30 255
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 januari 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de middelen die Onze Minister kan gebruiken om het in de handel brengen of verhandelen van radiozendapparaten of categorieën van radiozendapparaten te beëindigen of te beperken, indien de vrees is gewettigd dat door de betrokken radiozendapparaten ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt in het etherverkeer, in andere radiozendapparaten of in ontvangapparaten.

B

Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde onderdeel a komt te luiden:

a. Artikel 15.1, onderdeel e, komt te luiden:

e. ter zake van uitrusting gestelde voorschriften als geregeld in hoofdstuk 10 en hoofdstuk 20.

C

Na artikel I, onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

D

Na artikel 20.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20.4A

1. Uitrusting die voldoet aan de bij of krachtens de Telecommunicatiewet vastgestelde regels met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit die van kracht waren op 19 juli 2007, mag in afwijking van artikel 10.1 van de Telecommunicatiewet, tot 20 juli 2009 in de handel worden gebracht of worden verhandeld.

2. Het bepaalde in het eerste lid is slechts van toepassing voorzover de daar bedoelde uitrusting voldoet aan bij of krachtens de Telecommunicatiewet gestelde regels die niet zien op elektromagnetische compatibiliteit.

D

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

Indien deze wet in werking treedt vóór het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 14 maart 2005 ingediende voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten, de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001, de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen en diverse andere wetten (Veegwet EZ 2005), Kamerstukken II, 2004/05, 30 027, tot wet is verheven en in werking is getreden, dan vervallen in dat voorstel van wet de onderdelen R tot en met Y.

TOELICHTING

Deze nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel op drie punten.

Ten eerste wijzigt deze nota het toezicht op en de rechterlijke competentie ten aanzien van het overgangsrecht. Het overgangsrecht voor uitrusting die voldoet aan de bij of krachtens de Telecommunicatiewet vastgestelde regels met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit die van kracht waren op 19 juli 2007, was in het wetsvoorstel geregeld in artikel IV. Hiermee zou het overgangsrecht geen deel uitmaken van de Telecommunicatiewet, maar slechts van de wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG. Dit heeft tot onbedoeld gevolg dat het toezicht en de rechterlijke competentie afwijken van het systeem dat op grond van de Telecommunicatiewet geldt voor uitrusting die niet valt onder het overgangsrecht. Deze nota van wijziging repareert in de onderdelen B en C deze onbedoelde verschillen.

Ten tweede regelt deze nota van wijziging in onderdeel D de samenloop met het voorstel van wet Veegwet EZ 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 30 027).

Ten derde voegt deze nota van wijziging in onderdeel C een bepaling toe die in het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 werd toegevoegd aan de Telecommunicatiewet als herstel van een implementatiegebrek (zie Kamerstukken II, 2004/05, 30 027, nr. 3, p. 15–16), maar dat in het onderhavige wetsvoorstel nog niet was opgenomen.

Onderdeel A

In het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 is in onderdeel V voorzien in een wijziging van de Telecommunicatiewet om te voldoen aan de verplichting tot implementatie van de R&TTE-richtlijn (richtlijn nr. 1999/5/EG, PbEG L 91). Bij het opnieuw indelen van hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van de nieuwe EMC-richtlijn (richtlijn 2004/108/EG) is dit onderdeel onbedoeld niet opgenomen. Derhalve wordt dit onderdeel toegevoegd.

Onderdeel B

In artikel 15.1 wordt het toezicht van het bij of krachtens de Telecommunicatiewet bepaalde opgedragen aan de bij besluit van de minister aangewezen ambtenaren. Daartoe is momenteel het Agentschap Telecom aangewezen. Aangezien het overgangsrecht geen deel uitmaakte van de Telecommunicatiewet, bestond de mogelijkheid dat het toezicht op de naleving van het overgangsrecht niet door het Agentschap Telecom kon plaatsvinden. Dat wordt gerepareerd door het overgangsrecht in hoofdstuk 20 Telecommunicatiewet op te nemen en het expliciet onder de bevoegdheid op grond van artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet te brengen.

Onderdeel C

Het overgangsrecht wordt geschrapt als artikel IV van het wetsvoorstel en opgenomen in het lichaam van de Telecommunicatiewet. In het wetsvoorstel bleek onbedoeld een andere rechtbank dan de «standaard» rechtbank Rotterdam bevoegd te zijn, aangezien het oude artikel IV geen deel uitmaakte van de Telecommunicatiewet.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven