nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 20 januari 2006
Graag spreek ik mijn erkentelijkheid uit voor de voorspoedige behandeling
van het wetsvoorstel door de vaste Commissie voor Economische Zaken. Met genoegen
heb ik kunnen constateren dat het onderhavige wetsvoorstel aanleiding heeft
gegeven tot het stellen van slechts enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld met betrekking tot
digitale televisie. In de eerste plaats merk ik op dat dit wetsvoorstel ziet
op de implementatie van richtlijn 2004/108/EG (de EMC-richtlijn). Bij het
maken van een implementatieplan bleek dat de overzichtelijkheid van Hoofdstuk
10 na implementatie niet optimaal was. Derhalve is ervoor gekozen om de implementatie
van de EMC-richtlijn aan te grijpen om Hoofdstuk 10 te stroomlijnen en een
helderder indeling te geven. Er hebben geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden
van de reeds bestaande bepalingen die niet zien op de EMC-aspecten. De bepaling
met betrekking tot digitale televisie (nieuwe artikel 10.5) is een voorbeeld
van een dergelijk reeds bestaand en niet gewijzigd artikel. Inhoudelijk zijn
de bepalingen met betrekking tot digitale televisie geheel gelijk aan de huidige
Telecommunicatiewet, het is alleen vanwege herschikking in de Telecommunicatiewet
dat deze artikelen in deze wijziging zijn opgenomen.
Dat gezegd hebbende, treft u bijgaand een antwoord aan op de vragen van
de PvdA-fractie. Bovendien verwijs ik in dit verband ook naar de eerdere beantwoording
van de vragen van het Kamerlid Gerkens (SP) over kabel- en digitale televisie
(Kamervragen met antwoord 2004/05, nr. 2400).
Het is de regering bekend dat consumenten decoders voor digitale televisie
niet bij alle aanbieders kunnen gebruiken, omdat aanbieders verschillende
standaarden hanteren. TNO heeft in opdracht van het Ministerie van Economische
Zaken een onderzoek naar de stand van zaken van de digitalisering van omroep
via de kabel uitgevoerd. Dit onderzoek heeft in kaart gebracht hoe de Nederlandse
kabelexploitanten hun digitale producten verkopen en hoe hun strategieën
hierbij onderling verschillen. Naar aanleiding van vragen van mijn kant heeft
de sector mij bericht dat er hard wordt gewerkt aan voorstellen voor standaardisatie.
Gelet hierop ben ik nog niet van plan om zelf met voorstellen voor een verplichte
standaard te komen. De kabelsector heeft mij beloofd hun voorstellen voor
de zomer van 2006 gereed te zullen hebben. In het belang van de
consument heb ik de sector al opgeroepen op om meer haast te maken met deze
voorstellen. Het eventueel wettelijk verplichten van bepaalde standaarden
dient, op grond van artikel 17 van richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn),
Europees geharmoniseerd te gebeuren. Het meer open formuleren van artikel
10.5 zou opgevat kunnen worden als een handelsbelemmerende maatregel, hetgeen
in strijd zou zijn met Europese richtlijnen.
De leden van de VVD-fractie wilden graag weten of de verplichtingen vanuit
de nieuwe richtlijn één op één zijn overgenomen
in de Telecommunicatiewet. Dit is inderdaad het geval, zonder dat er extra «Nederlandse»
bijdragen aan zijn toegevoegd. Zoals reeds uiteen is gezet, heeft wel herindeling
van het hoofdstuk plaatsgevonden, hetgeen echter niet tot inhoudelijke wijzigingen
of aanvullingen heeft geleid.
Vervolgens vroeg de VVD-fractie of de regering bereid is om bij het opstellen
van de AMvB ter vervanging van het huidige Besluit elektromagnetische compatibiliteit
2001, de bedrijfseffecten onafhankelijk te laten toetsten. Het Adviescollege
toetsing administratieve lasten (Actal) zal betrokken worden bij de beoordeling
van de administratieve lasten in de AMvB.
Tenslotte informeerden de leden van de VVD-fractie naar de mogelijkheden
om de nationale regelgeving, onder andere de bepalingen voor radiozendapparaten,
te heroverwegen. De bepalingen voor radiozendapparaten zijn vervat in artikel
10.8 tot en met 10.11 van het wetsvoorstel. Er is momenteel geen noodzaak
deze bepalingen te heroverwegen. Heroverweging zal in het kader van dit wetsvoorstel,
dat enkel dient ter implementatie van de nieuwe EMC-richtlijn, mede ook gelet
op de strakke implementatietermijn, dan ook niet plaatsvinden. In de nota
Frequentiebeleid 2005 die ik onlangs naar uw Kamer heb gestuurd, heb ik aangegeven
dat meer gebruik van frequentieruimte vergunningvrij zal worden gemaakt. De
uitvoering van deze nota zal eventueel leiden tot een wijziging van Hoofdstuk
3 van de Telecommunicatiewet.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst