30 255
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 18 juli 2005 en het nader rapport d.d. 14 september 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Economische Zaken Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2005, no.05.002292, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG, met memorie van toelichting.

Op 15 december 2004 is door het Europees Parlement en de Raad een nieuwe richtlijn vastgesteld betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (hierna: de nieuwe EMC-richtlijn).2 Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van deze richtlijn in de Telecommunicatiewet.

Naast implementatie van de nieuwe EMC-richtlijn wordt met het wetsvoorstel beoogd de structuur van hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet beter te laten aansluiten bij de opbouw en systematiek van de Europese conformiteitsrichtlijnen.

De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt twee opmerkingen over artikel 10.3 van het wetsvoorstel. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 juni 2005, nr. 05.002292, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 juli 2005, nr. W10.05.0229/II, bied ik U hierbij aan.

1. Eisen aan delegatie bij implementatie van EG-richtlijnen

Een groot aantal van de bepalingen uit de nieuwe EMC-richtlijn zal in het nationale recht geïmplementeerd worden via artikel 10.3 van het wetsvoorstel.3 Dit artikel luidt, voor zover van belang: «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter implementatie van conformiteitsrichtlijnen en bijlage II van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte regels worden gesteld onder meer inzake: eisen waar uitrusting aan moet voldoen [...] de door een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk te verstrekken informatie over de technische specificaties van netwerkaansluitpunten».

Hoewel de Raad onderkent dat implementatie van richtlijnbepalingen onder bepaalde voorwaarden kan plaatsvinden bij lagere regeling,1 is hij van mening dat de delegatiebepaling van artikel 10.3 te onbepaald en weinig specifiek is (zie ook de aanwijzingen 20–26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).2

In het licht hiervan adviseert de Raad artikel 10.3 van het wetsvoorstel te voorzien van een zo concreet en nauwkeurig mogelijke delegatiegrondslag.3 In elk geval zouden de woorden «onder meer» moeten worden geschrapt.

1. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State artikel 10.3 van het wetsvoorstel te voorzien van een zo concreet en nauwkeurig mogelijke delegatiegrondslag, is dit artikel opnieuw bekeken.

Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, voorziet artikel 10.3 in een delegatiegrondslag voor het stellen van regels ter implementatie van conformiteitsrichtlijnen en bijlage II van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor de in het artikel genoemde onderwerpen. De normen in deze internationale regelgeving zijn volledig harmoniserend. Voor de Nederlandse wetgever is hierbij, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte meer voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Ar 26 staat in dat geval toe dat wordt gedelegeerd aan de minister. Bij de keuze voor delegatie naar lagere regelgeving speelt naast het gebrek aan beleidsruimte ook de noodzaak om (wijzigingen in) richtlijnen eenvoudiger en sneller te kunnen implementeren. Dit om te kunnen voldoen aan de afspraken die hierover in Europees verband zijn gemaakt (Lissabon-doelstelling van een maximaal implementatiedeficit van 1,5% op het terrein van de interne markt). In het verlengde van het wetsvoorstel Totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie (kamerstukken 29 474) is dan ook besloten niet te implementeren op wetsniveau, maar op een lager niveau.

Niet alleen is de delegatieruimte beperkt door de internationale regelgeving. In artikel 10.3 is bovendien aangegeven op welke onderwerpen de lagere regelgeving betrekking kan hebben. Aan het advies van de Raad om de delegatiegrondslag nader te bepalen is gehoor gegeven door de woorden «onder meer» in artikel 10.3 te schrappen.

2. Geen delegatie bij implementatie van de overgangsregeling

Uit de transponeringstabel bij het wetsvoorstel volgt dat de overgangsregeling van de nieuwe EMC-richtlijn via artikel 10.3 geïmplementeerd zal worden in een nieuwe algemene maatregel van bestuur. De Raad acht dit niet wenselijk. De overgangsregeling vormt een essentieel aspect van de richtlijn, dat de werkingssfeer regelt. De Raad adviseert daarom de overgangsregeling van de richtlijn in de Telecommunicatiewet zelf op te nemen.

2. Aan het advies van de Raad van State de overgangsregeling van de richtlijn in de Telecommunicatiewet zelf op te nemen is gehoor gegeven. De overgangsregeling is opgenomen in artikel IV.

3. Redactionele kanttekeningen

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Het merendeel van de redactionele opmerkingen is overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W10.05.0229/II met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Het opschrift van het wetsvoorstel aanvullen met een materiële aanduiding van het onderwerp van de regeling (zie Ar. 107).

– In de considerans van het wetsvoorstel de zinsnede «hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet» vervangen door: «de Telecommunicatiewet».

– Artikel I, onderdeel B, artikel 10.3: opsommingstekens invoegen in de tekst.

– In artikel II, sub b, tweede regel het woord «artikel» vervangen door: «artikelen».

– In de toelichting op artikel 10.5 niet verwijzen naar de tekst uit de memorie van toelichting bij de wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van Richtlijn 95/47/EG, maar deze tekst in de toelichting zelf opnemen, dit ter wille van de duidelijkheid.

– De artikelen III en IV van het wetsvoorstel toelichten.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van richtlijn 89/336/EEG, Pb. 2004, L 390/24.

XNoot
3

Zie de transponeringstabel in de toelichting.

XNoot
1

Zie ook aanwijzing 339 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

XNoot
2

Zie ook Kamerstukken II, 1998/99, 26 200 IV, B; Kamerstukken II, 2003/04, 29 474, nr. 4.

XNoot
3

Zie ook aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven