30 240 Immigratie- en Naturalisatiedienst

Nr. 20 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 mei 2010

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 25 maart 2010 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «Immigratie- en Naturalisatiedienst; Terugblik 2010» (Kamerstuk 30 240, nrs. 17 en 18)

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 mei 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-Van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van de Wiel

1

In het rapport wordt op pagina 5 en 6 gesproken over het aantal aanvragen voor de verschillende vormen van reguliere toelating. Kan bij deze aanvraagcijfers ook worden aangegeven hoeveel van de aanvragen zijn gehonoreerd?

Op pagina 5 en 6 van het rapport gaan wij in op de nieuw ingediende aanvragen in 2008. In de Rapportages Vreemdelingenketen periode januari–juni 2009 en juli–december 2009 zijn de cijfers voor het eerste, respectievelijk het tweede halfjaar 2009 opgenomen.

In de tabel hieronder staan het aantal aanvragen, het aantal beslissingen en het percentage gehonoreerde beslissingen (inwilligingen) uit 2008 en 2009 voor Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV), voor Verblijfsvergunning Regulier (VVR), voor verlenging VVR en voor visum kort verblijf.

2008

Aantal aanvragen

Aantal beslissingen

Inwilligingen (%)

MVV

49 400

45 900

77%

VVR

60 400

58 200

90%

Verlenging VVR*

95 800

98 450

90%

Visum kort verblijf

7 950

8 050

29%

2009

   

MVV

50 700

47 650

71%

VVR

58 100

56 250

88%

Verlenging VVR*

95 700

92 300

90%

Visum kort verblijf

5 050

5 200

21%

XNoot
*

VVR onbepaalde tijd, verlenging en wijziging beperking.

2

Welke beleidsintensiveringen hebben geleid tot budgettaire problemen?

Verschillende beleidsintensiveringen uit het verleden zijn debet aan de huidige budgettaire problemen.

De leges zijn vastgesteld op basis van kostprijzen uit 2004. Gebleken is dat de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) meer tijd nodig heeft voor de behandeling van aanvragen dan destijds bij het vaststellen van de kostprijzen was voorzien. Dit komt doordat de IND in de voorgaande jaren een aantal beleidsintensiveringen in uitvoering heeft genomen, zoals maatregelen in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maatregelen tegen misbruik van nareisbeleid, het Programma Invoering Verbeterde Asielprocedure (PIVA), landgebonden asielbeleid en maatregelen rond meervoudige nationaliteit bij naturalisatie. De kostprijzen zijn niet aangepast aan de hieruit voortvloeiende extra activiteiten en controles bij behandeling van aanvragen.

3

Welke kwaliteitsverbeteringen hebben geleid tot budgettaire problemen?

De IND heeft geïnvesteerd in kwaliteitsbevorderende maatregelen als verbetering van de klantgerichtheid, de telefonische bereikbaarheid, de kwaliteit van de informatievoorziening en de bevordering van de deskundigheid. Deze maatregelen hebben geleid tot kostenstijging. Ook het wegwerken van de achterstanden heeft geleid tot hogere kosten.

Wij beschikken niet over informatie over de kosten van individuele maatregelen.

4

Wat zijn de oorzaken voor de bijna halvering van de kostendekkendheid van de leges voor een Machtiging voor Voorlopig Verblijf (MVV) of Verblijfsvergunning Regulier (VVR)?

De kostendekkendheid van deze leges is teruggelopen door diverse oorzaken, die wij niet afzonderlijk onderzocht hebben. In onze terugblik hebben we wel vastgesteld dat de verbetering van de klantgerichtheid, de verbetering van de informatievoorziening en het niet in de pas lopen van de tarieven met de gestegen kosten belangrijke oorzaken van de terugloop van de kostendekkendheid zijn.

5

Welke van de gerealiseerde verbeteringen in de bedrijfsvoering zijn aantoonbaar te danken aan «twinning» met de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?

Het dienstverleningsconcept en de dienstverleningscriteria van de IND zijn geïnspireerd op die van de SVB. De IND heeft de systemen voor het sturen op tijdigheid en voor kwaliteitsmetingen van de SVB overgenomen.

6

Wat is de oorzaak van het feit dat de afspraken met ketenpartners nog niet voldoende geconcretiseerd en uitgewerkt zijn om ongewenste toelating of voortgezet verblijf zo veel mogelijk te voorkomen? Acht de Algemene Rekenkamer voldoende urgentiegevoel aanwezig bij zowel de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als de regering om meer ketensamenwerking tot stand te brengen?

In eerste instantie zijn convenanten gesloten en afspraken op hoofdlijnen gemaakt met een beperkt aantal ketenpartners. Doordat partners veelal geen directe gezags- en/of financiële relatie met het Ministerie van Justitie hebben en ook veel taken hebben buiten het vreemdelingenbeleid, is het in de praktijk lastig verder te komen dan afspraken op hoofdlijnen. Met de invoering van modern migratiebeleid beoogt het Ministerie van Justitie bestaande afspraken nader uit te werken en het aantal partners uit te breiden. Bij de beantwoording van vraag 22 gaan wij hier nader op in.

Wij dringen aan op het maken van concrete afspraken die specifiek, meetbaar, afgestemd, realistisch, tijdgebonden en consistent (SMART-C) zijn geformuleerd, zodat kan worden nagegaan of deze afspraken toereikend zijn nagekomen. In hoeverre zowel bij de IND als bij de regering voldoende gevoel van urgentie aanwezig is om meer ketensamenwerking tot stand te brengen, hebben wij niet onderzocht.

7

Welke problemen geven aanleiding tot twijfel aan de datum van doorvoeren van het nieuwe proces- en informatiesysteem INDIGO?

Wij hebben in het kader van onze terugblik 2010 geen specifiek onderzoek gedaan naar het ontwikkelproces van INDIGO. Wij baseren ons op de second opinions die een extern bureau op verzoek van de IND in december 2008, in juni 2009 en in december 2009 heeft geleverd over de kwaliteit, de risico’s en voortgang van de ontwikkeling van INDIGO. Hieruit kwamen kritische opmerkingen naar voren, naar aanleiding waarvan het programmamanagement in augustus 2009 een aantal onderdelen van het eerste deeltraject heeft opgeschort.

Uit de derde second opinion komt naar voren dat de IND meer grip heeft gekregen op de ontwikkeling van programma INDIGO,maar dat voor enkele onderdelen nog wel extra aandacht nodig is. Dat geldt onder meer voor het documentatieproces, de ontwikkeling van gebruikerstesten en de beveiliging en continuïteit van het systeem.

8

Kan de Algemene Rekenkamer een inschatting geven van de termijn waarbinnen INDIGO volledig zal zijn gerealiseerd en efficiencyeffecten merkbaar worden?

De eerste fase van INDIGO, waarin de belangrijkste functionaliteiten van het systeem zijn opgenomen, wordt momenteel stapsgewijs in productie genomen. Het betreft een geleidelijke invoer, waarbij ruimte is genomen om eventuele knelpunten weg te nemen voor het systeem volledig wordt ingevoerd. De IND heeft toegezegd dat INDIGO in de loop van 2011 operationeel zal zijn. Hoewel wij risico’s zien bij de implementatie, hebben wij geen concrete aanwijzingen dat de IND de genoemde termijn of de ingeboekte efficiencyvoordelen niet zal halen.

9

Zijn de aanbevelingen uit 2005 uitgevoerd zoals de Algemene Rekenkamer ze bedoeld had? In welke gevallen wel, en in welke gevallen niet?

Onze aanbevelingen zijn opgevolgd en hebben over het algemeen geleid tot een meer klantgerichte organisatie die haar termijnen haalt en beter samenwerkt met andere ketenorganisaties.

Wij zien echter ook nog een aantal knelpunten en risico’s. Deze hebben, zoals uit ons rapport blijkt, betrekking op de afhandeling van bezwaarschriften, de afspraken met de ketenpartners, de budgettaire problemen en kostendekkendheid van de leges en het doorvoeren van INDIGO.

10

Op basis waarvan heeft de IND de wenselijke beslistermijn vastgesteld?

Voor het product VVR bleek de wettelijke termijn langer te zijn dan de IND nodig had. Om de klantgerichtheid te vergroten heeft de IND een kortere, en voor de IND ook haalbare wenselijke afdoeningstermijn ingesteld.

Voor het product MVV bestond geen wettelijke termijn en heeft de IND zelf, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:13 juncto 4:14 Algemene wet bestuursrecht een redelijke termijn geformuleerd.

11

In hoeverre heeft de wijziging van tijdsregistratiesystemen tot versnelde procedures geleid? Kan de Algemene Rekenkamer iets zeggen over de kosten en baten van programmabureau «IND bij de tijd» en het Project «Sturen op Tijdigheid»?

Met het gebruik van het systeem Beslis Termijnen (BT) is het inzicht verbeterd in de behandeltermijn die geldt voor een aanvraag of bezwaarschrift. Daarnaast heeft de IND de informatievoorziening over doorlooptijden van een eerste aanvraag en van de behandeling van een bezwaar verbeterd.

Beide activiteiten hebben geleid tot meer transparantie. Wij hebben niet onderzocht welk verband er is tussen de wijziging in het tijdregistratiesysteem en de snelheid van procedures.

Ons terugblikonderzoek heeft zich geconcentreerd op de opvolging van de aanbevelingen uit 2005. Wij hebben geen informatie verzameld over de kosten van het Programmabureau «IND bij de Tijd» en het Project «Sturen op Tijdigheid».

Het Programmabureau «IND bij de Tijd» heeft de basis gelegd voor een beter functionerende IND. Het Project «Sturen op Tijdigheid» heeft ertoe geleid dat de IND aanvragen nu tijdig afhandelt en dat doorlooptijden sterk zijn teruggedrongen.

12

Zijn er afrekenbare prestatieafspraken gemaakt over het al dan niet behalen van de kritische prestatie-indicatoren? Zo ja, welke; zo nee, waarom niet?

De IND hanteert intern kritische prestatie-indicatoren, bijvoorbeeld over het aantal te nemen beslissingen binnen de redelijke termijn. Daarvoor hanteert de IND streefcijfers. In het kader van de planning & controlcyclus legt de IND periodiek verantwoording af aan het kerndepartement over de voortgang van de met het ministerie gemaakte prestatie- en managementafspraken. Na afloop van het jaar wordt het jaarverslag opgesteld volgens de regels voor de verantwoording van Baten- en Lastendiensten.

13

Waarom is het programmabureau «IND bij de Tijd» opgeheven? Betekent dit dat het doel van dit bureau bereikt is?

Het programmabureau richtte zich vooral op de vormgeving van de structurele vernieuwing; de verdere implementatie is een taak voor de staande organisatie en het programma INDIGO. Eind 2008 zijn de taken van het Programmabureau «IND bij de Tijd» daarom overgedragen aan de staande organisatie en aan het programma INDIGO.

Wij constateren dat het programma cruciaal is geweest voor het vormgeven aan een beter functionerende IND.

14

Hoeveel bezwaarschriften zijn er in 2009 ingediend?

Deze informatie was ten tijde van ons onderzoek nog niet beschikbaar. Voor het onderzoek maakten wij gebruik van (interne)deelrapportages van de IND over de kwaliteit van beslissingen en de informatievoorziening.

Uit de jaarcijfers over 2009, die inmiddels bekend zijn, blijkt dat de IND 12.500 bezwaarschriften MVV en VVR heeft ontvangen en 4.900 bezwaarschriften visum.

15

Hoeveel bezwaarschriften hebben alsnog geleid tot een positieve beslissing?

Ten tijde van ons onderzoek was geen informatie beschikbaar over hoeveel bezwaarschriften alsnog hebben geleid tot een positieve beslissing.

16

Waarom wordt de tijdsoverschrijding niet meer in weken bijgehouden nu dat een beter beeld geeft van de behandelduur?

In 2009 is overgeschakeld van een systeem waarin gemiddelde doorlooptijden werden geregistreerd naar een systeem waarin wordt aangegeven welk percentage binnen de wettelijke termijn wordt afgedaan. Omdat informatie in het verleden beperkt was tot de gemiddelde doorlooptijd, ontbrak inzicht in het aantal aanvragen dat binnen de wettelijke termijn werd afgehandeld en in de mate waarin de wettelijke termijn werd overschreden. Het nieuwe systeem biedt een beter inzicht in de tijdige afdoening van aanvragen of bezwaarschriften.

17

Is het aantal bezwaarschriften ten opzichte van 2004 procentueel toegenomen en kan dit te maken hebben met een toenemende onzorgvuldigheid als gevolg van toenemende tijdsdruk?

Het percentage afgewezen aanvragen waar tegen een bezwaarschrift is ingediend is afgenomen ten opzichte van 2004. Deze afname is het gevolg van toegenomen kennis en zorgvuldigheid bij de afhandeling van aanvragen.

18

Wat is de oorzaak van het feit dat nu juist de beslistermijnen ten aanzien van bezwaarschriften niet worden gehaald? Kan men stellen dat het beslissingstraject van de IND in het algemeen niet is ingekort, maar dat de wachttijd is verplaatst naar de bezwaarfase?

De IND heeft voorrang gegeven aan de tijdige afhandeling van aanvragen in eerste aanleg. In de laatste maanden van 2009 is prioriteit gegeven aan de tijdige afhandeling in de bezwaarfase. Men kan op basis hiervan niet stellen dat het beslissingstraject van de IND in het algemeen niet is ingekort en de wachttijd is verplaatst naar de bezwaarfase. Het aantal af te handelen initiële aanvragen is immers veel groter dan het aantal te behandelen bezwaarschriften. Ook is een initiële afdoening niet goed te vergelijken met het behandelen van een bezwaarschrift, omdat de te behandelen vraag zich daarbij toespitst op het element waartegen bezwaar is ingediend.

19

Wordt de wet dwangsom en beroep actief door de IND onder de aandacht gebracht van aanvragers en zo ja op welke wijze?

Hier hebben wij geen onderzoek naar gedaan.

20

Waarom wordt de beslistermijn op bezwaar verlengd tot 19 weken en welke gevolgen heeft dit voor bijvoorbeeld de eisen die aan documenten worden gesteld met betrekking tot geldigheidsduur (datum afgifte en legalisatie)?

In de praktijk is gebleken dat voor de behandeling van een bezwaarschrift een beslistermijn van negentien weken haalbaar is. Omdat het wetsontwerp nog in behandeling is en ons onderzoek gericht was op de realisatie van de in 2005 toegezegde verbeteringen, hebben wij geen onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen van de verlengde bezwaartermijn voor de geldigheidsduur.

21

Hoe is het mogelijk dat er geen dwangsommen zijn betaald ondanks dat van 597 dossiers de wettelijke behandel- of bezwaartermijn was overschreden?

Een dwangsom is verschuldigd indien de betrokkene een ingebrekestelling heeft ingediend en de IND daarop onvoldoende reageert.

22

Zijn alle relevante partijen/organisaties partner in het besturingsmodel dat het Ministerie van Justitie samen met de ketenpartners ontwikkelde? Zo nee, welke niet en waarom niet?

In het besturingsmodel zijn zes partijen betrokken waarmee een besturingsrelatie bestaat: de IND, de Dienst Terugkeer en vertrek (DT&V), het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA), de Dienst Zeehavenpolitie van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de (vreemdelingen)politie.

Dit zijn de primaire ketenpartners van de IND.

Verder zijn er afstemmingsafspraken met het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZK), het Openbaar ministerie (OM), de Raad voor de Rechtspraak, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), diverse gemeenten, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Met de invoering van «Modern Migratiebeleid» komen afspraken tot stand met organisaties als het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), de Informatie Beheer Groep (IBG), de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), de Belastingdienst en de Uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen (UWV). Daarnaast kunnen nog andere organisaties bij de toelating of het verblijf van vreemdelingen betrokken zijn. Belangrijke partners waar nog nadere afspraken mee moeten worden gemaakt in het kader van «Modern Migratiebeleid» zijn werkgevers van kennismigranten en opleidingsinstituten die buitenlandse studenten uitnodigen.

23

Waarom hebben de niet-justitiële ketenpartners nog geen analyse gemaakt van specifieke risico's in de keten? Mag hier uit afgeleid worden dat deze partners minder verantwoordelijkheid/betrokkenheid voelen ten aanzien van het functioneren van de keten als geheel?

Van de zes ketenpartners van het Ministerie van Justitie hadden de Zeehavenpolitie, de (vreemdelingen)politie en de KMar nog geen analyse gemaakt van specifieke risico’s. Wat de reden hiervoor is, hebben wij niet onderzocht.

24

Betekent het feit dat de IND samenwerking en sturing van de keten als één van de grootste risico's ziet voor zijn functioneren, dat de IND dit als een externe factor beschouwt? Zo ja, hoe komt dit en door wie zou de sturing volgens de IND tot stand moeten worden gebracht?

De IND is voor de samenwerking afhankelijk van andere partners bij wie uitvoering van het vreemdelingenbeleid één van de taken is. Continue aandacht voor samenwerking is dus van belang.

Bij het Ministerie van Justitie is het directoraat-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DGWIAV) belast met de ontwikkeling van het sturen van de keten en het bevorderen van de samenwerking tussen de ketenpartners. DGWIAV heeft echter geen directe aansturingsrelatie met alle ketenpartners.

25

Kan de Algemene Rekenkamer iets zeggen over de effectiviteit van de landelijke stuurgroep Chinezen, waarin alle betrokken ketenpartners waren vertegenwoordigd? Is dit een werkwijze die voor herhaling vatbaar is?

In de terugblik is de wijze waarop de ketenpartners reageerden op de plotselinge komst van een grote groep Chinezen die asiel vroeg vermeld als voorbeeld van een goede samenwerking in de keten. Het is ook een illustratie van het incidentmanagement van de IND. Omdat ons onderzoek zich beperkt tot aanvragen voor regulier verblijf, hebben wij de effectiviteit van de landelijke stuurgroep Chinezen niet nader onderzocht.

26

Waarom is de rapportage over het verloop en de afronding van de implementatie van het besturingsmodel nog niet naar de Kamer gezonden en wanneer zal dit alsnog gebeuren?

De minister heeft in zijn reactie op de terugblik aangegeven dat hij de Tweede Kamer halverwege 2010, als het besturingsmodel is ingevoerd, zal informeren over de samenwerking op verschillende niveaus en in verschillende vormen in de vreemdelingenketen. Eerder was de samenwerking nog niet afdoende concreet uitgewerkt.

27

Samenwerking tussen de ketenpartners heeft nog nauwelijks aandacht in de formele afspraken die het Ministerie van Justitie met de diverse ketenpartners maakt. Wat is hiervan de oorzaak volgens de Algemene Rekenkamer en hoe beoordeelt de zij het feit dat de regering dit beeld niet onderschrijft?

Het Ministerie van Justitie heeft convenanten gesloten en afspraken op hoofdlijnen gemaakt met een aantal ketenpartners. We stelden in ons onderzoek vast dat de IND en DT&V in hun jaarplannen nauwelijks aandacht besteden aan samenwerking met de ketenpartners en dat het onderwerp ook niet in de kaderstukken van de KMar en Zeehavenpolitie voorkomt.

In de praktijk wordt regelmatig over samenwerking tussen de ketenpartners gesproken. Deze overleggen leiden echter veelal niet tot SMART-C geformuleerde en uitgewerkte afspraken, waardoor bijvoorbeeld niet goed is te toetsen of de gemaakte afspraken ook toereikend worden nageleefd.

We stellen vast dat er de laatste tijd, na een herinrichting van taken in de directie Migratiebeleid binnen het DGWIAV van het ministerie, meer aandacht is voor de beheersing van de processen en het toezicht op een goed verloop daarvan binnen de eigen organisatie en de door het ministerie gefinancierde organisaties. DGWIAV dient nog wel goede afspraken met de andere in de keten betrokken organisaties te maken over hun bijdrage aan een goed verloop van het proces binnen de keten

Dit betekent overigens niet dat de minister ten opzichte van 2004 geen belangrijke verbeteringen zou hebben gerealiseerd. Wel zijn wij van mening dat het verder concretiseren van afspraken en het verbeteren van de informatievoorziening over de realisatie daarvan de keten verder kan versterken.

28

Wat wordt verstaan onder een «activity based» bekostigingsmethode zoals wordt voorgesteld door Ernst & Young? Wat vindt de Algemene Rekenkamer van deze aanbeveling?

In het huidige kostprijsmodel van de IND worden de kosten aan de hand van verdeelsleutels toegerekend aan de hoofdprocessen asiel, regulier en naturalisatie. De verdeelsleutels zijn gebaseerd op directe uren.

Het nieuwe kostprijsmodel is gebaseerd op processen en daarvoor verrichte activiteiten (activity based). Als activiteiten die moeten worden verricht voor een werkzaamheid veranderen, leidt dit meteen tot een wijziging van de kostprijs van het product. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op wijzigingen in de productie.

Wij zijn van mening dat kostprijzen zo goed mogelijk moeten aansluiten op de realiteit en onderschrijven de uitgangspunten die aan deze bekostigingsmethode ten grondslag liggen.

29

In 2011 moet de IND, volgens afspraken met het Ministerie van Financiën, het financiële tekort hebben teruggedrongen. De IND becijfert dat besparingen uit het programma INDIGO moeten komen, maar dit zal naar verwachting nog niet in 2011 geëffectueerd zijn. Is het juist te stellen dat de afspraak met het Ministerie van Financiën niet waargemaakt kan worden? Zo ja, welke consequenties heeft de minister van Financiën hier aan verbonden?

In het voorjaar van 2009 is een afspraak gemaakt met de ministers van Financiën en van Justitie over het oplossen van de meerjarige financiële positie van de IND. Afgesproken is dat de IND maatregelen treft, waarmee op termijn compensatie wordt gegeven voor de eerdere overschrijdingen. Het gaat hierbij om een mix van kostenbesparingen bij de IND, specifieke compensatie en verhoging van de legestarieven. De meerjarige besparingen vanuit het programma «IND bij de Tijd» maken daar onderdeel van uit. De weerslag van deze maatregelen zijn opgenomen en toegelicht in de Rijksbegroting 2010. In de begroting is aangegeven dat over 2009 en 2010 nog sprake is van een negatief saldo van € 37 miljoen respectievelijk € 3 miljoen, maar dat het saldo vanaf 2011 positief zal zijn.

30

Kan inzicht worden geven in de berekeningen van de IND waaruit moet blijken dat het programma INDIGO een besparing van € 45 miljoen zal opleveren?

Wij hebben de besparingen die de IND met behulp van INDIGO verwacht te realiseren niet nagerekend omdat dit buiten de reikwijdte van het onderzoek viel. De IND heeft aangegeven dat de besparingen op zullen lopen van € 15 miljoen in 2010, naar € 32,5 miljoen in 2011, € 40 miljoen in 2012 tot € 45 miljoen in 2013.

31

Onderschrijft de Algemene Rekenkamer de verwachting van de regering dat de invoering van INDIGO een besparing van € 45 mln. op zal leveren? Kunt u dit toelichten?

Wij hebben de verwachte besparing niet gecontroleerd. Wel zijn wij van mening dat, wanneer de IND INDIGO tijdig en succesvol zou invoeren, processen voor een groter deel geautomatiseerd verlopen, waardoor de IND op personeel kan besparen.

32

Kan de Algemene Rekenkamer een inschatting geven van de mate waarin het gebrek aan signalering en voorkoming van fraude binnen de IND in de praktijk daadwerkelijk tot fraude leidt?

Wij kunnen een dergelijke inschatting niet geven. In de terugblik beschrijven we welke maatregelen de IND neemt om fraude te voorkomen. De IND zelf geeft in zijn rapport De IND belicht, jaarresultaten 2009 aan dat in 2009 één op de acht ontvangen documenten vals of vervalst bleek, tegenover één op de tien documenten in 2008.

33

Zal het eerste deeltraject van INDIGO op 15 april 2010 volledig zijn opgeleverd?

Het eerste deeltraject bevindt zich in een testfase. Volledige implementatie is voorzien tegen het einde van 2011. Welk deel per 15 april 2010 was gerealiseerd is ons niet bekend.

34

Er wordt gesteld dat extra aandacht nodig is voor het proces van documenteren en de sturing en control zoals dat via INDIGO plaats moet vinden. Wat zijn de huidige risico's/tekortkomingen die aanleiding geven tot extra aandacht?

Wij baseren ons op second opinions van een extern bureau (zie ook het antwoord op vraag 7). De werkwijze is zo dat genomen besluiten kunnen worden aangepast naar aanleiding van nieuwe inzichten. Er is een achterstand in het vastleggen van die aangepaste besluiten, waardoor er geen document is met een actueel overzicht van de geldende besluiten. Dit geeft risico’s voor de samenhang, afstemming, consistentie, effectiviteit en de transparantie over de voortgang, en daarmee voor het sturend vermogen van de opdrachtgever.

Het externe bureau geeft in de laatste second opinionaan dat de sturing en beheersing via INDIGO vooral op productiegerelateerde onderdelen is gericht en vraagt aandacht voor kwaliteit, gebruikerstesten, integraliteit, beveiliging, performance en continuïteit.

35

Hoe flexibel is het systeem INDIGO voor het inpassen van beleidswijzigingen?

Het systeem INDIGO is nog in ontwikkeling; wij kunnen nog niet vaststellen hoe flexibel het is.

36

Kan de Algemene Rekenkamer iets zeggen over de effectiviteit van het Project Fraude van de IND, dat in 2006 is afgerond?

Met het project Fraude is meer systematische en structurele aandacht voor het onderwerp gekomen. Zoals we op pagina 25 van ons rapport aangeven, kunnen wij de effectiviteit van de genomen maatregelen niet vaststellen omdat hierover geen gestructureerde informatie beschikbaar is. Er is slechts informatie beschikbaar over individuele acties en activiteiten. Deze informatie biedt een onvoldoende basis om een oordeel te geven over de effectiviteit van het project Fraude als geheel.

37

Welke verbeteringen zijn er mogelijk met betrekking tot de kwaliteit van het werk (processen regulier sociaal en regulier economisch)?

Centraal in ons terugblikonderzoek stond de opvolging en het effect van de aanbevelingen die wij in 2005 deden. Wij zien nog verbeterpunten. De behandeltermijn van bezwaarschriften kan nog worden verkort, en afspraken met diverse ketenpartners dienen te worden uitgewerkt. Daarnaast zien we risico’s voor de kostendekkendheid en de invoering van INDIGO.

De IND heeft het laatste jaar overigens extra aandacht besteed aan het opleiden van medewerkers om het aantal bezwaar- en beroepschriften te verminderen.

38

Hoe lang is het systeem Basisvoorziening Vreemdelingen al operationeel en hoe kan het dat de IND de gegevens uit dit systeem niet systematisch en structureel kan verwerken?

De Basisvoorziening Vreemdelingen is sinds eind 2003/begin 2004 operationeel. Grote aantallen gegevens komen als geautomatiseerd bericht binnen bij de IND. De IND is nog niet toegerust voor een systematische en efficiënte berichtenverwerking. Het gaat bijvoorbeeld om adreswijzigingen en mutaties in de burgerlijke stand. De verwachting is dat met INDIGO deze berichtenverwerking wel mogelijk is.

39

Kan de Algemene Rekenkamer nader ingaan op de uitspraak dat scholing van medewerkers bij de IND over artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens heeft geleid tot een daling van het aantal intrekkingen van beroepen door de IND? Hoe komt dit en wat waren de exacte cijfers?

Het is ons niet bekend in welke mate de betreffende scholing tot een daling van het aantal intrekkingen van beroepen door de IND heeft geleid.

40

Acht de Algemene Rekenkamer het voorgenomen beleid van de minister afdoende om de kans dat visa ten onrechte worden verstrekt te verkleinen? Zo ja, waarom, zo nee waarom niet?

De effectiviteit van het voorgenomen beleid van de minister kunnen wij niet op voorhand aangeven. Wel ligt het in de rede dat door een beter gebruik van geautomatiseerde toetsingsmogelijkheden en het traject systematisch handhaven in het kader van «Modern Migratiebeleid», het risico op het ten onrechte afgeven van een visum of onterechte verlenging daarvan kleiner wordt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), Ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature, CDA.

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Vacature, PvdA (), Kant, A.C. (SP), Vacature, CDA (), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Albayrak, N. (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL) en Mastwijk, J.J. (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Wit, J.M.A.M. de (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Ondervoorzitter, Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Voorzitter, Çörüz, C. (CDA), Joldersma, F. (CDA), Gerkens, A.M.V. (SP), Haersma Buma, S. van (CDA), Velzen, K. van (SP), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Krom, P. de (VVD), Azough, N. (GL), Timmer, A.J. (PvdA), Griffith, L.J. (VVD), Teeven, F. (VVD), Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Roon, R. de (PVV), Roemer, E.G.M. (SP), Pechtold, A. (D66), Heerts, A.J.M. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Anker, E.W. (CU) en Vacature, PvdA.

Plv.leden: Langkamp, M.C. (SP), Vlies, B.J. van der (SGP), Besselink, M. (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Jager, H. (CDA), Jonker, C.W.A. (CDA), Leijten, R.M. (SP), Sterk, W.R.C. (CDA), Ulenbelt, P. (SP), Vries, J.M. de (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Gent, W. van (GL), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Miltenburg, A. van (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Fritsma, S.R. (PVV), Karabulut, S. (SP), Koşer Kaya, F. (D66), Yücel, K (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bouchibti, S. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Slob, A. (CU) en Spekman, J.L. (PvdA).

Naar boven