30 300 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2006

nr. 175
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2006

Hierbij bied ik u het Advies van de commissie toetredingsvereisten juridische beroepen (Commissie Hoekstra) aan1. Tevens geef ik u in deze brief, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Mark Rutte, de reactie op het advies van de commissie.

1. Instelling en taakopdracht van de adviescommissie

De toelating tot de juridische beroepen zoals advocaat, rechterlijk ambtenaar en notaris, waarvoor vereist was dat op grond van een juridische universitaire opleiding het recht om de meestertitel te voeren was verkregen, is op basis van de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur ook mogelijk bij de combinatie van de in het wetenschappelijk onderwijs verkregen graden van bachelor in het recht (wo-bachelor recht) en master in het recht (wo-master recht). Ook is in de verschillende wetten, zoals de Advocatenwet, de Wet op het notarisambt en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur (amvb) andere graden dan die van wo-bachelor recht aan te wijzen die, in combinatie met de graad van wo-master recht, ook toegang tot een juridisch beroep kunnen verschaffen. Tijdens de behandeling van het voorstel van voornoemde Aanpassingswet is aangekondigd dat een adviescommissie, onder voorzitterschap van mr. R.J. Hoekstra, zich zal buigen over de vraag of, met name met het oog op de invoering van de bachelor-masterstructuur, de regeling van de beroepsvereisten in de toekomst mogelijk verdere aanpassingen behoeft.

In dit verband gaat het ten eerste om de graden die in de wet met betrekking tot de toetreding tot de juridische beroepen van advocaat, rechterlijk ambtenaar en notaris (verder: juridische beroepen) worden vereist. Meer in het bijzonder is de commissie gevraagd te bezien of ook andere graden dan die van wo-bachelor recht, samen met de graad van wo-master recht, toetreding tot de juridische beroepen mogelijk moeten kunnen maken. Daarnaast heeft de commissie als taak gehad te beoordelen of de regelgeving met betrekking tot de nadere beroepsvereisten aangepast dient te worden. Op 7 oktober 2005 heeft de commissie haar advies aangeboden.

De leden van de commissie waren afkomstig uit de advocatuur, het notariaat, de rechterlijke macht en de hoger onderwijsinstellingen. Dit heeft geresulteerd in een breed gedragen advies, waarvoor mijn waardering.

Het advies van de commissie wordt door mij in grote lijnen overgenomen. Hieronder zal, na een korte schets van de huidige regelgeving en een weergave van de bevindingen en aanbevelingen van de commissie, hierop nader worden ingegaan.

2. Huidige regelgeving

In de wetten, waarin de beroepsvereisten voor de betrokken juridische beroepen zijn geregeld, is als hoofdregel vastgelegd dat voor de toetreding tot de juridische beroepen zowel de graad van wo-bachelor recht als de graad van wo-master recht wordt vereist (artikel 1d Wet rechtspositie rechterlijke amb-tenaren; artikelen 2 en 62 Advocatenwet; artikel 6 Wet op het notarisambt). Bij amvb kunnen ingevolge deze wetten ook andere graden dan die van wo-bachelor recht, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften, worden aangewezen die, in combinatie met de graad van wo-master recht, ook toegang tot de juridische beroepen kunnen verschaffen. Voorts kunnen bij amvb nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten (verder: nadere beroepsvereisten). Deze nadere regels zijn neergelegd in het Besluit rechts-positie rechterlijke ambtenaren, het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren, het Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris en het Besluit beroepsvereisten advocatuur en behelzen de aanwijzing van rechtsgebieden waarvan tijdens de opleiding een (grondige) kennis moet zijn verkregen. Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dient de universiteit het onderwijs in de rechtsgebieden, waarvan de kennis in het kader van de nadere beroepsvereisten verplicht wordt gesteld, in de opleiding aan te bieden.

3. Advies van de commissie

Voor de commissie is het waarborgen van de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening het uitgangspunt geweest bij haar advisering. Daarnaast heeft de commissie bij haar advies het aspect van de doorstroom vanuit het hoger beroepsonderwijs naar het wetenschappelijk onderwijs betrokken. Op grond van de huidige wetgeving zijn de graad wo-bachelor recht en de graad wo-master recht beide verplicht voor toetreding tot de juridische beroepen. De commissie onderschrijft dat deze combinatie van graden een zodanige kennis van het recht oplevert dat de kwaliteit van de juridische beroepsbeoefening daarmee wordt gewaarborgd. Voor de commissie is, bij het beoordelen of ook andere combinaties van graden toegang tot juridische beroepen zouden moeten verschaffen, dan ook bepalend geweest dat er sprake dient te zijn van een opleidingsniveau dat gelijkwaardig is aan dat behorende bij de graden wo-bachelor recht en wo-master recht. Daarbij heeft de commissie opgemerkt dat de graad wo-master recht in elk geval een vereiste voor toetreding moet zijn.

De commissie is, met het oog op het voorgaande, tot het oordeel gekomen dat er geen graad is aan te wijzen die van zichzelf als gelijkwaardig aan de graad van wo-bachelor recht kan worden gekwalificeerd. Daarnaast is de commissie echter ook van oordeel dat de kennis die wordt verkregen door de combinatie van een hbo-bacheloropleiding recht of een wo-bacheloropleiding, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, en een schakelprogramma, dat thans in de praktijk voor toelating tot de wo-masteropleiding recht wordt afgelegd, materieel bezien wel gelijkwaardig is aan de kennis die verkregen wordt door de wo-bacheloropleiding recht. Met het oog hierop adviseert de commissie dan ook om een betrokkene, die in het bezit is van de graad hbo-bachelor recht of wo-bachelor, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, bovendien een schakelprogramma heeft gevolgd, en de graad wo-master recht heeft verkregen, voor toelating tot een juridische beroep in aanmerking te laten komen.

Voorts adviseert de commissie om bij amvb de graden van hbo-bachelor recht en wo-bachelor, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, aan te wijzen als aan de graad wo-bachelor recht gelijk te stellen graden. De commissie benadrukt in haar advies dat voor bovenbedoelde gelijkstelling wel handhaving van de huidige praktijk met betrekking tot het verplichte schakelprogramma wordt verondersteld.

Ten slotte heeft de commissie ten aanzien van de nadere beroepsvereisten geoordeeld dat de huidige verschillen in de regeling hiervan zich laten rechtvaardigen door de verschillen in taken die in het kader van de uitoefening van de onderscheiden juridische beroepen worden verricht. De commissie adviseert dan ook om de nadere beroepsvereisten vooralsnog niet te wijzigen. Wel merkt zij daarbij op dat overwogen zou kunnen worden om de nadere beroepsvereisten van de advocatuur en de rechterlijke macht nader te harmoniseren en die van het notariaat minder gedetailleerd te formuleren.

4. Reactie bewindspersonen

De voor toelating tot de juridische beroepen gestelde vereisten hebben, zowel wat de verplichte graden betreft als wat de verplichte kennis van rechts-gebieden betreft, tot doel om de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening te waarborgen. Van belang is immers dat degenen die een juridisch beroep willen bekleden, op grond van een voorafgaande opleiding een zodanige kennis van het recht hebben verworven dat verwacht mag worden dat zij dat beroep naar behoren kunnen uitoefenen. Bij de beoordeling van een eventuele aanpassing van de regelgeving met betrekking tot de beroepsvereisten dient dan ook telkens uitgangspunt te zijn dat de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening gewaarborgd blijft. Meer toegespitst op de voor toelating vereiste graden is de bij wet vastgelegde hoofdregel, dat een betrokkene in het bezit moet zijn van zowel de graad van wo-bachelor recht als die van wo-master recht. Bij deze combinatie van graden staat namelijk in elk geval vast dat een betrokkene een kennis van het recht heeft die zodanig is dat de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening wordt gewaarborgd. Voor eventuele andere combinaties van graden zal moeten komen vast te staan dat zij gelijkwaardig zijn aan de combinatie van de graden wo-bachelor recht en wo-master recht.

Vastgesteld kan worden dat de commissie bij haar advisering eveneens boven-bedoeld uitgangspunt heeft gehanteerd en bij haar beoordeling, of andere combinaties van graden toegang tot de juridische beroepen zouden moeten kunnen verschaffen, hetzelfde als hierboven genoemd bepalend heeft geacht. Hiervan uitgaand is de commissie tot het oordeel gekomen dat alleen de combinatie van een hbo-bacheloropleiding in het recht of een wo-opleiding, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, een schakelprogramma en een wo-masteropleiding recht, in het kader van de beroepsvereisten vergelijkbaar is met de combinatie van een wo-bacheloropleiding recht en een wo-masteropleiding recht.

Daarbij strekt het genoemde programma (verder te noemen: deficiëntie-programma) ertoe de verschillen in het niveau en de grondigheid van de kennis tussen degenen die de hbo-bacheloropleiding recht hebben gevolgd en degenen die de wo-bacheloropleiding recht hebben gevolgd te vereffenen, met andere woorden om deficiënties van hbo-bachelors op te heffen.

Met het oog op de door de commissie gehanteerde uitgangspunten en de afwegingen die zijn gemaakt bij de beoordeling, of andere combinaties van graden in het kader van de beroepsvereisten gelijk zouden moeten worden gesteld aan die van de graden wo-bachelor recht en wo-master recht, neem ik het advies over om de combinatie van de graad van hbo-bachelor recht, een deficiëntieprogramma in bovenbedoelde zin en de graad van wo-master recht gelijkwaardig te achten aan de thans vereiste gradencombinatie en daarmee voortaan ook toegang tot de juridische beroepen mogelijk te maken. Voor het advies van de commissie betreffende de graad wo-bachelor, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, ligt dat anders. Daarvan is op dit moment geen concreet voorbeeld voorhanden. Mochten zich in de toekomst wel wo-bacheloropleidingen, anders dan in het recht en met een substantiële juridische component, aandienen, dan kan dit opnieuw worden bezien.

Anders dan de commissie hecht ik er wel aan dat, met het oog op het waarborgen van de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening, in de amvb’s niet alleen de graad van hbo-bachelor recht gelijk zal worden gesteld aan die van wo-bachelor recht, maar hierin ook het deficiëntieprogramma verplicht wordt gesteld. Bij de vaststelling in deze amvb’s van de eisen die aan het deficiëntieprogramma worden gesteld, zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij de inhoud van de programma’s zoals deze thans in de praktijk worden afgelegd. Een en ander heeft overigens geen consequenties voor de financiering, aangezien deze programma’s niet worden bekostigd. De regelgeving met betrekking tot de nadere beroepsvereisten zal zo nodig worden aangepast om ervoor zorg te dragen dat ook het onderwijs dat tijdens het deficiëntieprogramma wordt gevolgd, kan worden betrokken in het kader van de beoordeling of aan de vereiste (grondige) kennis ten aanzien van specifieke rechtsgebieden wordt voldaan.

Door de commissie, met daarin onder meer de desbetreffende beroepsgroepen, is vastgesteld dat er thans geen uitdrukkelijke redenen zijn om de nadere beroepsvereisten aan te passen. Voor wijziging van de regelgeving terzake bestaat met het oog hierop op dit moment dan ook geen aanleiding.

In overleg met de beroepsgroepen zal worden bezien of er wellicht toch aanleiding bestaat om in de toekomst de nadere beroepsvereisten voor de advocatuur en de rechterlijke macht wat meer gelijk te schakelen en die voor het notariaat iets minder gedetailleerd te regelen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven