30 300 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2006

nr. 77
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 november 2005

De commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief d.d. 9 september 2005 inzake ter kennis brengen van een Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk betreffende de status van defensiepersoneel ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba, en een Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten inzake de status van militair en burgerpersoneel tijdens militaire training op de Nederlandse Antillen en Aruba (BuZa-05-308).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 november 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Haan

De griffier van de commissie,

Van Oort

1

Kunt u uitgebreid inhoudelijk toelichten waarom u heeft geoordeeld dat de betreffende Verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoefden (ingevolge artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking Verdragen)?

De Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaalt dat voor een verdrag dat «geen belangrijke geldelijke verplichtingen aan het Koninkrijk oplegt en voor ten hoogste één jaar is gesloten» geen parlementaire goedkeuring is vereist.

De verdragen gelden voor de duur van de aanwezigheid van het Brits c.q. Amerikaans defensiepersoneel op de Nederlandse Antillen en Aruba, en in elk geval voor niet langer dan één jaar (zie de tekst in respectievelijk Trb. 2005, 168 en 2005, 176). Het Britse defensiepersoneel was aanwezig op de Antillen van januari tot april 2005, en het Amerikaanse personeel gedurende de maand mei 2005.

Geen van beide verdragen legt het Koninkrijk belangrijke geldelijke verplichtingen op.

2

Waarom heeft Nederland op 7 en 26 april 2005 een verdrag gesloten met Groot-Brittannië, betreffende de status van Brits defensiepersoneel dat assistentie verleent bij luchtverkenning aan de Nederlandse marine en de kustwacht op de Nederlandse Antillen en Aruba en daartoe het luchtruim van de Antillen en Aruba mag doorkruisen? Wat is de politieke en militaire noodzaak dat een dergelijk verdrag met Groot-Brittannië wordt gesloten?

Wanneer defensiepersoneel van het ene land voor enigerlei activiteit (tijdelijk) verblijft in een ander land, dient de rechtspositie van dit personeel juridisch te worden vastgelegd. Voor de NAVO-lidstaten is dit gebeurd in het verdrag inzake de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951 (Trb. 1953, 10). Dit verdrag regelt onder meer de immuniteiten, de verdeling van aansprakelijkheden, de verdeling van civiele en strafrechtelijke rechtsmacht, het dragen van wapens, fiscale zaken enz. Omdat dit verdrag niet geldt voor de Nederlandse Antillen en Aruba, is in het onderhavige geval uit juridische noodzaak een verdrag gesloten waarmee het NAVO-statusverdrag van toepassing wordt verklaard.

3

Waarom is het verdrag voor één jaar gesloten? Houdt u er rekening mee dat het verdrag verlengd wordt? Zo ja, waarom?

De aanwezigheid van Brits defensiepersoneel op de Nederlandse Antillen was slechts van korte duur; daarom is gekozen voor een kortlopend verdrag. Verlenging van dit verdrag wordt niet voorzien.

4

Is er een evaluatie van de werking van het verdrag voorzien? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet?

Er is geen evaluatie van het verdrag voorzien. Dit verdrag regelt immers de toepassing van het NAVO-statusverdrag, waarmee ruim 50 jaar ervaring is opgedaan.

5

Zijn dergelijke verdragen ook met andere landen voorzien? Zo ja, met welke landen en waarom?

Omdat het NAVO-statusverdrag niet geldt voor de Nederlandse Antillen en Aruba zullen soortgelijke afspraken met andere NAVO-bondgenoten ook in de toekomst noodzakelijk kunnen zijn, bijvoorbeeld in geval van gezamenlijke oefeningen en trainingen.

6

Wat houden de Britse werkzaamheden precies in? Om hoeveel personeel gaat het? Brengen Britse strijdkrachten eigen vliegtuigen mee? Van welke basis of bases maken zij gebruik?

Het Britse detachement was van januari tot april 2005 aanwezig op het vliegveld Hato te Curaçao met twee Britse NIMROD maritieme patrouillevliegtuigen. Het detachement bestond uit 65 personen, te weten drie vliegtuigbemanningen van 12 personen (36) en een ondersteuningsteam van technisch (21), operationeel (7) en administratief (1) personeel. Het detachement is ingezet ten behoeve van de (tijdelijke) uitvoering luchtverkenningstaken voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba. Op 1 april 2005 namen Nederlandse Fokker 60 maritieme patrouillevliegtuigen deze taken weer over.

7

Gaat het hierbij om een ander soort verdrag dan het Forward Operating Location-verdrag of is dit verdrag uitgebreid met Groot-Brittannië? Waarin verschilt dit verdrag van het FOL-verdrag? Indien het FOL-verdrag met Groot-Brittannië is uitgebreid waarom is dat het geval? Of is hier sprake van niet-FOL gebruik van de Nederlandse Antillen en Aruba? Wat is het kenmerk van niet-Fol gebruik?

Het Forward Operating Location-verdrag (2001) is een verdrag tussen de Verenigde Staten en het Koninkrijk der Nederlanden, op basis waarvan de Nederlandse Antillen en Aruba hun vliegvelden Hato en Reina Beatrix ter beschikking stellen voor het uitvoeren van drugsbestrijdingsvluchten in het Caribisch gebied door de VS. Het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk is gesloten in het kader van de tijdelijke uitvoering van de luchtverkenningstaken van de Koninklijke Marine en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Het betreffen derhalve twee verdragen die elkaar niet raken en niet met elkaar in verband staan.

8

Zijn de Britten verplicht te melden welke wapens zij meevoeren? Indien neen, waarom niet? Zo ja, zijn er beperkingen op het soort wapensystemen dat de Britse strijdkrachten mogen meebrengen? Zo ja, welke?

Het Britse detachement voerde de luchtverkenningstaken uit met onbewapende maritieme patrouillevliegtuigen. Ook het personeel van dit detachement was onbewapend.

9

Waarom heeft Nederland een verdrag met de Verenigde Staten gesloten inzake de status van Amerikaans militair en burgerpersoneel op de Nederlandse Antillen en op Aruba? Wat is de reden dat de VS strijdkrachten op de Antillen en Aruba willen legeren?

Ook bij gezamenlijke oefeningen en trainingen met NAVO-bondgenoten, zoals met de VS in mei 2005, is een regeling voor de status van het tijdelijk aanwezige buitenlandse defensiepersoneel noodzakelijk. Een kortlopend verdrag is daarvoor het geëigende middel. Zie ook het antwoord op vraag 5.

10

Is dit verdrag het «arrangement, dat afspraken van operationele aard bevat» en dat in de antwoorden op Kamervragen d.d. 3 december 2004 (Kamerstuk 29 800 V, nr. 71) als «vertrouwelijk» wordt gekenschetst, of gaat het hier om iets anders?

Het kortlopend verdrag met de Verenigde Staten is een zelfstandig verdrag en houdt geen verband met het FOL-verdrag of daaruit voortvloeiende afspraken van operationele aard.

11

Waarom is het verdrag voor één jaar gesloten? Voorziet u verlenging van het verdrag met nog één jaar? Indien neen, waarom niet? Zo ja, is het in dat geval niet zinniger het verdrag aan de Kamer voor te leggen, ongeacht artikel 7, onderdeel c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking Verdragen?

De aanwezigheid van Amerikaans defensiepersoneel voor gezamenlijke oefening en training was slechts van korte duur. Daarom is gekozen voor een kortlopend verdrag. Mogelijk zal ook de komende jaren gezamenlijk worden geoefend. In dat geval ligt een éénmalige verlenging van het kortlopende verdrag of een meerjarige statusregeling in de rede, mits zowel de Verenigde Staten als de Nederlandse Antillen en Aruba daarmee instemmen.

12

Wat voor soort militaire oefeningen, trainingen en activiteiten van de Amerikaanse Strijdkrachten vinden op de Nederlandse Antillen en Aruba plaats? Sinds wanneer vinden deze activiteiten reeds plaats? Hoeveel militair en burgerpersoneel en wat voor materieel is daarbij betrokken? Is er sprake van samenwerking met Nederlandse militairen en zo ja, in welk (multilateraal of bilateraal) kader?

De militaire eenheden die onder het bevel staan van de Commandant Zeemacht Caribisch Gebied (CZMCARIB) houden op reguliere basis gezamenlijke oefeningen en trainingen met militaire eenheden van andere NAVO-bondgenoten, waaronder de VS. De oefening in mei 2005 betrof een bilaterale training van maritieme vaardigheden tussen eenheden van CZMCARIB en eenheden van USSOUTHCOM. CZMCARIB bracht daarvoor een stafelement en twee pelotons mariniers, de bootgroep CARIB en een peloton Arubaanse militie in, (in totaal 97 militairen), van Amerikaanse zijde werd een schip, een commando element en een bootgroep ingebracht (in totaal ongeveer 250 militairen (inclusief scheepsbemanning). Alle eenheden waren uitgerust met hun eigen organieke middelen, CZMCARIB leverde daarnaast voertuigen voor transport en verbindingen.

13

Hoe verhouden deze activiteiten zich tot die onder de bestaande FOL-overeenkomsten (Forward Operating Location)?

Zie het antwoord op vraag 10.

14

Zijn er afspraken gemaakt en maatregelen genomen met betrekking tot de beveiliging van het Amerikaanse militair en burgerpersoneel? Zo ja, wat houden deze afspraken en maatregelen in?

De beveiliging van Amerikaans militair en burgerpersoneel wordt op de FOL-locatie uitgevoerd door Amerikaans militair beveiligingspersoneel. Het Amerikaans defensiepersoneel is gehuisvest in hotelaccommodatie buiten de FOL-locatie. De beveiliging aldaar wordt uitgevoerd door een combinatie van (ongewapend, niet-geüniformeerd) Amerikaans en lokaal Antilliaans beveiligingspersoneel.

15

Wanneer en op welke wijze is de Kamer eerder geïnformeerd over de activiteiten waar het Verdrag met de VS betrekking op heeft?

Het verdrag is als ontwerp-verdrag in onderhandeling gemeld aan beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba bij brieven van 3 mei 2005, met lijst van verdragen in onderhandeling (TK 2004–2005, II 23 530, nr. 64). De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer heeft de lijst voor kennisgeving aangenomen.

16

Is het mandaat van het Internationaal Strafhof onverminderd geldig op het Koninkrijksgebied?

Het Statuut van het Internationaal Strafhof geldt sinds 1 juli 2002 voor Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Het bedoelde bilaterale verdrag met de VS brengt in die gelding geen wijziging.

17

Kunt u aangeven hoeveel keer de Amerikaanse strijdkrachten in 2005 gebruik hebben gemaakt en nog zullen maken van de Nederlandse Antillen en Aruba? Kunt u tevens aangeven welke militaire middelen zij daarbij gebruiken?

Eenmaal, in mei 2005. Zie het antwoord op vraag 12.

18

Is het juist dat de Amerikaanse oorlogsbodems de USS Bataan, in augustus 2005, en de USS Ross, in september 2005, in het kader van dit verdrag tot de Antillen zijn toegelaten? Indien neen, wat zijn dan de feiten?

Nee, de USS Bataan (Willemstad) en de USS Ross (Philipsburg) brachten beiden een kort havenbezoek aan de Nederlandse Antillen. Voor ieder havenbezoek van een buitenlands schip wordt vooraf toestemming verleend door de Nederlands-Antilliaanse autoriteiten. De VS hebben van de Nederlands-Antilliaanse autoriteiten een doorlopende toestemming voor het afleggen van havenbezoeken en zij melden ieder havenbezoek vooraf aan. Het kortlopende statusverdrag met de VS heeft hierop geen betrekking.

19

Op welke juridische basis heeft de USS Saipan in januari 2005 een bezoek aan Willemstad gebracht?

Zie het antwoord op vraag 18.

20

Bent u ingelicht over de volledige bewapening van deze schepen? Indien neen, waarom niet?

Ja, bij de aanvraag voor de diplomatieke instemming (DIPCLEAR) en de daaropvolgende individuele aanmelding van het schip wordt bekend wat de bewapening ervan is. De Nederlandse en de Nederlands-Antilliaanse autoriteiten kunnen desgewenst om aanvullende informatie verzoeken.

21

Zijn de Amerikaanse strijdkrachten verplicht te melden welke wapens zij meevoeren? Indien neen, waarom niet? Zo ja, zijn er beperkingen op het soort wapensystemen dat de Amerikaanse strijdkrachten mogen meebrengen? Zo ja, welke?

Ja, bij de aanvraag voor de diplomatieke toestemming (DIPCLEAR) moet een eenheid aangeven wat haar capaciteiten zijn. Die informatie omvat naast personeelsgegevens, afmetingen en technische gegevens ook gegevens over wapensystemen. Er zijn geen beperkingen op het aantal en soort wapensystemen. Het is echter altijd voorbehouden aan het gastland om, op basis van de ontvangen informatie, geen DIPCLEAR af te geven en het voorgenomen bezoek daarmee af te wijzen.

22

Deelt u de mening dat deze verdragen een spanningverhogend element in de regionale verhoudingen met zich mee kunnen brengen? Indien neen, waarom niet? Zo ja, hebt u de buurlanden geïnformeerd over deze verdragen? Indien neen, waarom niet?

Nee, de verdragen regelen slechts de juridische status van tijdelijk aanwezig Brits en Amerikaans defensiepersoneel. Dat verblijf brengt evenmin een spanningsverhogend element in de regionale verhoudingen met zich mee, gezien de aard en doelstelling van de tijdelijke aanwezigheid, het beperkte aantal militairen en middelen en de korte duur van hun verblijf. In de Caribische regio is de Britse en Amerikaanse aanwezigheid sinds jaar en dag een feit. Het is overigens geen internationaal gebruik om buurlanden te informeren over dergelijke verdragen. Dit is in het onderhavige geval dan ook niet gedaan; het doel en de duur van het verblijf van het bedoelde defensiepersoneel gaf hier ook geen aanleiding toe.

23

Heeft u uit eigener beweging aan de Venezolaanse ambassade in Nederland voorgelegd dat Nederland bovengenoemd verdrag met de VS heeft gesloten? Indien neen, waarom niet?

Nee, zie het antwoord op vraag 22.

24

Is de wijze waarop geschillen beslecht worden tussen de partijen (via consultatie en eventuele diplomatieke kanalen), dezelfde als waarop in Europa geschillen van dezelfde aard met betrekking tot dergelijke Amerikaanse activiteiten worden beslecht? Zo nee, waarom niet?

Ja, die is dezelfde.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Vacature (algemeen).

Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Oplaat (VVD).

Naar boven