30 300 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2006

nr. 70
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2005

Bij het overleg over stank en mest in juni 2005 (29 435, nr. 155) in uw Kamer heb ik toegezegd, dat ik uw Kamer zou informeren over de resultaten van het deel «Ruimte voor Ruimte» binnen de RBV, de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken. Ik reageer hiermee tevens op de oproep daartoe in het rapport van de Algemene Rekenkamer over RBV en Ruimte voor Ruimte. Het Ministerie van VROM en de Rekenkamer overleggen intussen over een betere wijze van informeren van de Kamer, waar Ruimte voor Ruimte een regeling betrof waarvan de geldstromen verliepen via de provincies en buiten de VROM-begroting zijn gebleven.

Deze brief informeert de Tweede Kamer over de voortgang van het ruimtelijke deel van de RBV, de Ruimte voor Ruimte-regeling (RvR-regeling).

Regeling Beëindiging Veehouderijtakken

De RBV is o.a. beschreven in de brieven van 25 februari 2000 en 17 maart 2000 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Tweede Kamer 1999/2000, 26 729, nr. 19 en nr. 20, 25 februari 2000 en 17 maart 2000). Daarnaast is RBV gepubliceerd in de Staatscourant van 17 maart 2000 (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, Staatscourant nr. 55, 17 maart 2000).

De focus van het Rijk was op de eerste plaats gericht op het uit de markt halen van mestproductierechten (opkoop mestproductierechten). Daarnaast speelde de wens van rijk en provincies om te komen tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de reconstructiegebieden. Door deze beide te combineren in de RBV ontstond er een win-win mogelijkheid. Op deze wijze levert de RBV een bijdrage aan het wegnemen van het overschot aan dierlijke mest, stelt het ondernemers in staat op een sociaal verantwoorde wijze te stoppen met de betreffende intensieve veehouderij(tak) en kwam er een oplossing voor de leegkomende stallen (vermindering verstening door sloop en vervangende nieuwbouw).

In de RBV zijn derhalve twee elementen opgenomen. Ten eerste een landelijke opkoopregeling van mestrechten. Dit deel van de regeling is reeds geëvalueerd, waarover door de Minister van LNV is gerapporteerd (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 86).

Het tweede deel van de RBV betreft de Ruimte voor Ruimte-regeling. Onderhavige brief gaat in op de resultaten van deze laatste regeling.

Ruimte voor Ruimte-regeling

Deze RvR-regeling is alleen opengesteld in de 5 provincies met een reconstructietaak, te weten Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Utrecht. De RvR-regeling heeft een grote impuls betekend voor de reconstructie van de zandgebieden, met name door de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de reconstructiegebieden op het gebied van ontstening, realisatie EHS en verbetering van de milieukwaliteit).

Het Pact van Brakkenstein vormde de grondslag van de RvR-regeling. Het werd op 15 maart 2000 ondertekend door het Rijk (LNV, VROM), de vijf reconstructieprovincies en de VNG.

De kern van de RvR-regeling is door de mogelijkheid van een subsidie voor de sloop van stallen, te verlenen door de provincie, een extra impuls te geven aan de beëindiging van veehouderijen. De uitgifte van extra bouwkavels genereerde de benodigde middelen voor de subsidie t.b.v. de sloop van stallen. Tegelijkertijd maakt bebouwing van mindere kwaliteit (stallen) plaats voor bebouwing met meer kwaliteit. Daarbij wordt er door de bebouwing zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij bestaande bebouwing een ruimtelijke kwaliteitsimpuls gegeven aan het landelijk gebied.

De RvR-regeling was toegankelijk voor de agrariër die zijn fosfaatrechten liet opkopen. Alleen dan was het mogelijk om in aanmerking te komen voor een subsidie voor de sloop van de bijbehorende stallen. Er waren twee momenten, 1e en 2e tranche, waarop een agrariër zich kon aanmelden voor de RBV en daarnaast in de reconstructieprovincies de mogelijkheid had deel te nemen aan de RvR-regeling. De 1e tranche was opengesteld van 22 maart 2000 tot en met 19 mei 2000 en de 2e tranche stond open voor deelname van 1 oktober 2001 tot en met 31 oktober 2001.

De bijdrage van het Rijk lag in het feit dat de provincies de planologische ruimte kregen om de bouw van maximaal 6500 woningen mogelijk te maken, boven op de woningen die al waren goedgekeurd in andere ruimtelijke procedures. Het aantal van 6500 woningen zou, zo was de inschatting, de mogelijkheid bieden voor de sloop van maximaal 6 000 000 m2 aan stallen. De (indicatieve) verdeling van de maximaal ter beschikking staande woningbouwaantallen verdeeld over de provincies gaf het volgende beeld:

Utrecht200 
Gelderland1 500 
Limburg900  
Noord-Brabant3 000 
Overijssel900 
Totaal6 500 

Provincies waren primair verantwoordelijk voor de realisering van de ruimtelijke kwaliteit, de financiering en de garantstelling voor de benodigde middelen voor de sloopregeling. De provincies zouden de nieuw te bouwen woningen zoveel mogelijk laten aansluiten bij bestaande bebouwing.

Stand van zaken

Recent hebben de vijf reconstructieprovincies op verzoek van het Rijk inzicht gegeven in de (ruimtelijke) voortgang van de RvR-regeling, met als peildatum 1 januari 2005. De volgende vragen zijn hierbij aan de orde geweest:

aantal veehouderijen dat is gestopt en het aantal veehouderijen dat stallen heeft gesloopt;

oppervlakte (m2) gesloopte stallen;

totaal aantal compensatiewoningen; en

aandeel compensatiewoningen gebouwd op plaats van de sloop.

Hieronder zijn de gegevens in een tabel weergegeven.

provinciebedrijven totaalbedrijven zonder sloop bedrijven met sloop
 aantalaantalaantalopper vlakte afbraak m2compensatie woningen niet op kavelcompensatie woningen op kaveltotaal aantal woningen
Utrecht73472639 000552580
Gelderland1 369788581614 500743125868
Limburg454109345602 0002277234
Noord-Brabant1 5454741 0711 708 0001 712191 731
        
Totaal34411 4182 0232 963 5002 7371762 913
        
Overijssel1626456170129 0006000600
        
Totaal 5 provincies40671 8742 1933 094 5003 3371763 513

1 PS van Overijssel hebben in 2000 een regeling vastgesteld die afwijkt van de regeling in de andere reconstructieprovincies. De hoofdlijn van de Overijsselse regeling is dat Ruimte voor Ruimte-locaties moeten passen in het Streekplan Overijssel 2000+ en slechts mogen worden ontwikkeld in of aan de 5 steden, Kampen en de regionale centra Steenwijk en Hardenberg. PS hebben niet willen toestaan dat een RvR-woning wordt gebouwd op de plaats van een gesloopte stal of in de nabij gelegen kleine kern, wat in andere reconstructieprovincies wel tot de mogelijkheden behoort. De onderhandelingen van GS van Overijssel met bovengenoemde gemeenten zijn nog niet afgerond. Daardoor is het niet mogelijk om gedetailleerd inzicht te geven in de uiteindelijke resultaten en in het aantal RvR woningen dat boven op het reguliere woningbouwprogramma wordt gerealiseerd. Bovendien zal niet met alle gemeenten een exact aantal te bouwen RvR woningen worden afgesproken. Soms zijn raamovereenkomsten overeengekomen, soms worden andere planologische ontwikkelingen door de provincie ondersteund via het RvR dossier.

Een totaal van 4067 veehouderijen is gestopt in de reconstructieprovincies. Noord-Brabant en Gelderland, nemen hiervan ruim 70% voor hun rekening. Van de 4067 intensieve veehouderijen hebben 2193 veehouderijen (54%) besloten om ook de bijbehorende stallen te slopen.

Het aantal van 2193 intensieve veehouderijen dat overgaat tot de sloop van stallen zorgt voor de afbraak van circa 3 100 000 m2 (310 ha) aan bebouwing. Gemiddeld genomen wordt er per bedrijf ruim 1400 m2 aan stallen gesloopt.

De sloop van stallen wordt bij de RvR-regeling betaald door het uitgeven van woonkavels. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen bouwen op de plaats van sloop en in of aan een bestaande kern. Er zullen voor de sloop van 3 100 000 m2 aan stallen 3513 woningen worden teruggebouwd. Van deze 3513 zal circa 5% worden teruggebouwd op de plaats van sloop. Het merendeel van de woningen wordt gebouwd in of aan een bestaande woonkern.

De mogelijkheid tot subsidie voor de sloop van stallen heeft kennelijk voorzien in de behoefte van een deel van de agrariërs om definitief te stoppen met hun intensieve veehouderij waarmee de aankoop van mestrechten een impuls heeft gekregen. Dit wordt ook geconcludeerd in de eerder genoemde brief van de Minister van LNV (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 86). Hieruit blijkt ook dat de procentuele deelname aan de RBV groter was in de provincies waar ook een vergoeding voor de sloop van gebouwen, RvR-regeling, mogelijk was.

Ten tijde van het opstellen van het pact van Brakkenstein is uitgegaan van een extra beleidsruimte voor de provincies van maximaal 6500 (6000 gekoppeld aan beëindiging en 500 niet gekoppeld aan beëindiging) extra woningen. Het aantal van 6000 was indertijd gebaseerd op de schatting dat er 6000 bedrijven zouden stoppen met een gezamenlijk oppervlakte aan stallen van circa 6 000 000 m2. Nu blijkt dat er bijna 2200 bedrijven hun stallen zullen slopen met een oppervlakte van circa 3 100 000 m2 en hiervoor zullen maximaal 3513 woningen worden teruggebouwd. Uitgaande van een bebouwd oppervlak van circa 100m2 per woning, een cijfer waar bij de start globaal mee is gerekend, bedraagt de ontstening bij deze «uitruil» 80 tot 90%.

De bouw van de 3513 woningen was op peildatum 1 januari 2005 nog niet voltooid. Het is theoretisch mogelijk dat het aantal woningen iets lager uitvalt dan de 3513. Dit komt omdat er bij de verschillende provincies een deel van de woningen nog niet planologisch is goedgekeurd door GS. In dit proces kunnen woningen afvallen.

Samenvattend

De RvR-regeling is succesvol geweest. Het heeft gezorgd voor een grotere deelname van agrariërs om definitief te stoppen met hun intensieve veehouderij en daarmee versneld uit de markt halen van de mestrechten. Bovendien is de verstening van het landelijk gebied met circa drie miljoen vierkante meter verminderd. De woningen zijn en worden in de nabije toekomst herbouwd vooral in of aansluitend aan de bestaande bebouwing, waardoor een extra ruimtelijke kwaliteitswinst is geboekt.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven