30 300 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2006

nr. 241
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2006

In november 2000 is het Arboconvenant Onderwijs en Wetenschap ondertekend door de sociale partners uit het onderwijs, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het Arboconvenant O&W bestaat uit drie afzonderlijke convenanten voor respectievelijk het primair- en voortgezet onderwijs (PO/VO), het middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) en het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (HOO). De doelstelling van dit convenant was het terugdringen van ziekteverzuim, het verlagen van de werkdruk en het reïntegreren van langdurig zieke werknemers. De arboconvenanten in PO/VO en in de BVE sector zijn in december 2004 beëindigd, het arboconvenant in het HOO op 1 december 2005. In 2005 en begin 2006 zijn alle maatregelen en instrumenten uit de convenanten geëvalueerd.

Het doet mij deugd u te melden dat het Arboconvenant Onderwijs en Wetenschappen tot positieve resultaten heeft geleid. De doelen uit het convenant zijn vrijwel allemaal gehaald, het ziekteverzuim is binnen alle onderwijssectoren gedaald. De investeringen in de Arboconvenanten hebben geloond; onderzoek bevestigt dat in alle gevallen de materiële baten (door het lagere verzuim, minder instroom in de WAO en snellere reïntegratie) de initiële, eenmalige kosten van het Arboconvenant overtreffen. Wellicht even belangrijk zijn de immateriële baten; de afname van verzuim en psychische belasting leidt tot minder druk en spanning voor de werknemers in het onderwijs. Verder vindt inbedding van de effecten van de Arboconvenanten in alle onderwijssectoren plaats.

Ik wil u graag een paar resultaten en hoofdpunten uit de Arboconvenanten noemen. In de overkoepelende samenvatting van het Arboconvenant O&W1, die samen met deze brief wordt verzonden, vindt u meer informatie. U kunt de achterliggende onderzoeken en rapportages terugvinden op de website van OCW in het dossier «Arbo» (www.minocw.nl/arbo).

Resultaten Ziekteverzuim:

Één van de doelstellingen van het Arboconvenant O&W was om het ziekteverzuim in alle onderwijssectoren terug te dringen. Voor het primair- en voortgezet onderwijs was de afspraak dat het verzuim met één procentpunt teruggedrongen zou worden ten opzichte van het verzuimpercentage in 1999, voor BVE en HOO was de afspraak het verzuim tien procent te reduceren ten opzichte van de verzuimcijfers in 2002. Geconstateerd mag worden dat de doelstelling gehaald is voor alle sectoren. De daling van het ziekteverzuim is vooral te danken aan de daling van de verzuimduur.

Ziekteverzuim in het onderwijs 1999–2004:

 199920002001200220032004% Daling
Basisonderwijs8,78,98,47,576,766,4825%
Speciaal onderwijs9,49,69,78,737,567,2123%
Voortgezet onderwijs7,47,97,87,035,845,5724%
BVENB.NB.NB.7,267,155,7321%
HBO5,44,94,55,14,94,713%
WO4,34,54,33,52,92,932%
OnderzoekinstellingenNB.NB.NB.3,62,9316%

• Bron: Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt BV, VSNU, HBO-raad en het Arboservicepunt BVE.

• De daling van het ziekteverzuim in Bao, SO, VO, HBO en Universiteiten is gemeten tussen 1999–2004, voor BVE en OI tussen 2002 en 2004.

• De cijfers voor Bao, SO, VO, en BVE geven het totaal van het ziekteverzuim over de eerste twee ziektejaren, de cijfers voor HBO, WO en OI laten alle verzuim langer dan een jaar buiten beschouwing.

Bovenstaande cijfers zijn van toepassing op de periode dat de arboconvenanten van kracht waren. Recente (trend)cijfers laten zien dat het ziekteverzuim in 2005 is blijven dalen. Zo is het ziekteverzuim in het basisonderwijs in 2005 gedaald naar 5,89% en in het voortgezet onderwijs naar 5,38%.

In het speciaal onderwijs is het ziekteverzuim in 2005 op 6,41% uitgekomen. U zult hierover in de nabije toekomst via de reguliere brief over het ziekteverzuim in het onderwijs verder worden geïnformeerd.

Convenantscholen:

De vermindering van het ziekteverzuimpercentage bij 10 procent van de scholen in het PO en VO met het hoogste verzuim – de zogenaamde convenantscholen – met één procentpunt per jaar is gehaald. Door middel van het inzetten van negen extra regioadviseurs is het gemiddelde ziekteverzuim van deze «convenantscholen» in het PO/VO over een periode van drie jaar gedaald met 4,8 procentpunt.

Preventie psychische belasting:

Een tweede doelstelling uit het Arboconvenant O&W was de preventie en reductie van psychische belasting. Uit de evaluaties komt naar voren dat er wisselende resultaten behaald zijn. Wel is gebleken dat binnen alle sectoren het aspect psychische belasting (werkdruk) beter bespreekbaar is geworden en dat de aandacht hiervoor is toegenomen.

De doelstelling van het convenant in PO/VO was om de risicopopulatie die werd blootgesteld aan psychische belasting met tien procent te reduceren. Dit is volgens het onderzoek voor het primair- en voortgezet onderwijs gelukt. Er springen twee groepen uit: het onderwijzend personeel in het speciaal onderwijs laat een daling zien van 21 procent en het onderwijsondersteunend personeel in het basisonderwijs laat een daling van 27 procent zien.

In de BVE verschillen de resultaten naar personeelscategorie. Een daling van tien procent van de psychische belasting (werkdruk) bij het onderwijzende en leidinggevende personeel is niet gehaald. De psychische belasting is bij deze groepen overigens ook niet toegenomen. Bij de overige beroepsgroepen in de BVE- sector is de doelstelling van een afname van de ervaren psychische belasting met tien procent wél gehaald.

In het hoger onderwijs is het onderzoek naar de psychische belasting alleen in HBO uitgevoerd. De resultaten geven een divers beeld te zien; de groep die met emotionele belasting wordt geconfronteerd is met zeven procent afgenomen terwijl de omvang van de risicogroep die wordt blootgesteld aan een hoog werktempo en werkhoeveelheid juist is toegenomen.

Reïntegratie langdurig zieke medewerkers

Het reïntegreren van langdurig zieke medewerkers is in alle sectoren buitengewoon succesvol gebleken. Meest opvallend was het resultaat in het primair- en voortgezet onderwijs. In het convenant PO/VO was afgesproken dat er 3600 trajecten uitgevoerd zouden worden terwijl er, mede door extra investeringen vanuit OCW en sociale partners, uiteindelijk bijna 7000 werknemers een traject hebben gevolgd. Van deze groep langdurig zieke medewerkers heeft uiteindelijk 75% de werkzaamheden deels of geheel hervat. Na de beëindiging van deze reïntegratiesubsidies bleek dat deze stimulans ook niet meer nodig was – de doelgroep langdurig zieken is door inzet van deze subsidies aanzienlijk afgenomen – en door de invoering van de Wet verbetering poortwachter worden werkgevers al in een eerder stadium geprikkeld reïntegratietrajecten in te zetten.

In de sectoren BVE en HOO zijn er iets minder reïntegratietrajecten uitgevoerd dan men van plan was. Omdat in deze sectoren de trajecten echter zeer effectief bleken te zijn (voor BVE 84% en voor HOO 88% geslaagde reïntegratie) is het aantal langdurig zieke medewerkers dat weer aan de slag is gegaan (vrijwel) gelijk aan het streefgetal van 250 succesvolle trajecten.

Inbedding in de sectoren:

In 2005 is het zogeheten arbo«plus»convenant afgesloten in de sector primair- en Voortgezet onderwijs (PO/VO) ter reductie van psychosociale belasting en ter stimulering van verzuim- en reïntegratiebeleid. Dit convenant loopt tot juni 2007 en versterkt de in gang gezette positieve ontwikkelingen voor de gehele deelsector. De komende jaren zal er blijvend aandacht worden gegeven aan het terugdringen van psychische belasting en verzuim. In verband met het uittreden van het VO uit het Vervangingsfonds, dat als organisatie de uitvoering van de convenantactiviteiten voor haar rekening nam, zal de sector zelf zich in de komende periode meer gaan richten op het borgen van de Arbo-, verzuim- en reïntegratieactiviteiten in eigen sector.

Ook voor de sector BVE is een arbo«plus»convenant afgesloten. Deze loopt door tot juli 2007. In het convenant is een reductie van het ziekteverzuim afgesproken, worden de instellingen met een hoog frequent en langdurig verzuim ondersteund door consultants, en is de afspraak het WAO/WIA instroompercentage met 20% te doen afnemen.

De sector Hoger Onderwijs en Onderzoek(HOO) heeft gekozen voor het verlengen van het bestaande convenant met één jaar, tot december 2005. Na deze periode is een groot deel van de activiteiten voor de HBO sector via het Mobiliteitsfonds HBO voortgezet. Bovendien wil men de resultaten van het convenant borgen in de volgende CAO, waarin afspraken over preventie, werkdruk en reïntegratie kunnen worden opgenomen.

Concluderend kan gesteld worden dat de arboconvenanten in de onderwijssector succesvol zijn geweest en tot een positief resultaat hebben geleid. De voorgenomen doelstellingen ten aanzien van de ziekteverzuimreductie en de reïntegratie zijn in alle sectoren gehaald. Met betrekking tot de reductie van de psychische belasting is de doelstelling in het PO/VO geheel en in de BVE en het HOO deels gehaald. De evaluatie toont dat de opbrengsten zeker opwegen tegen de investeringen (zijnde in totaal ongeveer € 24 miljoen; € 9 662 084 door SZW en € 14 173 445 door OCW en de sectoren) die in het kader van de arboconvenanten zijn gedaan. Zo is er iets meer dan € 15 miljoen geïnvesteerd in de convenanten voor primair en voortgezet onderwijs. Door de daling van verzuim en het beperken van de instroom in de WAO heeft er in deze sectoren een besparing plaatsgevonden van € 259 miljoen. In de BVE sector is met een investering van € 4,5 miljoen een besparing gerealiseerd van ruim € 20 miljoen. Voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek geldt dat er bij de start van het convenant € 4,5 miljoen is geïnvesteerd met een opbrengst van circa € 26 miljoen. Deze financiële opbrengsten zijn niet geheel toe te rekenen aan de convenanten. Andere factoren, zoals de Wet verbetering poortwachter en conjuncturele factoren hebben eveneens effect gehad op de daling van het verzuim en het beperken van de instroom in de WAO.

De diverse uitvoeringsorganisaties (het Vervangingsfonds voor PO/VO en de Arboservicepunten voor BVE en HOO) hebben buitengewoon waardevol werk verricht en hebben een goede invulling gegeven aan de afspraken uit het Arboconvenant O&W. Het onderwerp Arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid is van blijvend belang gebleken en wordt nu verder door de sectoren opgepakt. Ik heb er alle vertrouwen in dat sociale partners in samenwerking met de instellingen zorgdragen voor het borgen van de resultaten van de arboconvenanten. Door middel van maatwerk binnen de verschillende sectoren, bijvoorbeeld door arboplusconvenanten en door deze onderwerpen op te nemen in de decentrale CAO’s, zal dit gerealiseerd kunnen worden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven