Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-IV nr. 44 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-IV nr. 44 |
Vastgesteld 22 juni 2006
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 31 mei 2006 overleg gevoerd met minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over:
– de brief van de minister voor BVK d.d. 13 februari 2006 over de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de aanpak van de armoedeproblematiek op de Nederlandse Antillen (30 300-IV, nr. 24);
– de brief van de minister voor BVK d.d. 15 maart 2006 inzake het armoedebeleid op de Nederlandse Antillen (30 300-IV, nr. 38);
– de brief van de gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen d.d. 25 januari 2006 met het eindverslag Pilot sociale vormingplicht (NAAZ060006);
– de slotconclusies van het op 13 en 14 maart 2006, te Philipsburg, Sint Maarten, gehouden topoverleg staatkundige structuur (NAAZ06011);
– de brief van de Stichting Antilliaans Perspectief d.d. 30 maart 2006 over de voortgang projecten kansarme Antillianen (NAAZ06015);
– de brief van het Bestuurscollege Eilandgebied Curaçao d.d. 30 maart 2006 over gemaakte afspraken over het uitvoeringstraject voor de realisering van de overeengekomen staatkundige vernieuwingen (NAAZ06017);
– de brief van de minister voor BVK d.d. 20 maart 2006 met informatie over het bezoek aan Aruba en de Nederlandse Antillen op 6 en 7 februari 2006 (30 300-IV, nr. 40);
– de brief van de minister voor BVK d.d. 21 april 2006 over het bestuurlijke overleg Nederlandse Antillen en Aruba van 27 tot en met 30 maart 2006 (30 300-IV, nr. 42).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Fessem (CDA) is diep bedroefd over de armoede op de Nederlandse Antillen, in het bijzonder op Curaçao. Er wordt volgens hem al erg lang gesproken over een structurele aanpak. Het eeuwige dilemma is de vraag of er geld moet worden gegeven, of moeten de omstandigheden worden gewijzigd op het gebied van onder ander het onderwijs en de gezondheidszorg? Hij vindt het een goede zaak dat het contract met het UNDP is opgezegd: te veel rapporten teisteren de Antillen. Is het geld al terug? Bij de integrale benadering waarvoor moet worden gekozen, is het probleem dat Nederland niets op eigen houtje kan doen. In de brief van 13 februari stelt de minister dat afspraken over de herstructurering van de staatkundige verhoudingen binnen het Hoofdlijnenakkoord een structurele aanpak mogelijk dichterbij brengen. De heer Van Fessem stelt voor, het woord «mogelijk» te vervangen door «in elk geval». De ontwikkelingen met betrekking tot de Antilliaanse medefinancieringsorganisatie (AMFO) baren hem zorgen. Hij is geschrokken van de verstrengeling van ngo’s en de financieringsorganisaties. Is daar gefraudeerd? Wat is de laatste stand van zaken, en kan de garantie voor een structurele verbetering worden gegeven? Komt er volgens de minister een zodanige startpositie dat herhaling kan worden vermeden?
Het eindverslag van de pilot inzake sociale vormingsplicht geeft aan dat er veel fouten zijn gemaakt, maar daarvan wordt wel geleerd. De heer Van Fessem brengt hulde aan de werkers, die goed hebben volgehouden. Zijn er inmiddels al uitvoeringsplannen ingediend? Legt Nederland procedures op, en zo ja kunnen er dan geen mensen worden bijgeleverd die daarmee kunnen omgaan? Kan ook hier naar vermindering van regeldruk worden gekeken? Is de sociale vormingsplicht inmiddels van start gegaan? Hoe staat het met de activiteiten van EZ in dit kader? Is al een follow-up gemaakt van de reis van de minister van EZ van enkele maanden terug? Zijn er al verbeteringen merkbaar? Valt er iets meer te melden over de activiteiten van OCW? Is er bij de andere departementen interesse voor de Antillen en zo nee, moeten er dat niet meer worden? Hebben al onze ministeries pendanten overzee?
De heer Leerdam (PvdA) verwijst naar de wervende kop boven een artikel in de Volkskrant van 9 mei: «Moordeiland Curaçao». Er werd gesignaleerd dat de jeugdwerkloosheid aldaar zo’n 33% bedraagt. Jongeren moeten perspectief hebben op werk, het onderwijs moet worden aangepakt. De armoedebestrijding op de Antillen en Aruba is een monster met vele koppen, die alle de volledige aandacht van de regering verdienen. Op de Nederlandse Antillen is sprake van serieuze armoede. Wat nodig is, is een structurele, gedurfde aanpak. Geen stopmiddelen, geen doekjes voor het bloeden en geen repressieve maatregelen, maar oplossingen. Armoede en de daaruit voortvloeiende problemen hangen vanzelfsprekend samen met vele aspecten in de samenleving. Ook de minister spreekt van een integrale aanpak en intersectorale beleidswijzigingen, maar wat hij wil bereiken, blijft vaag. Kan hij hierop ingaan?
De heer Leerdam benadrukt dat de laatste jaren veel is gebeurd. Hij ziet goede ontwikkelingen, zoals de bottom-upmethode van de AMFO. De AMFO is echter slecht opgezet. Wat wil de minister hieraan doen? Veel kostbare tijd is verloren gegaan omdat de Antilliaanse regering onder druk van de toenmalige minister van koninkrijksrelaties eerst het UNDP-rapport over armoede wilde. Wat zal de acute armoedebestrijding in de praktijk gaan inhouden? De sociale vormingsplicht is de kans voor de minister om een positieve draai te geven aan de jongerenproblematiek. Alles moet op alles worden gezet om dit initiatief tot een succes te maken. De heer Leerdam vraagt om een update van de stand van zaken rond de sociale vormingplicht. Er is volgens hem op de Antillen grote behoefte aan sociaal werkers. Een ander belangrijk aspect van armoedebestrijding is onderwijs. Ook hierin zou Nederland volgens hem een grotere rol kunnen spelen. Het is nog steeds beter problemen te voorkomen, dan ze te genezen. Er moet op het gebied van de armoedebestrijding een tweesporenbeleid worden bewandeld: op korte termijn moeten wijken samen met de bewoners worden opgeknapt, er moeten microkredieten worden verstrekt en er moet worden geïnvesteerd in het onderwijs, en op langere termijn moet er werk zijn. Mensen moet een perspectief worden geboden. Het heeft geen zin jongeren vorming te geven zonder licht aan het eind van de tunnel. Nederland kan daarbij als «grotere broer» een handje helpen. De reis van de minister van EZ naar de Antillen is daarbij een prima begin. Hij noemt als suggesties dat Curaçao een kenniseiland wordt, of een plek waar Nederlandse ziekenhuizen zware operaties uitvoeren. Verder zou Nederland op diverse andere terreinen mee kunnen denken. De opkomst van de economische gigant China biedt nieuwe kansen. De heer Leerdam vraagt vervolgens, welke rol de minister ziet weggelegd voor cultuur. Hoe staat het met de ideeën en plannen op dit terrein?
De heer Van Bommel (SP) denkt dat de berichten in de pers makkelijk dat tot de conclusie kunnen leiden dat het wel heel erg slecht gaat met de Antillen. Maar er is meer aan de hand op de Antillen; hij zou wensen dat de Antillen vaker positief in het nieuws komen.
