nr. 36
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2005
Op 15 april 20041 heb ik u per brief
ingelicht over mijn voornemen om in overleg met de luchtvaartmaatschappijen
nader te onderzoeken wat voor andere preventiemaatregelen mogelijk zijn ter
voorkoming van risicovol gebruik van alcohol, drugs of medicijnen door vliegend
personeel. In de brief heb ik u medegedeeld dat ik voor mijn vervolgaanpak
de volgende uitgangspunten zal hanteren;
1. Een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau in de luchtvaart.
2. Het neerleggen van verantwoordelijkheden bij de sector zelf, dit mede
gezien de eigen verantwoordelijkheid van de sector voor een veilige vluchtuitvoering.
3. Alleen daar regels stellen waar dat noodzakelijk is voor de veiligheid
om tegelijkertijd maximale ruimte te laten voor de operator om tot economisch
verantwoorde exploitatie te komen.
In het afgelopen jaar heb ik overleg met de sector en andere betrokken
partijen gevoerd om deze punten nader uit te werken. Dit heeft geleid tot
het opstellen van een protocol door de luchtvaartmaatschappijen, dat ik u
als bijlage bij deze brief ter informatie aanbied2.
Aan de luchtvaartmaatschappijen die zich verbinden tot extra preventie inspanning
in dit protocol, is toegezegd dat daarmee rekening wordt gehouden door de
toezichthoudende instantie, de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Een elftal
luchtvaartmaatschappijen heeft de afspraak ondertekend.
Bij luchtvaartmaatschappijen die het Protocol niet ondertekenen zal de
Inspectie Verkeer en Waterstaat strenger controleren op preventie inspanningen
ter voorkoming van alcohol en/of drugsgebruik in het kader van de Vergunning
tot vluchtuitvoering. Samenvattend heeft het overleg tot de onderstaande bevindingen
en afspraken geleid.
• Het TNO rapport geeft nieuwe inzichten in de risico’s en
de behoefte aan regelmatige voorlichting over de gevaren met betrekking tot
het vereiste «fit-to-fly» principe, met name op het terrein van
drugs en medicijngebruik.
• Partijen erkennen het risico voor de vliegveiligheid van misbruik
van alcohol, drugs en medicijnen en de luchtvaartmaatschappijen spreken in
dit protocol af welke extra maatregelen zij willen treffen tot voorlichting
en bewustwording van deze gevaren.
• De luchtvaartmaatschappijen vinden dat huidige alcoholpreventie maatregelen (niet die voor drugs en medicijnen)
die zij nemen, al leiden tot adequaat resultaat. Desalniettemin zeggen zij
toe dat zij zich blijvend inzetten voor verbetering van de informatie en ook
blijvend zullen monitoren wat de effecten op bewustzijn, kennis en gedrag
van het personeel zijn.
• Voor voorlichting en andere preventiemaatregelen ter voorkoming
van risicovol gebruik van medicijnen en/of drugs zullen de luchtvaartmaatschappijen
extra inzet plegen.
• Overgaan tot «self testing» maatregelen wordt door
de luchtvaartmaat-schappijen wordt niet reëel gevonden. Voor drugs en
medicijngebruik is nog geen sprake van een betrouwbare meetmethode om de historie
van het gebruik vast te stellen. Met betrekking tot «self testing»
voor alcoholgebruik ziet de sector mogelijk nadelige effecten op het «level
playing field» tussen Europese luchtvaartmaatschappijen. Sector denkt
aan verantwoordelijkheid tegemoet te komen door inspanningen bij aanname selectie,
de kwalitatief goede opleidingen met training op verantwoordelijkheidsbesef
en interne maatschappij bewaking van het personeelsgedrag. Een kostbare extra
investering in de vorm van «self testing» achten de luchtvaartmaatschappijen
daarom op dit moment niet reëel.
• Met de luchtvaartmaatschappijen is ook overeengekomen dat de effecten
van de evaluatiemaatregelen geëvalueerd zullen worden. De wijze waarop
dat zal gebeuren vormt onderdeel van dit protocol. Verkeer en Waterstaat zal
als bijdrage aan deze evaluatie een belevingonderzoek instellen bij het personeel
van betrokken luchtvaartmaatschappijen. De nulmeting vindt plaats in de eerste
helft van 2006 en de evaluatie meting na 2 jaar.
Ik acht dit initiatief tot een «gedragscode» een positieve
bijdrage aan de luchtvaartveiligheid.
Uit het voorliggend protocol blijkt mijns inziens dat de luchtvaartmaatschappijen
eigen verantwoordelijkheid hebben genomen en zelf maatregelen hebben voorgesteld
na zich overtuigd te hebben van de te verwachten effecten van de extra preventie.
Ook de door hen voorgestelde evaluatie, over 2 jaar zal naar mijn mening een
bijdrage hebben aan verbetering van de veiligheid.
Ik wijs u erop dat met deze aanpak geen sprake is van extra regelgeving
noch doorbreking van het beleid inzake «level playing field» in
Europa.
In de concept Europese operationele eisen voor de afgifte van een Vergunning
tot vluchtuitvoering1 zal een zorgplicht worden
geïntroduceerd voor vergunninghouders om haar personeel zoveel mogelijk
te ondersteunen en faciliteren bij het voldoen aan de vereiste lichamelijke
fitheid tijdens de vlucht. Ik zie ondertekening van bijgaand protocol als
een pro-actieve invulling van deze komende zorgplicht.
De hiervoor geschetste aanpak heeft betrekking op vliegend personeel van
luchtvaartmaatschappijen. Ik streef ernaar om bij gebleken succes deze aanpak
ook te overwegen voor andere functies, zoals het vliegtuigonderhoudspersoneel
in de luchtvaart.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus