nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2006
Sinds enkele jaren loopt de aanvoer van gevaarlijk afval, dat ter verbranding
aan de draaitrommeloven (DTO) van de Afvalverbranding Rijnmond (AVR) wordt
aangeboden, drastisch terug. In juli 2004 heeft het Afval Overleg Orgaan (AOO)
een verkennende studie uitgevoerd naar de gevolgen van een eventuele sluiting
van de DTO. De resultaten van dit onderzoek hebben er uiteindelijk toe geleid
dat besloten werd de draaitrommeloven van AVR per 1 januari 2005 stil
te leggen. Met AVR is overeengekomen dat hiervoor een vergoeding zal worden
verstrekt van € 27,85 mln. De Tweede Kamer is hierover door middel
van de brief van 25 augustus 2004 (Kamerstuk 29 200 XI, nr. 131,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 898, nr. 2, pag. 4 en
26) geïnformeerd.
Door de VROM-Inspectie is in de afgelopen maanden onderzocht wat de consequenties
zijn van de sluiting van de laatste draaitrommeloven in Nederland.1
De rapportage over dit onderzoek geeft een beeld van de wijze van afvalverwijdering
van gevaarlijke afvalstoffen die na het weg vallen van de DTO elders moeten
worden verwerkt en kan dus ook gezien worden als een vervolg op het door het
AOO uitgevoerde onderzoek. Parallel aan het onderzoek van de VROM-Inspectie
is door de DCMR-Milieudienst Rijnmond een onderzoek uitgevoerd naar de veranderingen
binnen de AVR-Holding zelf, als gevolg van de sluiting van de DTO. Waar noodzakelijk
is in het onderzoek handhavend opgetreden.
Geconcludeerd wordt dat gevaarlijk afval na de sluiting van de Nederlandse
DTO voornamelijk naar DTO’s in Duitsland en België en naar een
enkele cementoven in België of Frankrijk wordt geëxporteerd.
Veel primaire ontdoeners geven hun gevaarlijk afval nog steeds aan de
AVR af, die het vervolgens exporteert. Voor andere bedrijven was het in het
begin wennen aan de exportprocedures maar al het gevaarlijk afval kan nog
steeds worden afgevoerd.
Het grootste deel van secundaire ontdoeners heeft de afvoer naar AVR gestopt
en heeft zelf export-vergunningen aangevraagd. Zij hebben met name moeite
met de toename van de administratieve lasten die een gevolg zijn van de procedures
die bij de export van ingezameld kleine gevaarlijke afval gevolgd moeten worden.
Het hergebruik dat door de hogere verwerkingskosten bij de DTO voor veel
secundaire ontdoeners nog rendabel was, wordt afgebouwd. Nu de verwerkingskosten
in het buitenland lager zijn, verschuift het hergebruik (opwerken) naar nuttige
toepassing in de vorm van energieterugwinning.
Secundaire ontdoeners geven ook aan dat door de sluiting van de DTO minder
stagnatie optreedt in de afvoer, doordat de afvoer nu gespreid kan worden
naar verschillende partijen.
Zoals het zich nu laat aanzien heeft AVR zich onvoldoende gerealiseerd
dat met name de administratie waarin gegevens zijn opgenomen over de verbranding
van gevaarlijke afvalstoffen ten minste 5 jaar bewaard moet worden. Bij het
verschijnen van dit rapport kon nog geen definitief uitsluitsel worden gegeven
over een aantal administratieve onduidelijkheden. Met name de grote afwijkingen
tussen afgifte en ontvangst van verschillende partijen gevaarlijk afval, roepen
op zijn minst vraagtekens op over de kwaliteit en inzichtelijkheid van de
administratie van de AVR en de wijze waarop gevaarlijke afvalstromen feitelijk
zijn verwerkt.
Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik het volgende besloten.
• AVR-Holding zal worden aangesproken op hun contractuele verplichting
een administratieve eenheid in stand te houden die de wettelijk verplichte
bewaartermijn van vijf jaar voor de afvalstoffen adminstratie van de Holding
op een adequate wijze bijhoudt.
• De VROM-Inspectie gaat samen met en de DCMR/Milieudienst een administratief
onderzoek instellen naar de afvalstoffen-administratie van de AVR, waar het
gaat om de afgifte van gevaarlijke afvalstromen van de vestiging aan de Oude
Maasweg aan de DTO over de periode 01/2001–12/2004.
• Afhankelijk van de jaarcijfers van 2005 over de afvoer van gevaarlijk
afval naar het buitenland, stelt de VROM-Inspectie een nader onderzoek in.
Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel