30 300 XII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2006

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2005

Hierbij doe ik u het eindrapport1 van de tweede evaluatie van de Dienst Wegverkeer (RDW) toekomen.

Aanleiding van de evaluatie

Per 1 juli 1996 is de voormalige Rijksdienst voor het Wegverkeer verzelfstandigd en heeft de RDW de status van een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) gekregen. In de instellingswetgeving is bepaald dat het functioneren van de verzelfstandigde dienst eerst na vijf jaar en vervolgens iedere vier jaar, geëvalueerd dient te worden, waarvan het verslag aan de Staten-Generaal zal worden toegezonden.

De eerste evaluatie is uitgevoerd in 2001. Daarbij werd door het onderzoeksbureau Berenschot geconcludeerd dat de verzelfstandiging was geslaagd en dat op het gebied van de doelmatigheid, de kwaliteit van de dienstverlening en de sturings- en toezichtrelatie duidelijke verbeteringen waren opgetreden.

Deze tweede evaluatie is uitgevoerd in de periode maart-september 2005 door het onderzoeksbureau Twijnstra Gudde (in samenwerking met RebelGroup), die daarbij is bijgestaan door een begeleidingsgroep onder voorzitterschap van de heer H.A.P.M. Pont.

Conclusies van de tweede evaluatie

Uit deze (tweede) evaluatie komt als algemeen beeld naar voren dat:

«de RDW in de onderzoeksperiode doeltreffender, doelmatiger en transparanter is gaan opereren. De kwaliteit van de dienstverlening en de klantgerichtheid is verbeterd en het ministeriële toezicht en de sturing hebben zich, evenals de relatie van de RDW met haar maatschappelijke omgeving, positief ontwikkeld. Tegelijkertijd wordt deze dienstverlening, indien rekening gehouden wordt met inflatie en CAO-ontwikke-lingen, gerealiseerd tegen een lager kostenniveau. De ZBO-status van de RDW is een belangrijke drijvende kracht achter deze ontwikkelingen gebleken».

(Bron: Pagina 1 van de samenvatting eindrapport tweede evaluatie).

Tevens is door de onderzoekers geconcludeerd dat vrijwel alle aanbevelingen naar aanleiding van de eerste evaluatie, door de RDW en/of het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn opgevolgd en uitgevoerd.

De hiervoor genoemde conclusies onderschrijf ik.

Vervolgstappen

Door Twijnstra Gudde is in het evaluatierapport voor de verschillende aandachtgebieden een aantal aanbevelingen gedaan (zie paragraaf 1.3 van de samenvatting). In de komende weken zal ik in overleg met de RDW bezien of en zo ja, op welke wijze en wanneer, deze aanbevelingen zullen worden opgevolgd. Voor zover daartoe aan-leiding is, zal ik u hierover voor het eind van 2005 afzonderlijk informeren. Bij de beoordeling van de aanbe-velingen zullen uiteraard de recente ontwikkelingen op het gebied van toezicht en zelfstandige bestuursorganen, zoals bijvoorbeeld het wetsvoorstel Kaderwet ZBO's en de actualisatie van de Kaderstellende visie op toezicht, worden betrokken, voor zover dit qua planning en/of inhoud aan de orde is.

Het Kabinet is voornemens om naar aanleiding van het recente Kabinetsstandpunt «Een herkenbare staat: investeren in de overheid», waarover op korte termijn een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer zal plaatsvinden, de huidige zelfstandige bestuursorganen door te lichten. Het thans voorliggende evaluatierapport zal ik bij de doorlichting van de RDW gebruiken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven