30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 oktober 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 14 september 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over zijn brieven:

– van 27 mei 2005 over fytosanitaire ontwikkelingen en de toekomstplannen van de Plantenziektenkundige Dienst (29 800 XIV, nr. 89);

– van 2 maart 2005 met beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Mastwijk over de kosten van inspecties met betrekking tot bacterievuur (Tweede Kamer 2004–2005, AH, nr. 1067);

– van 26 mei 2005 over de zelfevaluatie van de bloembollenkeuringsdienst (27 831, nr. 10).

– van 6 september 2005 met nadere informatie over fytosanitaire ontwikkelingen (29 800-XIV, nr. 109).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Mastwijk (CDA) spreekt zijn waardering uit voor de voortvarendheid waarmee de minister te werk is gegaan toen de discussie over de PD (Plantenziektenkundige Dienst) in volle hevigheid losbarstte na klachten uit de agrarische en luchtvaartsector over de tarieven en het gebrek aan flexibiliteit.

Voor de toekomst van de PD is voor de CDA-fractie met name van belang het aanwezig zijn van een level playing field. Gekeken zou moeten worden naar de verschillen in tarieven en manieren van werken per land. Als de regels in alle landen gelijk zijn, wil dat nog niet zeggen dat ze overal op dezelfde manier worden uitgevoerd. Als het bijvoorbeeld gaat om de zgn. «reduced checkes» zou in elk land eenzelfde percentage moeten worden gekeurd, maar passen sommige landen niet artikel 5 toe, zoals wel eens wordt gesteld?

Kostendekkendheid van de tarieven vindt hij op zich een goed uitgangspunt, maar dan moet wel worden gekozen voor een tariefstructuur die is gebaseerd op redelijke kosten. Dat houdt onder andere een efficiënte manier van werken in. In een bijlage wordt gesproken over directe en indirecte kosten. De PD wordt omgevormd tot een kennis- en auditdienst, maar zouden alle kosten voortvloeiend uit die kennis wel op de tarieven van de PD moeten drukken? Hij hoopt dan ook dat de begroting van de PD heel transparant zal zijn. Volgens hem zouden bijvoorbeeld ook niet de kosten van een vorige directeur, van overtollige gebouwen, of frictiekosten, bij de berekening van de tarieven mogen worden meegenomen.

Hij is het ermee eens dat keuringen door of heel dicht op de sector moeten worden uitgevoerd als de betrouwbaarheid ervan maar niet in het gedrang komt. Wat denkt de minister in dit verband van certificering? Als gecertificeerde bedrijven bijvoorbeeld een deel van het voorwerk doen, zou dan wellicht niet tot een ander tarief kunnen worden gekomen?

Zijns inziens moet ook de PD simpel en efficiënt werken met zo weinig mogelijk regels en overlast voor de sector.

Volgens Brussel mag bij die reduced checkes geen omslagstelsel worden gehanteerd. Op basis van een voorcalculatie moeten bedrijven die worden gekeurd de tarieven doorberekenen aan de afnemers. Daar is op zich niets mis mee, maar als je later geld terugkrijgt, hoe moet dat dan weer met die klanten worden verrekend? Ziet de minister kans om daar zonder de Brusselse regels te overtreden met een oplossing voor te komen?

De heer Mastwijk heeft begrepen dat andere boombeheerders soms nogal nonchalant zijn met het planten van bomen, struiken en planten die meer dan gemiddeld bacterievuurgevoelig zijn. Zijn lagere overheden en andere natuurbeherende instanties wel voldoende op de hoogte van de risico's? In dit verband wijst hij op de schriftelijke vragen die hij hierover heeft gesteld. Omdat eenieder er belang bij heeft om bacterievuur buiten de deur te houden, vraagt hij zich af of het wel terecht is dat alleen boomkwekers en fruittelers de kosten van de inspecties op bacterievuur dragen.

De heer Waalkens (PvdA) merkt op dat Nederland kwetsbaar blijkt te zijn als de gegarandeerde kwaliteit niet wordt gedekt door goede certificaten, zoals wel is gebleken met export van vlees en recent nog van bloemen naar Rusland. Die certificering zou best aan de markt kunnen worden overgelaten, maar zou wel door de overheid moeten worden gegarandeerd. Terecht heeft de minister scherpe kritiek geuit op partijen die zich niet aan de spelregels houden, maar in dat licht gezien vraagt hij zich af, of de weg die de minister wil inslaan wel de goede is. Als die garantieverlening dichter naar het bedrijfsleven wordt verschoven, is het de vraag of die kwetsbaarheid niet groter wordt. Hij heeft bijvoorbeeld van de aardappelsector begrepen dat die niets voelt voor deze plannen van de minister. Een onafhankelijke PD moet zijns inziens de nodige garanties kunnen bieden.

Ook hij vindt dat moet worden uitgegaan van kostendekkende tarieven op basis van een goede kostentoedeling. Het is dan ook van belang om te streven naar een zo groot mogelijke efficiency en samenwerking en om de beschikbare kennis te delen met partijen. Op zich heeft hij niets tegen een systeem van toezicht op toezicht, maar dan wel op basis van een goede verantwoordelijkheidsverdeling en -besef. Probleem hierbij kan wel zijn dat als je zelf niet meer keurt en inspecteert de desbetreffende kennis verloren gaat. Die zou dan extern moeten worden ingehuurd om te bezien of het toetsingskader nog wel op orde is. Bij de introductie van enkele heel specifieke teelten is gebleken dat de kennis bij het bedrijfsleven vele malen groter is dan bij de inspecties. Hij maakt zich daar echt zorgen over.

De heer Van den Brink (LPF) zegt dat een land dat veel exporteert en bij de grenzen niet met problemen wil worden geconfronteerd, ervoor zal moeten zorgen dat het in eigen land die controles uitvoert waarmee kan worden bewezen dat de desbetreffende producten gezond en veilig zijn. Doet het dat niet, dan loopt het uiteindelijk terecht of onterecht tegen de lamp. Hij vindt het een goede zaak dat er via de PD een soort van verkaveling tot stand zal worden gebracht waardoor een dergelijke garantie beter, sneller en goedkoper kan worden gerealiseerd, zodat er zoveel mogelijk Nederlandse producten zonder problemen in het buitenland kunnen worden verkocht.

Uit de notitie van de minister blijkt dat in landen waar de tarieven niet forfaitair worden ingevuld, de tarieven hoger liggen dan in landen die de tarieven wel forfaitair invullen. Heeft de minister daar een verklaring voor? Als wordt gesproken over kostendekkende tarieven, is het wel van belang om af te spreken welke kosten moeten of mogen worden doorberekend. Investeringen die niet meer passen bij het nieuwe functioneren van de PD zouden dus niet mogen worden doorberekend. Als de daadwerkelijke kosten in ogenschouw worden genomen, zouden de tarieven dan niet in de buurt komen van die welke in het buitenland worden geheven?

De heer Van den Brink hoopt dat de minister deze herverkaveling kan realiseren en er een goede controleopzet komt die in andere sectoren al zijn diensten heeft bewezen.

Ook mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is voorstander van een goed en betrouwbaar fytosanitair controlesysteem. Via certificering en inspectie moet de klanten een goede kwaliteit kunnen worden gegarandeerd zonder al te veel bureaucratie. Dubbel werk van de keuringsdiensten en de PD moet worden voorkomen en het bedrijfsleven mag worden aangesproken op zijn eigen kwaliteitssysteem. Wat gaat de minister doen met de suggesties van het project Plantkeur voor een eenvoudiger maar toch goede structuur?

De tarieven voor inspecties en keuringen zijn van invloed op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Uit het vanmorgen gekregen tarievenoverzicht blijkt dat de Nederlandse tarieven substantieel hoger zijn dan in andere landen. De kosten zijn hoger geworden terwijl toch dezelfde handelingen worden verricht. Door het omslagsysteem drukt dat op de tarieven. In zijn brief van 6 september stelt de minister dat hij de tarieven voor groente en fruit zal verlagen. Biedt dat voldoende perspectief of blijven de tarieven dan toch nog hoger dan in andere lidstaten? De tarieven blijken nog ongunstiger te zijn voor kleinere hoeveelheden producten. Gaat de minister daar specifiek beleid voor ontwikkelen?

Volgens mevrouw Snijder dient er op fytosanitair gebied meer grensoverschrijdend te worden samengewerkt. Plagen waartegen fytosanitaire maatregelen moeten worden genomen, houden immers niet bij de grens op.

Het antwoord van de minister

Met het programma Versterking fytosanitair beleid, dat op 1 januari 2004 van start is gegaan, is volgens de minister een belangrijke impuls gegeven. Het belang van dit beleid is voor Nederland inderdaad zeer groot en het is dan ook een wezenlijke taak van de overheid om ervoor te zorgen dat keuringen gedegen zijn. De gewenste kwaliteit levert dikwijls een spanning op met de kosten. Samen met het bedrijfsleven wordt op dit moment via het project Plantkeur onderzocht of een andere organisatie van de gewenste en noodzakelijke inspecties kan leiden tot een verbeterd, transparanter en ook goedkoper systeem.

Naar de mening van de minister moet zo mogelijk worden voorkomen dat Europese regelgeving onoplosbare logistieke problemen oproept. De hoeveelheden producten die via Schiphol en de Nederlandse havens worden verwerkt, zijn voor andere landen niet voorstelbaar. Daarom moet Nederland ook stevig en vroegtijdig investeren in internationaal overleg. Die inzet is de laatste jaren aanzienlijk versterkt, al wil dat niet zeggen dat alles naar eigen hand kan worden gezet. In zijn brief van 6 september heeft hij al aangegeven dat er, eveneens in overleg met het desbetreffende bedrijfsleven, een grotere inzet zal worden gepleegd om de markttoegang in derdelanden te bevorderen. Gelukkig bestaat er geen verschil van mening tussen de overheid en het bedrijfsleven over de noodzaak van een goed controle- en keuringssysteem en van die grotere internationale inzet, over de doelstellingen van het project Plantkeur en het uitgangspunt dat het goedkoper zou moeten worden voor het bedrijfsleven en tegelijkertijd niet duurder voor de overheid, al zal het bedrijfsleven nooit blij zijn met welk tarief dan ook.

De PD hanteert op dit moment een nieuw transparant kostprijs- en tariefsysteem op basis van voor- en nacalculatie. Per 1 januari jongstleden. is de herziene fytorichtlijn van kracht geworden waardoor alle lidstaten worden verplicht om een tarief voor importinspecties te heffen en het mogelijk is om de zgn. reduced checks te hanteren in plaats van 100% te keuren. Het voordeel daarvan is dat zendingen met een laag risico niet meer voor 100% hoeven te worden gekeurd, hetgeen niet alleen goedkoper is, maar ook minder logistieke problemen oplevert. De desbetreffende richtlijn staat echter niet toe om voor die reduced checks een eenvoudig verrichtingentarief te hanteren. Er moet een ingewikkeld omslagstelsel worden gevolgd op basis van tonnen of stelen, ongeacht of er nu wel of niet wordt gecontroleerd. Bovendien verschafte Brussel pas eind verleden jaar duidelijkheid over de gewenste steekproefpercentages. Daardoor was het onmogelijk om per 1 januari jongstleden. met het nieuwe systeem te gaan werken en is het mede door de ingewikkeldheid van het nieuwe stelsel ook niet gelukt om de facturen op tijd te verzenden, hetgeen niet heeft bijgedragen tot grotere helderheid bij het bedrijfsleven.

Hij is het er zeer mee eens dat er sprake moet zijn van een level playing field en moet toegeven dat de kosten voor het bedrijfsleven van de fytokeuringen macro gezien wel gestegen zijn. Dat wordt veroorzaakt door het grotere volume van te keuren producten. Er kan dan ook niet worden gesteld dat de PD duurder is geworden. Wel is het mogelijk dat het nieuwe systeem tot een herverdeling van de kosten tussen en binnen sectoren leidt. Daarover is goed met het bedrijfsleven gecommuniceerd en er is ook nooit geheimzinnig over gedaan. Overigens wordt een level playing field wel door meer factoren bepaald dan alleen maar door de kosten van de PD, zoals de logistiek, de dienstverlening, het kwaliteitsniveau. Dat alles te zamen moet worden bezien in het licht van de rekening die uiteindelijk wordt gepresenteerd. Conform het kabinetsbeleid wordt in Nederland al jaren gestreefd naar kostendekkende tarieven. Ten slotte merkt de minister in dit verband nog op dat het verplichte tarief voor importkeuringen in ieder geval leidt tot het naderbij komen van dat level playing field. Dat alles laat onverlet dat hij uiteraard bereid is om te zoeken naar mogelijkheden om het keuringssysteem efficiënter in te richten, bijvoorbeeld met behulp van Plantkeur waarin ook gezamenlijk wordt geprobeerd om het keuringssysteem door te lichten. Zo wordt gezocht naar mogelijkheden om de inspectietaken van de PD onder te brengen bij privaatrechtelijke keuringsdiensten en om de PD om te vormen tot een kennis- en auditdienst, zodat er nog steeds een PD blijft maar wel kleiner en met een hoge kwaliteit. Net als de Kamer blijft de minister behoefte houden aan een deskundige en gezaghebbende organisatie die namens de overheid toezicht houdt op het voldoen aan internationale verplichtingen en die ervoor zorgt dat de relevante kennis niet alleen centraal georganiseerd maar ook snel beschikbaar is en die ook voldoende kritische massa behoudt om internationaal gezaghebbend te kunnen opereren. De noodzaak daarvan wordt ook door de sector zelf onderschreven, maar anderzijds klaagt de sector vaak over de hoogte van de tarieven. Met die spagaat zal men moeten leren leven. Natuurlijk moeten er keuzes worden gemaakt, maar de minister is ervan overtuigd dat het verlies aan kwaliteit altijd de duurste keuze zal blijken te zijn. Via Plantkeur wordt bezien welke taken verantwoord kunnen worden overgedragen en aan de omvorming van de PD wordt nu al hard binnen LNV gewerkt. Die kan overigens alleen maar doorgaan als zowel de overheid als het bedrijfsleven het gevoel heeft dat het totaal daar beter van wordt. Het gaat immers ook om het vertrouwen dat het buitenland in het Nederlandse systeem heeft. Er wordt naar gestreefd om in de eerste helft van november na zorgvuldig overleg met het bedrijfsleven en de keuringsdiensten een vervolgbesluit te nemen. Uitgangspunten zijn en blijven zorgvuldigheid waar het gaat om de personele aspecten en behoud van de kwaliteit.

De minister herhaalt dat een van de uitgangspunten van het project Plantkeur is dat het voor het bedrijfsleven goedkoper wordt en voor de overheid niet duurder. Allereerst worden de transitiekosten en een deel van de reorganisatiekosten in beeld gebracht. Het gaat niet om kosten van de vorige directeur, want die is gewoon aan het werk bij een ander onderdeel van het ministerie. Overigens komt het salaris van de directeur van de PD niet ten laste van de PD-begroting maar van de LNV-begroting. Voor zover er overtollige gebouwen zijn, worden die afgestoten. Hij is het ermee eens dat de kwaliteitsprijsverhouding moet worden geoptimaliseerd en dat er zo efficiënt mogelijk moet worden gewerkt, maar voor hem blijft de kwaliteit toch vooropstaan. Het verstrekte overzicht van tarieven in andere landen geeft volgens hem een verkeerd beeld. De hoeveelheden die naar andere landen gaan, kunnen over het algemeen niet in de schaduw staan van de hoeveelheden die in Nederland omgaan. In die andere landen kan een forfaitair tarief dan wel mooi uitpakken, als er al geen sprake is van overheidssubsidie. Bovendien valt niet te beoordelen in hoeverre daar artikel 5 wordt toegepast. Toepassing van dat artikel is pas echt gevaarlijk zoals de afgelopen tijd wel is gebleken. De verliezen kunnen dan vele malen groter zijn dan de jaarlijkse kosten van bijvoorbeeld de PD. In dit verband wijst hij er nog op dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk op dit moment ook een tarief overwegen.

Voorts merkt hij op dat er in het omslagstelsel wel degelijk een factuur aan een individuele partij of afnemer kan worden toegerekend. Het probleem lag eerder bij de late verzending van de facturen, maar dat is door de grote inzet van de PD inmiddels opgelost.

Certificering kan zijns inziens wellicht wel een rol spelen bij de differentiatie van tarieven, maar dat is op dit moment nog niet aan de orde. Certificering zou in ieder geval niet mogen leiden tot kwaliteitsverlies en kost bovendien ook nog geld.

Tot 2003 was het bacterievuurbeleid nog een van de weinig fytosanitaire activiteiten waarbij het profijtbeginsel nog niet volledig was toegepast. Sinds 2003 komen de inspectiekosten voor het in stand houden van bufferzones voor bacterievuurwaardplanten voor rekening van de boomkwekerijsector, maar heeft het ministerie eenmalig € 100 000,– beschikbaar gesteld om de overgang te vergemakkelijken. Die zones zijn ingesteld om de export van bepaalde boomkwekerijproducten naar beschermde gebieden van Europa mogelijk te maken en zijn op grond van Europese regelgeving niet verplicht. Enkele derdelanden stellen overigens dezelfde eisen.

Volgens EU-regelgeving zijn voor fyto- en kwaliteitskeuringen overheidscertificaten vereist en zijn certificaten van het bedrijfsleven zelf dus niet voldoende.

De afgelopen weken heeft een delegatie van het ministerie en de PD een bezoek gebracht aan de fytosanitaire diensten van de (lucht)havens van Antwerpen, Frankfurt en Londen. Daar is geen enkele indicatie gebleken van verschuiving van de handel. Het principe van de reduced checks blijkt wel verschillend te worden gehanteerd. Antwerpen hanteert een beperkte lijst van producten, Frankfurt inspecteert alles. Alle bezochte diensten hebben de tarieven uit de richtlijn geïmplementeerd of zullen dat binnenkort doen. België en Duitsland hebben gekozen voor de forfaits, het Verenigd Koninkrijk is voornemens het volgend jaar kostendekkende tarieven in rekening te brengen. Elektronische vooraanmelding is nog alleen in Nederland mogelijk via het project Cliënt.

Nadere gedachtewisseling

Ook de heer Mastwijk (CDA) twijfelt natuurlijk niet aan het nut van keuringen voor Nederland. Hij heeft geenszins gepleit voor het toepassen van artikel 5, maar vraagt zich in relatie tot het level playing field wel af of andere landen dat artikel soms wel eens toepassen.

Om je niet uit de markt te prijzen, moeten voor een goede kostprijsberekening overbodige kosten worden voorkomen. Deze boodschap heeft hij in de richting van de PD willen meegeven en hij hoopt dat dit half november uit een zeer transparante begroting zal blijken.

Hij stelt het op prijs dat de minister bereid is om in Brussel te pleiten voor het verrichtingentarief en hij hoopt dat dit zo snel mogelijk zal worden gehonoreerd.

In het kader van het bacterievuur heeft hij gewezen op de toch wel vreemde situatie dat anderen dan boomkwekers en fruittelers, bijvoorbeeld eigenaren van plantsoenen en/of natuurterreinen, naar hij heeft vernomen nogal eens nonchalant omgaan met het aanplanten van bacterievuurgevoelige planten, struiken of bomen. Daaruit vloeit de klacht van de boomkwekers en fruittelers voort dat zij alleen voor de kosten moeten opdraaien.

De heer Waalkens (PvdA) memoreert dat het Bedrijfschap agrarische groothandel de schade van het Russische «avontuur» heeft geschat op ca. €450 mln. In dat licht moet zijns inziens ook de waarde van certificering worden gezien. Hij is dan ook blij dat de minister erkent dat dit een rijksverantwoordelijkheid blijft, te meer omdat het erop lijkt dat dit kabinet steeds meer verantwoordelijkheden naar het bedrijfsleven verschuift, iets waarover hij zich grote zorgen maakt.

Voor een goede beoordeling van de ombouw van de PD lijkt het hem noodzakelijk dat de Tweede Kamer nauwgezet over de ideeën en de voortgang wordt gerapporteerd.

Waar in de top van de PD de kennis al versmalt, lijkt het hem van belang dat de kennis bij de keurings- en inspectiediensten aanwezig blijft.

Met het klagen over tarieven is op zich niets mis, maar men mag daarbij niet het belang uit het oog verliezen dat is gemoeid met de activiteiten die daarmee worden uitgevoerd.

Volgens de heer Van den Brink (LPF) heeft men minder moeite met tarieven als men maar begrijpt waarom ze terecht zoveel hoger zijn dan wellicht in andere landen het geval is. Als hij van de minister hoort hoeveel meer producten in Nederland worden geïmporteerd en geëxporteerd, vraagt hij zich af waarom die schaalgrootte geen positieve invloed op de keuringskosten heeft.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is verheugd dat de minister nog gaat kijken naar de tarieven voor kleinere partijen en zou daar graag nader over worden geïnformeerd.

Zij herhaalt haar zorg over een mogelijke vlucht van goederenstromen naar buurlanden vanwege de hoge tarieven en is wel enigszins gerustgesteld door de resultaten van de bezoeken aan Antwerpen, Frankfurt en Londen. Er zal alles aan moeten worden gedaan om die vlucht te voorkomen. Het is daarom verstandig om de signalen die zij daar in ieder geval vanuit de havens over krijgt serieus te nemen en om door een zo efficiënt mogelijke werkwijze de kosten en daarmee de tarieven te drukken. Enerzijds zegt de minister dat de reduced checks daar een bijdrage aan zouden kunnen leveren, maar anderzijds zegt hij dat er wel aan de Brusselse regels moet worden voldaan en dus per steel moet worden gekeurd.

De minister erkent dat er bijvoorbeeld bij gemeenten en natuurbeheerders een gebrek aan kennis is over de risico's van bacterievuur. Hij zal bezien of er vanuit zijn ministerie of de PD meer informatie in die richting kan worden verspreid, maar zou het ook een goede zaak vinden als de organisaties van boomkwekers en fruittelers hetzelfde zouden doen.

Uiteraard heeft hij er geen bezwaar tegen om de Kamer in de loop van november te informeren over de voortang van de ombouw van de PD maar hij wil toch graag het desbetreffende besluit zelf nemen.

In zijn brief van 6 september jongstleden. heeft hij de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de tarieven voor bijvoorbeeld agf-producten. Die kunnen zeker omlaag, maar er is nog wel discussie over de verdeling binnen de sector. Morgen zal daarover het laatste gesprek plaatsvinden. Mocht daar geen overeenstemming worden bereikt, dan zal hij zelf de knoop doorhakken en de Kamer daarover uiteraard informeren. Randvoorwaarde blijft kostendekkendheid op sectorniveau.

Hij herhaalt blij te zijn met het instrument van de reduced checks maar minder blij met dat omslagstelsel en zal daarover zeker in Brussel gaan spreken. Dat zal niet gemakkelijk worden, want het draagvlak hiervoor in andere lidstaten is niet groot. Samen met het bedrijfsleven zal hij in ieder geval nadrukkelijk investeren in een goed alternatief.

Schaalgrootte werkt zeker niet nadelig uit. Het mooiste voorbeeld daarvan is Zweden. De schaal is veel kleiner, maar alles wordt wel doorberekend, zodat het tarief ook hoger is. De crux is dus dat andere lidstaten geen kostendekkend tarief hebben, hetgeen een voortdurende aansporing moet zijn om de verhouding tussen kwaliteit en kosten te optimaliseren. Daar zijn ook de projecten Cliënt en Plantkeur op gericht. Voorop moet blijven staan dat de kwaliteit voor de desbetreffende belangrijke economische sectoren van essentieel belang blijven.

De voorzitter memoreert de toezeggingen van de minister dat de Kamer in de tweede helft van november wordt geïnformeerd over de voortgang in de ombouw van de PD en zo spoedig mogelijk zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie en de verdeling van de tarieven voor agf-producten over de sectoren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD).

Naar boven