De heer Van Bommel vindt het terecht en logisch dat de onderhandelingen tussen de Antillen en Nederland voor een groot deel achter gesloten deuren plaatsvinden. Er moet op basis van gelijkwaardigheid worden gestreefd naar oplossingen. Voorkomen moet worden dat alles op één hoop wordt gegooid, waardoor het lot van de bevolking als laatste aan de orde komt. Over de aanpak van de bestrijding van de armoede heeft hij een aantal technische verschillen van inzicht met de minister, gecombineerd met een soort ideologische strijd. Moet de armoede worden aangepakt via programma’s van de Wereldbank, of van de UNDP? Hij stelt vast dat de minister geen vertrouwen heeft in de uitvoering van het vervolgtraject onder leiding van de UNDP, noch in de regering van de Antillen. Dit verhoudt zich tot de vraag hoe de armoede wordt bestreden: gaat het om de acute armoede of moet een meer structurele bestrijding plaatsvinden? De heer Van Bommel ziet de laatste variant vooral via de UNDP gebeuren. De structurele bestrijding moet worden gezien in het kader van de staatkundige verhoudingen. Hij vraagt een toelichting van de minister op de passage dat «via het proces van de staatkundige verhoudingen en de afspraken die in dat kader zijn gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord, de sociale vormingsplicht, het onderwijsprogramma en het programma duurzame economische ontwikkelingen het doel van de structurele aanpak van het armoedevraagstuk mogelijk via een andere weg beter kan worden bereikt». Dat is volgens hem precies de discussie die wordt gevoerd tussen de UNDP en de Wereldbank. Er is volgens hem sprake van een politiek conflict over de aanpak van de armoede. Is de ingreep van de minister een gevolg van de belofte van november 2005?
De heer Van Bommel benadrukt dat in de brief van 15 maart gewag wordt gemaakt van een mogelijke vermenging van de AMFO en de Stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen (SONA). Hij deelt de opvatting van de minister dat de aanpak van beide niet moet worden vermengd. Daardoor zou acute armoedebestrijding niet goed mogelijk zijn. Dit zou het vierde speerpunt in het beleid van de koninkrijksrelaties moeten worden; de heer Van Bommel is het daarmee eens. Hoe staat de minister tegen dit vérstrekkende plan? De heer Van Bommel vraagt of er nu orde op zaken is gesteld binnen de AMFO. De aanpak van de UNDP vindt hij te verkiezen boven die van de Wereldbank, aangezien daarin ideologie vaak de boventoon voert. Wat vindt de minister hiervan? Welke inhoudelijke overwegingen had de minister om toch vooral zijn voorkeur uit te spreken voor de programma’s van de Wereldbank? Wat is de bestuurlijke verantwoordelijkheid in deze kwestie? Heeft de minister de Antilliaanse overheid in feite overruled, of is nog steeds sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid? Hoe wordt de armoede in de Antillen bestreden en hoe wordt gewerkt aan werkgelegenheidsopbouw? Wordt samengewerkt met bedrijven om te komen tot een verdere economische ontwikkeling?
Mevrouw Bibi de Vries (VVD) vindt de beste manier van armoedebestrijding is, ervoor te zorgen dat de economie draait. Dat moet nú, in ieder geval zo snel mogelijk gebeuren. Zij heeft het beeld van de relatie tussen Nederland en de Antillen dat veel heen en weer wordt gepraat, en dat sprake is van een warme, maar ook moeizame relatie. Alles wat met financiën heeft te maken, moet op orde zijn.
De brief van 13 februari leidt tot de vraag, waar de Nederlandse regering voor kiest: acute noodhulp, of meer structurele oplossingen? Uit de brief van 15 maart blijkt dat jaarrekeningen van de AMFO niet op orde zijn; dat kan volgens mevrouw De Vries niet zo blijven. Als er moet worden ingegrepen, moet dat gebeuren. Het lijkt haar een kwestie van aanpakken. Wanneer heeft de minister deze zaak op orde? En als de minister de zaak niet op orde heeft, wat gaat hij dan doen?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt dat de gang van zaken op de Antillen vaak te negatief wordt afgeschilderd, maar de problemen kunnen niet worden ontkend. De omvang van de armoede op de Antillen is volgens haar bekend, daar hoeft geen onderzoek meer naar te worden gedaan. Er moet worden gekozen voor praktisch beleid, onder andere om de grote inkomensverschillen te verkleinen. Zij zou het erg goed vinden als met de grote investeerders goede afspraken worden gemaakt over scholing van en werkgelegenheid voor Antillianen. Mevrouw Van Gent verwijst naar de aangenomen motie over samenwerking met de corporaties in Nederland en wellicht op de Antillen over huisvesting. Is dit punt onderwerp van gesprek met betrokkenen? Zij roept beide kanten hartstochtelijk op, daaraan meer te doen. Hoe wordt de lening van de acute nood aangepakt? Wat is de stand van zaken rond de problemen met en binnen de AMFO? Hoe loopt de sociale vormingsplicht?
De minister meent dat Nederland zich eenzijdig laat informeren over de Antillen. Je moet volgens hem vermijden Antillen-vriend, dan wel Antillen-cynicus te worden. Er moet meer positief nieuws over de Antillen bekend worden, bijvoorbeeld over culturele zaken.
De minister benadrukt, geen onderscheid te kunnen en willen maken tussen de directe aanpak en de structurele aanpak. Het is volgens hem geen of/of, maar en/en, en dan ook nog eens in de verhouding tussen twee landen. Hij is namelijk geen minister voor de Antillen, maar minister voor de relaties met de Antillen. Dat betekent dat in een gelijkwaardige verhouding moet worden geprobeerd, de ander te steunen. De minister is blij dat beide trajecten de afgelopen jaren concreter zijn geworden, waarvan hij enkele voorbeelden noemt. Hij benadrukt dat Nederland daarbij niet zelf uitvoerend bezig is, maar organisaties tracht te vinden die het geld dat Nederland erin stopt, op een goede manier neerzetten. Hij is tevreden met de manier waarop Nederland de afgelopen jaren heeft geopereerd bij het bieden van structurele oplossingen. Er ligt, in overleg met de eilanden, een sociaal-economisch initiatief. Ook op het gebied van de landbouw zijn er volop mogelijkheden. De minister zegt toe, hierover met zijn collega van LNV overleg te zullen gaan voeren.
De minister vindt de sociale vormingsplicht erg belangrijk, aangezien die plicht begint op een leeftijd «waar het erom spant». Geld hoeft volgens hem niet het probleem te zijn, er moeten goede trajecten worden gevonden. De minister zegt, die trajecten te kennen, waarvan hij enkele voorbeelden geeft. Hij zegt toe, te zullen bekijken wat er onder de paraplu van sociale vormingsplicht nog mogelijk is, zoals inschakeling van de Taskforce jeugdwerkloosheid. De pilot op het gebied van de sociale vormingsplicht is volgens de minister goed verlopen. Dit initiatief gaat uit van de Antillen, welk initiatief Nederland als partner in het Koninkrijk kan steunen. De minister zegt dit proces zeer goed te volgen.
Tweetalig onderwijs is een must. Op het gebied van volkshuisvesting zijn inmiddels 10 mln. Antilliaanse gulden besteed aan wijkverbetering, en 4 mln. aan volkshuisvesting.
De minister geeft aan dat voor de AMFO geldt dat tijdens de hervormingen wordt getracht de winkel draaiend te houden. Bedoeling is dat de raad van toezicht meer invloed krijgt, ten koste van de ngo’s. Hij zegt een uitgebreide analyse toe van wat is misgegaan. Hij verwacht dat per 1 januari 2007 een geheel nieuwe organisatie op poten staat, en benadrukt het te betreuren dat het zo is gelopen. Hem kan niet worden verweten dat niet direct is ingegrepen toen het misging. De minister is «helaas wel» leidend in de AMFO, aangezien Nederland de enige donor is. Het huidige bestuur is in handen van de ngo’s, wat voorzichtig moet worden omgebogen. Hij benadrukt dat als het om de structuur gaat, geen overleg wordt gepleegd met de Antillen; over de inhoud vindt afstemming plaats.
De minister benadrukt dat het terugstorten van het geld dat teveel is uitgekeerd aan de UNDP schriftelijk is bevestigd. Zodra het geld op de begroting staat, wordt het direct besteed, het geld is al ingeboekt. Hij zoekt naar mogelijkheden om adviesbureaus op een gezonde afstand te houden, zij het dat deze soms nodig zijn. Toerisme uit China is volgens de minister een optie.
Het doet de heer Van Fessem (CDA) deugd dat de minister onder andere LNV wil benaderen over de aanpak van deze problematiek. Hij wil de oproep van mevrouw Van Gent doorsluizen naar het bestuurscollege van Curaçao.
De heer Leerdam (PvdA) waardeert de openhartigheid van de minister. Hij heeft het gevoel dat het AO te kort is geweest om fundamenteel over de belangrijke zaken van gedachten te wisselen.
De heer Van Bommel (SP) vindt dat niet helemaal duidelijk is, hoe het precies zit met de AMFO. Hij nodigt de minister uit, op dit punt een aparte brief aan de Kamer te sturen. De sociale vormingsplicht moet ook stage- en werkplaatsen inhouden.
Mevrouw Bibi de Vries (VVD) vraagt om een overzicht van structurele en incidentele armoedebestrijdingsmaatregelen, vanuit Nederland en de Antillen. Zij vindt dat terecht is ingegrepen bij de AMFO, maar er moet nu wel worden doorgepakt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt dat de ingrepen bij de AMFO krachtig en fundamenteel moeten worden doorgezet. Ook zij vraagt om een brief daarover. De minister moet zijn verantwoordelijkheden op dit punt wat meer inkleden.
De minister vult zijn verantwoordelijkheden zorgvuldig, maar niet afstandelijk in. Dat betekent meer zelfstandigheid, en een andere rol van Nederland. Hij is samen met staatssecretaris Van der Laan bezig om het cultuuraspect wat meer in te vullen. Hij zegt een wat bredere brief over de AMFO toe. De vraag van mevrouw De Vries om een overzicht speelt hij door naar de Antilliaanse regering.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Fessem (CDA) vindt het jammer dat de rondetafelconferentie van maart niet is doorgegaan. Maar een dergelijke conferentie kan beter worden afgeblazen, dan dat voor de show wordt vergaderd. Het verheugt hem dat de bilaterale gesprekken met Bonaire, Sint Eustatius en Saba met veel vrucht zijn gevoerd. De werkelijkheid begint volgens hem bij de Koninkrijkseilanden. Er is nu al een impasse ontstaan, terwijl men eigenlijk nog niet eens aan de inhoud is begonnen. Curaçao wil een overgangsperiode van vier jaar voor het bereiken van een sluitende begroting. Dan kunnen de nieuwe staatkundige verhoudingen ook pas in dat jaar van start gaan. Moeten alle eilanden wel een eigen centrale bank en/of een eigen munt hebben? Wat is de stand van zaken?
De heer Leerdam (PvdA) vraagt, wat de minister op dit punt heeft bereikt. In hoeverre zijn de onderhandelingen opgeschoten? Hij ziet weinig vooruitgang. Waar wil de minister precies uitkomen? Wat is de rol van Aruba hierin? Wil de minister samenwerking tussen de eilanden gaan afdwingen, en wat is de rol van Nederland hierin?
De heer Van Bommel (SP) constateert dat dit een moeizame klus is, waarvan het resultaat moeilijk is te voorspellen. Is de minister van plan te komen met een integrale reactie op de slotconclusies van het topoverleg op 13/14 maart? Daarmee zou recht worden gedaan aan dat overleg. Wordt het één Hof van Justitie voor alle eilanden, of worden het aparte hoven van justitie? Hoe staat de minister tegenover de suggestie dat onder voorwaarden gemeenschappelijke organen op het gebied van terreurbestrijding kunnen worden ingesteld? Wat vindt de minister van een leningsbevoegdheid voor de kapitaaldienst, en van de voorgestelde schuldquotenorm?
Mevrouw Bibi de Vries (VVD) vraagt om een uitgebreide kabinetsreactie op de slotconclusies van 13/14 maart. Waar wil de minister financieel gezien eindigen met de eilanden? Het idee van een centrale bank en een Hof van Justitie voor ieder eiland vindt zij absurd. Het Departement van integratie, beleid en toelating van buitenlanders (DIMAS) moet worden verbeterd. Hoe staat het daarmee?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vraagt, wat de eilanden en Nederland bindt. Waar staat Nederland eigenlijk? Is er nog voldoende tijd en aandacht voor het oplossen van de meest acute problemen?
De minister zegt dat dit een heel belangrijk moment in het proces is. Binnenkort zal duidelijk moeten worden of het vele voorwerk dat in commissies is gedaan, tot resultaten leidt. Hij is niet geïnteresseerd in data, maar in daden: er moet nu worden doorgepakt, anders is alles voor niets geweest. Hij verwijst naar de plannen voor openbare financiën en economie, die volgens hem zeer duidelijk zijn: één bank, één Hof, één openbaar ministerie, één munt en één politieorganisatie. Bij zijn laatste bezoek heeft hij gemerkt dat de drie kleinere eilanden op dit gebied een grote stap maken, maar ook door Curaçao en Sint Maarten wordt daadwerkelijk meegewerkt. Nederland is op het gebied van de schulden ter grootte van 2,4 mld. voornemens een plan aan te bieden, waarin concreet wordt ingegaan op de oplossing van die schulden. Als de komende weken daadwerkelijke stappen worden gezet, denkt hij aan 1 juli 2006. Daarna zal het een kwestie van uitwerking zijn. Maar voordat dit aan de orde is, zal de Kamer uitgebreid worden ingelicht.
De minister vindt dat moet worden opgepast voor dominantie van Curaçao. Van Aruba kan worden geleerd. Hij is bezig met Aruba te praten over de betrokkenheid daarvan bij een lossere rol van de eilanden. De minister maakt zich zorgen over Aruba, met name over de schulden en nieuwe leningen die men wil aangaan. Samenwerking wordt niet afgedwongen. Hij heeft veel waardering voor de bestuurders van de eilanden en is nog steeds zeer tevreden met de uitslag van 27 januari. Hij benadrukt dat bij betrokkenen het besef moet doordringen dat het Koninkrijk niet gelijk is aan Nederland: er zijn tijdens de RTC acht delegaties, waarvan de Nederlandse er één is. Het verbeterplan Aruba van het DIMAS zal aan de Kamer worden gestuurd. De opbouw van de nieuwe emigratieorganisatie loopt voorspoedig. Er gaan zes specialisten van de IND naar Aruba om ondersteuning te bieden. Eind juni zal samen met de ministers Verdonk en Bot worden gesproken met twee Arubaanse ministers over de voortgang, waarover de Kamer zal worden geïnformeerd. Het begrip «keukentafel» is in Aruba verkeerd gevallen. De inzet van Nederland wordt beschreven in de brief van 19 maart, dit punt zal nader met de Kamer worden besproken voordat concreet zaken worden gedaan.
Samenstelling: Leden: Klaas de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Van Bommel (SP), Luchtenveld (VVD), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Van Bochove (CDA), Herben (LPF), Wolfsen (PvdA), Sterk (CDA), Van Fessem (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Blom (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Van Hijum (CDA), Meijer (PvdA) en Wagner (PvdA).
Plv. leden: Arib (PvdA), Van der Laan (D66), Van der Staaij (SGP), Van Egerschot (VVD), Van Haersma Buma (CDA), Schippers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Varela (LPF), Jager (CDA), Ormel (CDA), Van den Brink (LPF), Timmermans (PvdA), Joldersma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Straub (PvdA), Özütok (GroenLinks), Szabó (VVD), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijken (PvdA), Koenders (PvdA), Halsema (GroenLinks) en De Pater-van der Meer (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30300-IV-44.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.