 mln. Dat is groot geld. De minister zegt dat het niet in haar strategie past daarover meer te vertellen. Dat is toch onbestaanbaar. Zij komt tot een uitgave van 10 mln. zonder de Kamer van tevoren om groen licht te vragen en zonder te informeren. Het is de Kamer nooit voorgelegd. Ik vind dit onbestaanbaar. Zo werkt het niet.

MevrouwAzough(GroenLinks)

Ik vind het ongelooflijk dat de minister nu niet gewoon kan zeggen hoeveel er is uitgegeven aan de reclame- en adviesbureaus en hoeveel aan concrete activiteiten.

MevrouwKant(SP)

Ik vind dat de Kamer volledig en in de openbaarheid moet worden geïnformeerd. De minister spreekt over een besloten overleg. Hoezo besloten? Wat heeft zij te verbergen? Ik begrijp hier helemaal niets van.

MinisterVerdonk

Ik begrijp er ook helemaal niets meer van. Ik ben zo druk bezig geweest. Ik heb tweemaal met de Kamer overlegd over de integratiecampagne. Zij heeft mij tweemaal sceptisch verzekerd dat het niets wordt. Ik ben nu gestart, maar niet met de aloude Postbus 51-spotjes. Ik heb dit op diverse momenten met de Kamer besproken. Tijdens de begroting 2005 is het onderwerp ook aan de orde geweest. In drie jaar wordt een bedrag van 10 mln. weggezet. De enige reden waarom ik het woordje besloten heb gebruikt, is omdat een deel van het effect van de campagne is dat die van onderaf komt. Steeds meer mensen gaan bepaalde symbolen zien, waarover zij gaan nadenken en met elkaar gaan praten. Dat kan mevrouw Kant wel een vreemde manier van werken vinden, maar ik wilde eens iets nieuws verzinnen. Dat is nu gebeurd. Ik ben bereid om de Kamer in januari volledige opening van zaken te geven over deze campagne. Ik raad hen aan om voor die tijd vooral te kijken naar de muziekzenders waarnaar veel jongeren kijken.

De voorzitter:

De minister heeft toegezegd dat zij in financiële zin licht op de zaak zal werpen. Ik kan mij voorstellen dat de commissie buitengewoon geïnteresseerd is in wat op welk moment met de Kamer is besproken, opdat wij kunnen bezien of hieraan een vervolgoverleg moet worden gewijd. Ik kan mij voorstellen dat de leden hierover verder wensen te discussiëren, maar meen dat wij dat niet op dit moment à l'improviste moeten doen. Ik nodig de minister uit om de Kamer uiterlijk woensdagavond te informeren, omdat donderdag om 10.15 uur zal worden gestemd.

MinisterVerdonk

Wat vraagt de Kamer nu precies? Wat moet ik woensdagavond allemaal leveren?

De voorzitter:

De Kamer vraagt de financiële kaders waarbinnen het budget van 10 mln. voor deze campagne wordt besteed, met andere woorden de begroting van de campagne.

MinisterVerdonk

Dat is geen probleem.

De voorzitter:

Bovendien vraagt de Kamer van u om aan te geven wanneer wat met wie is besproken, althans voorzover dit voor de Kamer relevant is. De Kamer heeft het gevoel iets niet te weten. Dan is het dus handig om dat even precies op een rijtje te hebben.

MevrouwHirsi Ali(VVD)

Eerder is in andere debatten gesproken over het bespreekbaar maken van een aantal onderwerpen. Is dat de bedoeling van de campagne?

De voorzitter:

Nu begint u alweer deelvragen te stellen, en dat wil ik nu niet toestaan. De minister zal in de toegezegde brief haar visie geven op wat zij gerechtigd is te doen en in dit geval dus ook gaat doen. Daarbij zal zij tevens het financiële plaatje geven. Als Kamerleden van mening zijn dat deze informatie aanleiding vormt voor vervolgacties, is elk land mans genoeg om die actie te entameren. Ik verzoek de minister dit punt voor dit moment verder te laten liggen en een ander punt te behandelen.

MinisterVerdonk

Voorzitter. De motie van mevrouw Azough en mevrouw Kant spreekt uit dat in de volgende kabinetsperiode de beleidsterreinen integratie en vreemdelingenzaken van elkaar moeten worden gescheiden en het beleidsterrein integratie moet worden gekoppeld aan een ander departement dan Justitie. Ik meen dat dit afhankelijk moet worden gesteld van de kabinetsonderhandelingen die op dat moment zullen worden gevoerd. Ik ontraad daarom het aannemen van deze motie.

De motie van mevrouw Kant, mevrouw Hirsi Ali, de heer Dijsselbloem, mevrouw Azough en de heer Varela verzoekt de regering een plan van aanpak te maken voor de bestrijding van segregatie. Er wordt al heel veel gedaan op het gebied van segregatie. Ik heb daarvan eerder vandaag een uitgebreid overzicht gegeven. Ik ben graag bereid de Kamer toe te zeggen dat ik haar dit overzicht ook nog een keer op schrift zal doen toekomen. De motie is wat mij betreft dus overbodig, want er hoeft geen plan van aanpak meer te komen.

MevrouwKant(SP)

Om toe te lichten dat ik deze motie desalniettemin niet intrek, merk ik op dat ik de motie niet zou hebben hoeven in te dienen wanneer ik tevreden was over de plannen die nu op tafel liggen.

MinisterVerdonk

De heer Varela verzoekt in een motie de regering om wettelijk vast te leggen dat de volledige ondersteuning van de voormalige partner minstens vijf jaar zal duren nadat de partner na het slagen voor de inburgeringscursus de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Bij toelating wordt altijd een garantstelling getekend. Ik moet er eerlijkheidshalve wel aan toevoegen dat de regels die hiervoor gelden aanscherping behoeven. In ieder geval moeten de regels duidelijk worden gehandhaafd. Samen met collega Van Hoof werk ik op dit ogenblik aan een totaalplan over de garantstellingen in het algemeen en de handhaving ervan in het bijzonder. Op dit moment ontraad ik daarom het aannemen van deze motie.

In een andere motie verzoekt de heer Varela de regering om het zogenaamde uithuwelijken van kinderen door hun ouders in welke vorm dan ook strafbaar te stellen. Ik veronderstel dat de heer Varela doelt op de Wet Voorkoming Schijnhuwelijken.

De heerVarela(LPF)

Neen. Ik doel op gedwongen huwelijken.

MinisterVerdonk

Wij hebben hierover al eens eerder gediscussieerd. Juist de gedwongen huwelijken, het uithuwelijken en het arrangeren van huwelijken blijken zeer moeilijk te bewijzen. Het gebeurt vaak met een partner uit het land van herkomst. Wij gaan binnenkort beginnen met het inburgeren in het land van herkomst en wij hopen dat dit soort maatregelen ertoe bijdragen dat ouders hun kinderen niet meer gedwongen zullen uithuwelijken. Als eergerelateerd geweld eraan is gekoppeld, zijn er de projecten van de Politie Haaglanden. Die projecten beginnen te lopen. Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie.

De heerVarela(LPF)

Het is inderdaad moeilijk te bewijzen, maar bijvoorbeeld in het geval van neven en nichten is het niet moeilijk te bewijzen.

MinisterVerdonk

Huwelijken tussen neven en nichten zijn volgens de wet niet verboden.

De motie van mevrouw Huizinga-Heringa, ondertekend door een aantal anderen, verzoekt om een ethische gedragscode voor bedrijven bij de werving en selectie van personeel. Die gedragscode bestaat al en is in september jongstleden aangeboden aan de Kamer. Het betreft de NVP-gedragscode. NVP staat voor Nederlandse Vereniging voor Personeelsadviseurs. Deze gedragscode is nog niet van toepassing op stages, maar ik kan ervoor zorgen dat deze code wordt uitgebreid voor stageplekken. Als dat de bedoeling is van mevrouw Huizinga-Heringa, onderschrijf ik deze motie en dan zal ik actie ondernemen.

Dan kom ik bij de vrouwenhandel. Het is ook nu niet uitgesloten dat na de tijdelijke vergunning vrouwen alsnog op basis van de B9 een verblijfsvergunning krijgen, maar gaat dan op basis van de discretionaire bevoegdheid.

De voorzitter:

Ik wijs de indieners erop dat een aantal ingediende moties door de minister wordt gezien als ondersteuning van haar beleid. Deze week zal over de moties worden gestemd, naar ik aanneem donderdagmorgen en anders volgende week dinsdag.

Ik dank de Kamer voor haar aanwezigheid, ik dank de ministers en haar medewerkers voor de beantwoording van de vragen en ik dank de aandachtige toehoorders op de publieke tribune.

Sluiting: 16.25 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Kalsbeek (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Hofstra (VVD), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Kant (SP), Wilders (Groep Wilders), Örgü (VVD), Balemans (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), Depla (PvdA), Vergeer (SP), Lazrak (Groep Lazrak), Ferrier (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Haersma Buma (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Eski (CDA), Nawijn (LPF), Hirsi Ali (VVD), Visser (VVD), Azough (GroenLinks) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Stuurman (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Dittrich (D66), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van Heemst (PvdA), Gerkens (SP), Van Miltenburg (VVD), Van der Sande (VVD), Albayrak (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Velzen (SP), Koopmans (CDA), Jan de Vries (CDA), Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Van Bochove (CDA), Kraneveldt (LPF), Van de Camp (CDA), Rambocus (CDA), Eerdmans (LPF), Blok (VVD), Weekers (VVD) en Halsema (GroenLinks).

Naar boven