nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2006
Het lid van uw Kamer de heer Rouvoet heeft gevraagd om een brief over
de ministeriële verantwoordelijkheid naar aanleiding van een interview
met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in het Algemeen Dagblad
van 15 april jl.
Hij verwees voorts naar een artikel van mij dat in mei 1999 verscheen
in het blad Openbaar Bestuur.
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft in de Tweede Kamer
telkens verantwoording afgelegd over haar beleid en de uitvoering daarvan
in concrete situaties, in sommige gevallen vergezeld van de aankondiging van
nieuwe maatregelen. Dit past in het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Verder heeft de minister, blijkens de in het genoemde artikel aangehaalde
passages, een open vraag gesteld ten aanzien van de reikwijdte van parlementaire
controle en een feitelijk verschil geconstateerd tussen de wijze waarop de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zij worden aangesproken.
Zij plaatst in deze passages beide punten niet in het perspectief van de ministeriële
verantwoordelijkheid als zodanig of van het aftreden of optreden van een minister.
De relatie tussen minister en parlement ten aanzien van het vertrouwen
in een minister is een onderwerp dat in het parlement aan de orde kan komen
maar te onderscheiden is van de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Over hetgeen door de minister-president met ministers, al dan niet bij
hun aantreden, is besproken, kan ik geen nadere informatie verstrekken omdat
dit behoort tot de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen binnen het kabinet.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende