30 234
Toekomstig sportbeleid

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2006

Bij brief van 14 februari 2006, kenmerk 06-VWS-B-018 heeft u mij verzocht u te informeren over de voortgang van de uitvoering van de nota «Tijd voor Sport, Bewegen, Meedoen, Presteren» (30 234) en daarbij onder andere in te gaan op de financiering van de daarin geformuleerde voornemens in relatie tot ontwikkelingen ten aanzien van de inzet van lotto- en totogelden.

Met referte aan uw brief van 16 maart 2006, kenmerk 06-VWS-B026, ga ik hierbij tevens kort in op de stand van zaken van de door de Kamer op 22 november 2005 ingediende moties over het sportbeleid.

Proces totstandkoming Sportprogramma

Zoals ik heb vermeld bij het notaoverleg op 14 november 2005, is de uitvoering van de nota «Tijd voor Sport» voortvarend ter hand genomen. De nota is breed verspreid onder sportorganisaties, gemeenten en andere betrokken partijen en heeft veel positieve reacties opgeleverd. Uit die reacties bleek onder meer dat de betrokkenen graag partner willen zijn bij de uitvoering van de voornemens uit de nota.

Momenteel wordt met betrokken partners nader overleg gevoerd over de uitvoering van de voornemens, de mogelijke rolverdeling en noodzakelijke samenwerking. Dit gebeurt onder andere in de vorm van thematische bijeenkomsten waarbij meer partijen samen om de tafel worden gevraagd. Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd, onder meer over de vernieuwing van het lokale sportaanbod, het programma Meedoen allochtone jeugd door sport, het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, talentontwikkeling en topcoaches. Mede op basis van deze bijeenkomsten zal ik een nadere keuze maken omtrent de vraag met welke partners welke voornemens zullen worden uitgevoerd en hoe deze afspraken het beste kunnen worden vormgegeven. De uitkomsten hiervan zullen worden neergelegd in het Sportprogramma 2006–2010 dat ik u begin juni 2006 zal toesturen.

Als voorbeeld van deze werkwijze noem ik het programma Meedoen allochtone jeugd door sport. Ten aanzien van de concretisering van dit dossier is door mij, in samenwerking met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, een eerste belangrijke stap gezet met de ondertekening van de overeenkomst met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de Koninklijke Nederlandse Baseball & Softball Bond (KNBSB), de Judo Bond Nederland (JBN), de Koninklijke Nederlandse Krachtsport en Fitnessfederatie (KNKF) en de vier grote gemeenten op 22 februari 2006. Ik heb u daarover inmiddels per brief geïnformeerd.

Ik ben verheugd met de medewerking van deze partners bij de uitvoering van dit prioritaire programma en heb er alle vertrouwen in dat hiermee een belangrijke invulling zal worden gegeven aan de voornemens op dit gebied.

Stand van zaken uitvoering moties

De door de Kamer op 22 november 2005 aangenomen moties worden bij de uitwerking van de voornemens betrokken. Dat geldt ook voor de motie-Verhagen (incidentele toevoeging van € 10 miljoen voor multifunctionele accommodaties voor school en sport) en de motie-Van Aartsen (incidentele toevoeging van € 10 miljoen voor topsportfaciliteiten ten behoeve van voorbereiding op de Olympische spelen 2008) die zijn ingediend tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.

De motie-Verhagen wordt uitgevoerd via een gezamenlijke regeling met OCW in het kader van de beschikbare € 36 miljoen incidentele kwaliteitsimpuls voor brede scholen. Deze gezamenlijke impuls beoogt de huisvesting van brede scholen en sportaccommodaties beter geschikt te maken voor multifunctioneel gebruik (onderwijs, opvang, sport, cultuur, wijkvoorzieningen). Hierdoor wordt tevens een impuls gegeven aan de Alliantie School en Sport en wordt tegemoetgekomen aan de motie-Atsma (30 300, nr. 74) alsmede (deels) een invulling gegeven aan het amendement-Van der Sande/Verbeet (30 300, nr. 93) inzake naschoolse activiteiten en sport.

Over de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Aartsen is door mij overleg gevoerd met NOC*NSF. In overleg met de sportbonden heeft NOC*NSF een voorstel ingediend waarbij met name de sporttechnische wedstrijd- en trainingsprogramma’s in de aanloop naar de Olympische en Paralympische Spelen in Beijing worden versterkt. Met dat voorstel ben ik akkoord gegaan.

Ook de uitvoering van het bovengenoemde amendement-Van der Sande/Verbeet inzake naschoolse activiteiten en sport heeft mijn volle aandacht. Vanuit het sportbeleid is aansluiting gezocht bij de uitvoering van de motie-Van Aartsen/Bos inzake naschoolse opvang. Oogmerk is om daarbij een impuls te geven aan sportactiviteiten, en wel zodanig dat hierdoor voor de jeugd en hun ouders sluitende dagarrangementen ontstaan. Samenwerking tussen onderwijs, naschoolse opvang en lokale sportaanbieders is daarvoor een vereiste. Dit zal worden gestimuleerd door hiervoor een landelijk actieplan op te stellen en door bestaande maatregelen en nieuwe programma’s die zich richten op het lokale niveau hiervoor geschikt te maken. Zo is de BOS-regeling (buurt, onderwijs, sport) met dit oogmerk aangepast, zal de uitvoering van de motie-Verhagen (multifunctionele accommodaties) nadrukkelijk ook voor de combinatie van sport, onderwijs en naschoolse opvang worden benut en zijn naschoolse activiteiten als randvoorwaarde meegegeven aan het programma Meedoen allochtone jeugd door sport.

Over de uitvoering van de motie-Atsma (30 300, nr. 72) inzake een herkenbaar antidoping-beleid voor sportscholen en fitnesscentra merk ik op dat inmiddels overleg heeft plaats-gevonden met het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) en met Fit!Vak over de vraag op welke wijze het antidopingbeleid kan worden aangescherpt middels gerichte voorlichting over de gezondheidsrisico’s. Met de branche zal verder overleg worden gevoerd om op dit punt tot zelfregulering te komen, bijvoorbeeld door de (her)invoering van een keurmerk voor gezonde sportscholen. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan mogelijke sancties die vanuit de branche in dit kader kunnen worden opgelegd.

De motie-Van der Sande/Verbeet (30 300, nr. 77) betreft de verdergaande professionali-sering van sportverenigingen. Het is niet mijn bedoeling om bij sportverenigingen professioneel kader aan te stellen in de vorm van verenigingsmanagers. Wel zal bij een aantal programma’s, als een van de mogelijke instrumenten, gebruik gemaakt kunnen worden van verenigingsondersteuners die sportverenigingen op eigen verzoek tijdelijk kunnen bijstaan, bijvoorbeeld bij het opstellen en uitvoeren van plannen om nieuwe doelgroepen te bereiken.

De motie-Verbeet (30 300, nr. 81) vraagt om ondersteuning bij de verdere ontwikkeling van jeugdsportfondsen. Zoals ik in het notaoverleg al heb aangegeven, ligt het niet in mijn bedoeling bestaande lokale jeugdsportfondsen te subsidiëren. Dat is een lokale verantwoordelijkheid. Wel ben ik bereid de ontwikkeling van dergelijke fondsen in facilitaire zin te steunen door een bijdrage aan de «Back-office» op landelijk niveau. Op dit moment vindt met betrokkenen overleg plaats over de uitvoering hiervan.

De motie-Van der Sande (30 300, nr. 82) betreft fiscale maatregelen die de sport ondersteunen. Daarover vindt thans nog overleg plaats met het ministerie van Financiën.

Op korte termijn zal ik de Kamer per separate brief nader informeren.

Over de motie-Verbeet (30 300, nr. 99) inzake het structureel maken van de regeling voor het bevorderen van het zwemmen vindt nog overleg plaats met het ministerie van OCW.

Ik zal hier in een later stadium op terugkomen.

Financiering

Over de financiering van de voornemens uit de nota «Tijd voor Sport» zal ik u nader informeren in het komende Sportprogramma 2006–2010.

Over de ontwikkelingen ten aanzien van de inzet van lottoen totogelden kan ik u meedelen dat ik kennis heb genomen van de brief over de voorgenomen wijziging van de Wet op de Kansspelen die de minister van Justitie eind 2005 heeft toegezonden aan de kansspelvergunninghouders. Samen met mijn collega van Justitie heb ik overleg gevoerd met NOC*NSF, waarbij van de zijde van de sport de nodige zorg is uitgesproken over de hiermee ontstane onzekerheid over de aanwending van de betreffende middelen voor de (georganiseerde) sport. Naar aanleiding hiervan is afgesproken dat, met betrokkenheid van NOC*NSF, de mogelijke gevolgen van een nieuw verdeelsysteem nader zullen worden bezien, mede gelet op de nota «Tijd voor Sport».

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven