nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2005
In het kader van de vaststelling van de begroting van V&W voor het
jaar 2005 is de motie Slob c.s. ingediend en aangenomen (24 november
2004, 29 800 XII, nr. 31). Deze motie vraagt een notitie op te stellen
waarin de mogelijkheid over te schakelen op 25 kV verder wordt uitgewerkt.
Ik heb u al eerder al aangegeven (brief van 17 december 2004, kamerstuk
29 800 XII, nr. 46) dat invoering van 25 kV op het hele net voorlopig
niet opportuun is, noch beleidsmatig, noch budgettair.
In de bijgevoegde bijlage1 treft u de toegezegde
notitie aan. De daarin geformuleerde conclusies, zoals hieronder beschreven,
zijn in lijn met het eerder geformuleerde beleid van en mede gebaseerd op
door ProRail uitgevoerde studies en de visie van NS inzake modernisering van
de tractie-energievoorziening.
De conclusies zijn als volgt:
• Invoering van het 25 kV-systeem, of een ander tractie-energievoorzieningssysteem
dan het huidige 1500 V-systeem, op het huidige Nederlandse spoorwegnet is
financieel, technisch, exploitatief en organisatorisch (zeer) problematisch.
Tegenover de grote nadelen en kosten staan beperkte voordelen, die bovendien –
indien nodig – beter door frequentieverhoging en andere verkorting van
de reistijd van deur tot deur kan worden nagestreefd.
• Andere redenen dan snelheidsverhoging richting 200 km/u om de Nederlandse
spoorweginfrastructuur over te schakelen op 25 kV zijn er niet. De Betuweroute
wordt weliswaar ten behoeve van zwaar goederenverkeer uitgerust met het 25
kV-systeem, maar voor de rest van de spoorweginfrastructuur is deze reden
nauwelijks aan de orde. Voor light-rail-toepassingen is het bovendien wenselijk
om het 1500 V-systeem te handhaven.
• Zowel in het plan van de spoorsector «Benutten en Bouwen»
als in de Nota Mobiliteit is niet gekozen om de huidige maximumsnelheden van
140 km/u (en incidenteel 160 km/u) op de hoofdspoorweginfrastructuur te verhogen. De beperkte volume-effecten en het negatieve effect van
snelheidsverhoging op de capaciteit is daarbij een belangrijk argument.
• Het geschikt maken van het Nederlandse spoorwegnet voor snelheden
richting 200 km/u en het ombouwen daarvan naar het 25 kV-systeem is een mega-infrastructuurproject.
De investeringskosten hiervan worden geraamd op circa € 10 mld.
Nog ernstiger dan deze aanzienlijke kosten lijkt echter de jarenlange aanslag
van deze complexe ombouwoperatie op de betrouwbaarheid en punctualiteit van
de treindienst.
• In Europa zullen, naast het in Nederland toegepaste 1500 V-systeem,
nog gedurende een lange termijn, tot na de horizon van de Nota Mobiliteit
en het plan «Benutten en Bouwen», drie andere verschillende tractie-energievoorzieningssystemen
toegepast blijven. Er is dus geen sprake van een Europese uniformering die
opdruk zou geven aan omschakeling van het 1500 V- naar het 25 kV-systeem.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs