nr. 1
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de
Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de
wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet
2001 wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
De bij deze wet behorende begrotingsstaat van het Huis der Koningin (I)
voor het jaar 2006 wordt vastgesteld.
Artikel 2
De vaststelling van de in artikel 1 bedoelde begrotingsstaat geschiedt
in duizenden euro's.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het jaar waarop
de vaststelling van de begroting betrekking heeft. Indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1 januari,
treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat
Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
Vaststelling van de begroting van de uitgaven van het
Huis der Koningin (I) voor het jaar 2006
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ..........,
Stb. ...
Begroting 2006
Huis der Koningin (I)
Bedragen x € 1 000
Art. | Omschrijving | Oorspronkelijke vastgestelde
begroting |
---|
| | Verplichtingen | Uitgaven |
---|
| TOTAAL | | 5 651 |
| | | |
01 | Uitkering aan de leden
van het Koninklijk Huis | 5 651 | 5 651 |
Mij bekend,
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,